Jeruzalem, teken van de eindtijd
…en Jeruzalem zal door de heidenen vertreden worden, totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn.Lukas 21:24b.
Het kan niemand ontgaan. Vrijwel dagelijks is Jeruzalem in het nieuws. Je kunt geen krant opslaan of geen journaal aanzetten of deze stad komt wel ter sprake. Of het nu gaat om weer nieuwe aanslagen door Palestijnse zelfmoordcommando´s of over het besluit van de Israëlische regering een hek dwars door het land te plaatsen, steeds zijn de ogen van de wereld gericht op de stad van de sjaloom, waar de vrede intussen zo ver te zoeken is. Eigenlijk is dat allang zo. In feite is het de laatste halve eeuw schering en inslag geweest. Sinds de terugkeer van de Joden naar het land van de belofte, sedert de oprichting van de staat in 1948 is er geen week voorbij gegaan of Jeruzalem haalde de voorpagina’s. Wonderlijk eigenlijk, zoveel aandacht voor die ene stad en dat ene volk in deze wereld. Een stad, die een speldenknop is vergeleken met wereldsteden als Washington en Moskou. Een land, zo klein als de afdruk van een muizenpootje op de wereldkaart. Een volk, dat nog niet half zo groot is als de bevolking van Nederland. Vanwaar toch al die belangstelling? Zou het toeval zijn? Als u het vraagt aan een vrome Jood, zal hij driftig met zijn hoofd schudden. Toeval? Hoe komt u erbij? Die interesse heeft alles te maken met het feit dat Jeruzalem de stad van God is en dat wij het volk van God zijn. Jeruzalem en het joodse volk horen onlosmakelijk bij elkaar. Het is de stad waar de tempel gestaan heeft, de plaats die God heeft uitverkoren om onder ons te wonen. Uitverkoren, dat is inderdaad het enig goede woord als het gaat om het bijzondere van Jeruzalem. En waarom eigenlijk? Waarom heeft God uitgerekend deze stad uitgekozen om zijn Naam daar te doen wonen en niet ergens anders? Ooit las ik een joods verhaal dat me bij bleef. Vroeger, heel lang geleden was de tempelberg in het bezit van twee broers. De ene broer had een vrouw en kinderen. De ander was alleen. Ze woonden in één huis, gelukkig en tevreden met wat ze van hun vader hadden geërfd. Samen bewerkten ze de akkers in de hete zon. Toen kwam de oogsttijd. De twee broers bonden de schoven bijeen en brachten ze naar de dorsvloer. Ze verdeelden de opbrengst eerlijk onder elkaar. Ieder kreeg evenveel. In die nacht lag de ene broer, die geen gezin had te woelen in zijn bed en dacht: Ik ben maar alleen, mijn broer heeft vrouw en kinderen. Waarom zou mijn deel net zo groot moeten zijn als dat van mijn broer? Hij stond op, ging zachtjes naar de dorsvloer, nam een deel van de oogst en legde dat bij de stapel van zijn broer. In diezelfde nacht zei de andere broer tegen zijn vrouw: Het is niet goed dat wij de oogst in twee gelijke delen hebben verdeeld. Mijn broer is ten slotte alleen en de enige vreugde die hij kent, is de blijdschap vanwege de oogst van ons land. Laten we samen naar de dorsvoer gaan en ongemerkt iets van onze stapel bij die van hem leggen. De volgende ochtend gingen de broers naar de dorsvloer en waren verbaasd dat de stapels nog steeds even groot waren. Ze besloten allebei om te onderzoeken hoe dat kon. Toen het weer nacht was, gingen ze opnieuw naar de dorsvloer. Daar kwamen ze elkaar tegen, met de schoven bestemd voor de ander in hun armen. Zo was het geheim opgehelderd. De broers vielen elkaar om de hals en kusten elkaar. De Eeuwige keek met verheuging naar de dorsvloer waar de broers hun onderlinge liefde tot uitdrukking hadden gebracht. Daarom besloot God dat op deze plaats de Tempel, het symbool van zijn heilige aanwezigheid gebouwd moest worden. Een schitterend verhaal, maar of het zo gegaan is, valt te betwijfelen. God heeft Jeruzalem niet uitgekozen omdat de stad mooier zou zijn dan andere steden, of omdat het joodse volk beter, hoogstaander zou zijn dan andere volken. Als God kiest, dan kiest Hij met zijn hart. Menselijke kwaliteiten of capaciteiten geven daarbij niet de doorslag. Gods keuze is vrij en soeverein. In 2 Kronieken 6:5, 6 lezen we: ‘Van die dag af, zegt God, dat Ik mijn volk uit Egypteland heb uitgevoerd, heb Ik geen stad verkoren uit alle stammen van Israël, om een huis te bouwen, dat mijn Naam daar zou wezen; en geen man verkoren om een voorganger te zijn over mijn volk Israël. Maar ik heb Jeruzalem verkoren, dat mijn Naam daar zou wezen; en Ik heb David verkoren, dat hij over mijn volk Israël wezen zou’. Dat maakt Jeruzalem tot wat ze is. Een heilige stad! Niet omdat haar bewoners zo heilig zijn, maar omdat God haar heeft afgezonderd, bestemd voor zijn heilrijke bedoelingen. Daarom konden de Joden haar onmogelijk vergeten, ook niet in al die eeuwen dat ze van Jeruzalem verbannen waren, verstrooid onder alle volken van de aarde. Daarom hebben ze het ieder jaar met Pasen tegen elkaar gezegd: Volgend jaar in Jeruzalem. En daarom hebben ze dag in dag uit gebeden in hun Achttiengebed, ‘s morgens, ‘s middags en ‘s avonds, met de gezichten naar Jeruzalem: U zult in erbarmen terugkeren naar Jeruzalem, uw stad en U zult weer in haar wonen zoals U beloofd hebt, gezegend bent U Heere, die Jeruzalem bouwt. En toen in 1948 de staat Israël gesticht werd, toen vele duizenden Joden terugkeerden naar het land van de belofte, hebben ze de Eeuwige gedankt voor zijn ingrijpen. Overweldigend was de vreugde toen in 1967 de Klaagmuur weer in joodse handen kwam, zodat ze weer konden bidden bij de meest heilige plek in Jeruzalem. De Klaagmuur, het laatste overblijfsel van de tempel. En elke week wordt sindsdien in de synagoge de Eeuwige geprezen om zijn machtige daden: ‘Het begin van het ontluiken van de verlossing’. Zo zien de religieuze Joden dat. Zo kijkt men in Israël aan tegen alles wat er rond Jeruzalem gebeurt. Herkennen wij het? Gaat ons hart ook sneller kloppen als we lezen en horen over de heilige stad? Heeft Jeruzalem en heeft het joodse volk ook voor ons alles te maken met de hand van God, met zijn trouw en met zijn ingrijpen? Of zijn wij geneigd de schouders op te halen? Het interesseert ons niet echt en we denken: wat daar in Jeruzalem gebeurt, raakt me niet meer dan wat er in New York of in Peking plaatsvindt. Israël is voor mij geen ander land dan alle andere landen. Met mijn geloof heeft het in ieder geval allemaal niets uit te staan. Wat betekent Jeruzalem vandaag voor ons en hoe kijken wij aan tegen de toekomst van Israël? Dat zijn vragen die ons op de Israëlzondag meer nog dan anders bezig houden. En gelukkig hoeven we niet af te gaan op wat deze ervan zegt of gene ervan vindt. We hebben een betere Gids, die ons de weg wijst. Niemand minder dan de Heere Jezus Zelf neemt ons even apart en vertelt hoe het er met Jeruzalem en met het joodse volk bijstaat, nu en in de toekomst. De Bijbel ligt open bij het indrukwekkende hoofdstuk Lukas 21. Een aangrijpend gedeelte uit het Evangelie, waarin het gaat over de eindtijd, ook wel de kleine Apocalyps genoemd. Het bevat Jezus’ rede over de laatste dingen, die Hij heeft uitgesproken vlak voor zijn lijden en sterven. Staande op de Olijfberg, met het gezicht op de muren van de heilige stad heeft Hij zijn jongeren verteld wat er in de toekomst allemaal te gebeuren staat (vgl. Matth. 24:3). Niet bepaald opwekkende dingen vernemen we. Integendeel, beangstigende voorzeggingen klinken, een duister, dreigend perspectief doemt op. Overweldigende gebeurtenissen zullen gaan plaatsvinden. Gebeurtenissen in de nabije toekomst, gebeurtenissen verder weg in de tijd. Die lijken soms vloeiend in elkaar over te lopen. Processen in de wereld, processen in de kerk, en processen in het leven van Jezus’ volgelingen. Net drie concentrische cirkels zijn het die zich aftekenen in dit gedeelte. Eerst wijst Jezus op de kosmos. Enorme krachten zullen zich ontwikkelen in het heelal, tekenen aan de zon, de maan en de sterren (vs. 25). De kosmos, de wijdste cirkel. Vervolgens noemt de Heiland het wereldgebeuren. Verwoes-tende, allesvernietigende oorlogen; gigantische catastrofen en vreselijke epidemieën zullen er komen (vs. 9-11). De middelste cirkel. En ook in het leven van de gelovigen zal het verre van eenvoudig worden. Vervolging en verdrukking zullen aan de orde van de dag zijn, de christenen worden in de hoek gedrukt, waar de slagen vallen, ze worden achteruit gezet en op allerlei manieren tegengewerkt (12-18). De binnenste, de kleinste cirkel. Is dat de toekomst? Inderdaad, dat is wat Jezus zijn discipelen voorhoudt. Het is eenvoudig niet waar wat sommige politici en wetenschappers ons willen doen geloven. We zijn niet op weg naar een volmaakte wereldorde. We bevinden ons niet in een evolutieproces naar een vreedzame en gelukkige samenleving, een wereld van vrede en gerechtigheid, dankzij menselijke inzichten en inspanningen. Integendeel. Jezus leert ons dat het er in de eindtijd benauwd aan toe gaat. Het hart van de mensen zal bezwijken vanwege de dingen die het aardrijk overkomen. Wat zo verrassend is? Toch vinden we geen spoor van doemdenken in deze rede over de toekomst. Jezus roept ons niet op om met de handen in het haar te gaan zitten. Het omgekeerde is juist het geval. Als die dingen beginnen te gebeuren, zo zegt Hij, hef je hoofden dan omhoog. Wees blij en verheug je, want daardoor weet je dat de verlossing nabij is, de grote en heerlijke dag van mijn rijk aanstaande. De toekomst zal wel moeilijk worden, maar toch hebben de duistere en dreigende machten niet het laatste woord. Het ultieme en beslissende woord is aan Hem die gekomen is en die komen zal. Door een nacht hoe zwart hoe dicht, voert Hij ons naar het eeuwig licht. Die bemoediging wil dit bijbelgedeelte ons meegeven. God is getrouw, Hij zal zijn heilsplan doorzetten, dwars door alles heen. Die machtige troost geldt voor de gemeente van Christus op deze aarde, voor allen die de verschijning van Jezus hebben lief gekregen. Maar die zekerheid gaat allereerst en allermeest het joodse volk aan, die raakt ook en vooral Jeruzalem, de stad die daar vlak voor Jezus en zijn discipelen ligt. Opvallend, hoe vaak Jezus haar naam noemt. Frappant, welk een centrale rol Jeruzalem speelt in deze kleine Apocalyps. Jezus wijst met zijn vinger naar de stad en naar de tempel en zegt tegen zijn jongeren: Jeruzalem zal verwoest worden. Vijandelijke legers zullen tegen haar optrekken. Jullie zullen het nog meemaken en als het gaat gebeuren, weet dan dat de dagen der wraak zijn aangebroken. Dan wordt vervuld wat geschreven is in de Schriften. Jezus denkt terug aan wat door de profeten is voorzegd. Met name Daniël 9 zal Hem door het hoofd gegaan zijn. In dit hoofdstuk wordt gesproken over de zogeheten 70 jaarweken. Na 62 weken zal de Messias uitgeroeid worden, terwijl er niets tegen Hem is. Het volk van een vorst dat komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten (vs. 26). Trouwens, ook in de profetieën van Jesaja komen we de voorzegging tegen dat Jeruzalem ten tijde van de Messias verwoest zal worden. In hoofdstuk 8:14, 15 lezen we de aangrijpende woorden: ‘Dan zal Hij u tot een Heiligdom zijn; maar (ook) tot een steen des aanstoots en tot een rotssteen der struikeling voor de twee huizen van Israël, tot een strik en tot een net voor de inwoners van Jeruzalem. En velen onder hen zullen struikelen en vallen, en verbroken worden, en zullen verstrikt en gevangen worden’. Niet alleen in de christelijke traditie is deze profetie uitgelegd met het oog op de Messiaanse tijd. Ook de Talmoed, het belangrijkste joodse traditiewerk wijst erop dat deze tekst betrekking heeft op de komst van de Messias. De Verlosser zal niet alleen heil brengen, maar tevens een struikelblok betekenen voor het joodse volk (Traktaat Sanhedrin 38a). Met andere woorden: De vreselijke dingen die Jeruzalem zullen treffen, waren dus allang tevoren voorzegd. Ze staan ook niet op zichzelf, maar hebben alles te maken met de ontrouw en ongehoorzaamheid van de bewoners van de stad. Heeft Jezus niet al eerder moeten zeggen: ‘Jeruzalem, Jeruzalem, gij, die de profeten doodt en stenigt, die tot u gezonden zijn, hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, als een hen haar kuikens onder de vleugels vergadert, maar gij hebt niet gewild’ (Luk. 13:34)? Heeft Jezus niet geweend over de stad, omdat Hij de gevolgen van haar onwil en ongeloof voor Zich zag (Luk. 19:41)? Jeruzalem heeft niet willen schuilen achter de ontferming van God die in Jezus vlees en bloed was geworden. Jeruzalem heeft genoeg aan zichzelf, aan haar eigen godsdienstigheid, aan de gerechtigheid die zij meende te kunnen opbouwen met eigen mogelijkheden. Daarom zei Jeruzalem nee tegen haar Messias. Ze wilde niet leven uit genade alleen, uit de grote barmhartigheid die de Eeuwige hen aanbood in Jezus Christus zijn Zoon. Maar kan dat zomaar? Gods genade afwijzen? Zijn liefdesbrief terugsturen? Nee, dat kon toen niet en dat kan vandaag nog niet. God neemt het joodse nee tegen zijn Gezalfde voor honderd procent serieus. God neemt het ongeloof altijd voluit ernstig. Donkere wolken ziet Jezus zich samenpakken boven de heilige stad. Jeruzalem zal veranderen in een puinhoop. De schitterende tempel, het pronkstuk en de trots van Israël wordt straks met de grond gelijk gemaakt. Binnen één generatie, in minder dan 40 jaar gaat het gebeuren, zo voegt de Heiland eraan toe. Dit geslacht zal niet voorbijgaan eer mijn woorden in vervulling gaan (vs. 32). De geschiedenis bewijst hoezeer Jezus de waarheid heeft gesproken. Nauwelijks een generatie later, in het jaar 70 na Christus hebben Romeinse legioenen de stad veroverd en de tempel verwoest. Talloze Joden zijn toen vermoord, honderden kruisen, onafzienbaar lange rijen kruisen werden opgericht op de bergen rondom de heilige stad. Anderen werden weggevoerd in ballingschap. Een diep-donkere periode van verstrooiing brak aan, een tijd van brute vervolging en verdrukking van het joodse volk. Jeruzalem, de heilige stad, vertrapt, vertreden door de heidenen. Aangrijpende, stil makende profetie. Huiveringwekkende vervulling van Jezus’ woorden. Laat niemand van ons er een reden in zien om zich boven het joodse volk te verheffen. Laat geen mens er een verontschuldiging in zoeken voor alles wat de kerk het joodse volk in de afgelopen eeuwen heeft aangedaan. Alsof ooit één paus, één kerkleider, één hervormer, één christen het recht had zijn vinger uit te steken naar Gods oogappel. Ons tekstgedeelte is geen vrijbrief voor zelfvoldaanheid, nog minder een aansporing tot jodenhaat en jodenvervolging. Gods weg met Israël is een verborgenheid, een heilsgeheim dat door niemand mag worden ontrafeld, laat staan aangerand. Als hier voor ons iets te leren valt dan is het wat we Paulus horen zeggen in de Romeinenbrief: Wees niet hooggevoelende, maar vrees (Rom. 11:20). Als God de natuurlijke takken al niet gespaard heeft, hoe moet het dan met ons - heidenen uit de volkenwereld - gaan, als wij niet willen leven uit genade alleen, uit het volbrachte werk van Christus alleen? Als de Eeuwige Israël, het uitverkoren volk niet ontzien heeft vanwege haar ongeloof, hoe zal Hij ons dan sparen als we Jezus verwerpen en blijven verwerpen? Hier wordt ons een spiegel voorgehouden, de spiegel van Gods gericht. Maar is dat alles wat de kleine Apocalyps ons te zeggen heeft? Goddank niet! De spiegel van het gericht is tegelijkertijd een spiegel van Gods trouw. Jezus voegt er immers nog iets aan toe. Jeruzalem zal door de heidenen vertreden worden, totdat... Zullen we een heel dikke streep zetten onder dat woordje ‘totdat’? Blijkbaar is er een grens aan het oordeel over Israël. Kennelijk komt er een einde aan de vertrapping van de heilige stad. Eenmaal is er het moment dat God zegt tegen de heidenen: en nu is het afgelopen, nu blijf je met je handen van Jeruzalem, de stad van mijn verkiezing af. En, zo bindt de Heiland ons op het hart: let daarop! Jezus ziet daar vlak bij Zich een boom staan. Zien jullie die vijgenboom, mijn discipelen? Zoals het met die vijgenboom is, zo zal het ook gaan met Jeruzalem en met Israël. De vijgenboom is in de Bijbel meer dan eens het beeld voor het joodse volk (Hos. 9:10; Luk. 13:6-9; Mark. 11:12-14). Het is een van de weinige bomen in Israël die ‘s winters de bladeren verliest. Kaal en leeg staat hij er dan bij. Doods en verlaten. Maar als de vijgenboom weer uitspruit, weet men dat de zomer in aantocht is. Nee, het is nog niet zover, het kan nog wel even op zich laten wachten, maar lang kan het nu toch niet meer duren. Let op de vijgenboom. Let op Israël en let op Jeruzalem. Daaraan kun je het weten. Als er een einde komt aan de vertrapping van Jeruzalem, staat het te gebeuren. Dan is de beloofde heilstijd, het nieuwe Koninkrijk van Jezus Christus nabij. Er bestaat een oude, wat wonderlijke landkaart. Hij werd gemaakt in de zestiende eeuw. Jeruzalem werd daarop getekend als de navel, als het centrum van de wereld. Daarom heen, als bladen van een bloemkelk, de drie werelddelen Europa, Azië en Afrika. Natuurlijk deugt er niets van zo’n voorstelling van zaken. Puur geografisch gezien is Jeruzalem niet het middelpunt van de wereld. Maar geestelijk gesproken wel! En daarom is het zaak dat wij terdege met Israël bezig zijn en letten op dit teken. Dat is echt geen hobbyisme, geen uit de hand gelopen liefhebberij van sommige enthousiastelingen. Israël is een zaak van ieder christen, die leeft bij de open Bijbel. We kunnen en mogen er niet omheen. Israël is Gods teken aan de wand van de geschiedenis. Jeruzalem is zijn significant signaal van de eindtijd. Waar het op aankomt? Dat wij waakzaam en nuchter zijn, opdat dit teken ons niet ontgaat en de komst van de Zoon des mensen ons niet zal overvallen als een dief in de nacht. Het is net als met de trein. Wie verzuimt om op de vertrektijd te letten of wie staat te dromen op het perron ziet de trein aan zich voorbijgaan. Dan heb je het nakijken. Nu is dat met een trein meestal zo erg niet. Na een poosje wachten komt er wel weer een volgende. Maar met de wederkomst van Jezus ligt dat anders. Van herkansing is geen sprake. Dan valt onherroepelijk het doek. Dat is de geweldige verantwoordelijkheid van het leven in het laatste der dagen. Je leeft maar één keer en je kunt je leven nooit meer overdoen. Pas daarom op dat je niet in slaap valt of in een roes terechtkomt. Laat je niet bedwelmen door alles wat deze wereld je te bieden heeft. Maar let op de tekenen van de eindtijd. Heb vooral erg in de vijgenboom, houdt in het bijzonder Israël in de gaten en Jeruzalem. Jeruzalem zal vertreden worden. Onwillekeurig zie ik nog eens achterom. De feiten dringen zich onweerstaanbaar aan me op. In het jaar 70 werd Jeruzalem verwoest door de Romeinen. Maar daar is het niet bij gebleven. In 638 verovert Kalief Omar de heilige stad en maakt haar tot pelgrimsoord voor de Islam. In 1096 is er de eerste kruistocht onder leiding van Godfried van Bouillon, waarbij Jeruzalem bevrijd wordt van de moslims, maar ook vele Joden een gruwelijke dood vinden. In 1187 verovert Saladin opnieuw de stad en maakt haar tot een islamitisch bolwerk. In 1260 veroveren de Mamelukken uit Egypte de heilige stad om er zo’n 250 jaar te regeren. In 1516 verovert Soleiman de Grote Jeruzalem, herbouwt de muren, metselt de Gouden Poort dicht en luidt de Turkse overheersing in die tot in de 20e eeuw zal duren. In 1917 verovert de Britse generaal Allenby Jeruzalem... Eeuw in, eeuw uit heeft hetzelfde refrein geklonken. Jeruzalem werd bedreigd, bezet, verwoest en vernederd door de heidenen. Ja, totdat! Totdat in de vorige eeuw dat eentonige klaaglied ineens doorbroken werd. Veel ouderen onder ons kunnen het zich nog herinneren. Zij hoorden het nieuws via de radio en lazen het in de krant. De hele wereld hield de adem in. Onvoorstelbaar eigenlijk, te mogen meemaken wat al die generaties voor ons niet hebben gezien of gehoord. Dat wij er getuigen van zijn dat het joodse volk na zoveel eeuwen weer is teruggekeerd naar het land van de belofte. Dat Jeruzalem weer een joodse stad is, met herbouwde muren en dorpsgewijs bewoond, precies zoals beloofd werd door de profeten (Zach. 2:4). Toeval? Geen sprake van. We zeggen het de vrome Joden van harte na: God is aan het werk. De Eeuwige is bezig om zijn beloften aan Israël te vervullen. De vijgenboom begint uit te lopen. Nee, de zomer is er nog niet. Niemand weet wat Jeruzalem allemaal nog te wachten staat eer het werkelijk zover is. Maar één ding staat wel vast. De tijden der heidenen lopen ten einde. Zo zegt Jezus het immers nadrukkelijk. Jeruzalem zal vertrapt worden totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn. Moeilijke uitdrukking is dat, tijden der heidenen. Onwillekeurig doet deze zegswijze denken aan Romeinen 11. Daar vertelt de apostel ons dat als de volheid der heidenen zal zijn ingegaan, heel Israël zal zalig worden (vs. 25, 26). Tijden der heidenen en volheid der heidenen, die twee uitdrukkingen lopen min of meer parallel. De tijden der heidenen omvatten de periode dat de volkeren hun gang kunnen gaan tegen Jeruzalem en Israël. Maar het is tevens de tijdspanne dat de heidenen de ruimte krijgen zich te bekeren. We mogen het zo zien: Als de tijd die God aan de heidenen schenkt voorbij is, als het Evangelie in de heidenwereld is rondgegaan en de gemeente van Christus uit de volkerenwereld haar volheid bereikt heeft, dan breekt er een nieuwe periode voor het joodse volk aan. Dan brengt God zijn heilsplan met Jeruzalem en met Israël tot een goed einde. De Eeuwige gaat Zich dan zichtbaar en zegenrijk tot zijn stad en tot zijn volk wenden. Het overweldigende feit zal plaatsvinden dat heel Jeruzalem en heel Israël behouden zullen worden. Ze zullen Jezus herkennen en erkennen als hun Messias. Dat gebeuren staat Jeruzalem in ieder geval nog te wachten. Machtig perspectief! De wereldgemeenschap zal ervan opkijken, meer nog dan in 1948. Immers, het zal zijn als een leven uit de dood (Rom. 11:15). Zo verrassend, zo tegen alle logica in zal het eraan toegaan. En verder? Wat weten we nog meer? Valt ook aan te geven wanneer het allemaal te gebeuren staat en hoe het zich allemaal gaat voltrekken? Kunnen we nagaan hoe laat het nu is op Gods wereldklok? Sommige christenen menen van wel. Al spreekt Jezus er verder niet over in Lukas 21, toch denken ze het naadje van de kous te weten. Al puzzelend met de profeten proberen ze het scenario van de toekomst nader in te vullen. Stukje bij stukje denken ze te kunnen aangeven hoe het zal gaan met Israël en langs welke weg. Maar dan zijn we verkeerd bezig. De Bijbel is geen puzzelboek. Het Woord van God is ook geen spoorboekje dat nauwkeurig aangeeft, hoe laat de volgende trein vertrekt. Trouwens, heeft Jezus Zelf ons niet gewaarschuwd voor al te grote nieuwsgierigheid? Van dat uur en van die tijd weet niemand, de engelen in de hemel niet en zelfs de Zoon des mensen niet (Matth. 24:36). Daar zijn de tekenen van het komende Koninkrijk niet voor gegeven. Ze zijn er niet om ermee aan het berekenen te slaan, maar om ermee te rekenen. Zodat de gebeurtenissen ons niet overvallen. Onverwachts, onvoorbereid. De signalen van de eindtijd roepen ons telkens weer wakker en stellen ons voor de beslissende vraag of we werkelijk in het geloof staan. Of we Christus kunnen ontmoeten als Hij komt. Als het zover is, als de dingen tot een ontknoping komen, zijn we er dan klaar voor? Eén groot gevaar schuilt voortdurend om de hoek. Wie almaar speculeert over de toekomst van Jeruzalem, vergeet gemakkelijk zijn roeping in het heden. Welke roeping? Mag ik even herinneren aan wat we lezen in Psalm 122: Wel zal het hun gaan die Jeruzalem beminnen. Liefde voor de stad en het volk van Israël, daar gaat het om. Geen onkritische liefde, die alles mooi vindt wat Joden zeggen en doen, geen blinde liefde die bij voorbaat goedkeurt wat er in Israël gebeurt. Ook geen liefde die blijft steken in woorden, maar liefde die tot uiting komt in daden. Daden van barmhartigheid, daden van solidariteit, daden van bemoediging. Waarin die liefde voor Israël het meest gestalte krijgt? In het gebed voor het joodse volk. Zo zegt Psalm 122 het immers ook! Bidt om de vrede, om de sjaloom van Jeruzalem. Ik denk ineens aan de bekende prediker Mc Cheyne uit de negentiende eeuw. Toen Mc Cheyne een reis naar Israël maakte, schreef hij regelmatig naar het thuisfront. En in één van die brieven riep hij zijn gemeente op Psalm 122 voortaan anders te lezen en te zingen. Niet langer alleen maar vergeestelijkend, niet in de eerste plaats met het oog op de kerk, maar allereerst en allermeest met het oog op Israël, Gods eerste en blijvende keus. Mag ik het appèl van deze opwekkingsprediker overnemen? Heb het joodse volk lief! Bidt om de vrede voor Jeruzalem. Om vrede in het politieke spanningsveld hier en nu, vrede tussen Joden en Palestijnen. Om vrede bovenal in Hem die door Jesaja genoemd wordt de Vredevorst, Jezus de Messias. Het gebed is de grootste dienst die wij het joodse volk kunnen bewijzen. Daar zal Israël wel bij varen. En daar zullen wij ook zelf de zegen van ondervinden. Wie Israël vergeet, zaagt de tak door waar hij zelf op zit. Wie Jeruzalem negeert, ontneemt zichzelf het zicht op dit machtige teken van de eindtijd. Maar het omgekeerde is ook waar. Wie Jeruzalem bemint, zal door de God van Israël gezegend worden. Mag ik eindigen met een verhaal uit de joodse traditie, dat ik ooit hoorde. Rabbijnse vertellingen zijn dikwijls veelzeggend en veelbetekenend. Vrij weergegeven gaat het zo. Niet lang na het jaar 70 liepen twee joodse geleerden langs de ruïnes van Jeruzalem. Tot hun verrassing zagen ze een jakhals over het puin springen. Onwillekeurig bleven ze staan en keken elkaar aan. De ene rabbi zei met tranen in de ogen: Dat het zover moest komen met onze stad en met ons volk. De andere knikte instemmend, maar voegde eraan toe: Laten we hierin ook een teken van hoop zien. Dit is wat de Eeuwige gesproken heeft bij monde van de profeet: ‘Van Jeruzalem maak Ik een puinhoop, een plaats waar de jakhalzen huizen (Jer. 9:11). Zou Hij die zijn woord van oordeel ten uitvoer brengt, ook zijn belofte van herstel niet nakomen?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 2003
Theologia Reformata | 142 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 2003
Theologia Reformata | 142 Pagina's