Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET OUDE TESTAMENT IN DISCUSSIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET OUDE TESTAMENT IN DISCUSSIE

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor de gemiddelde bijbellezer, en evenzo voor menig theoloog, ligt het Nieuwe Testament veel dichterbij dan het Oude Testament: in taalkundig, historisch, cultureel en inhoudelijk opzicht. ‘Moeilijk’ is een trefwoord in veel gesprekken over de uitleg en betekenis van het Oude Testament. Wat moeten wij immers aan met die eindeloos gedetailleerde offervoorschriften uit de Thora, wat zeggen ons genealogieën met talloze onbekende namen nog? Hoe om te gaan met teksten uit Ezechiël, Zacharia en Daniël die eerder cryptisch dan apocalyptisch voor ons zijn, of wijsheidsliteratuur waar de raadsels van het leven en het verschil tussen goed en kwaad voor ons gevoel soms erg snel op simplificerende formules worden gebracht? Problematischer nog zijn natuurlijk al die passages die geestelijk en moreel zo moeilijk te verteren zijn. Huiveringwekkende vloekbeden, knapen verslindende berinnen, een niets-en-niemand ontziende ban: een enkele dappere dominee onderneemt soms een poging erover te preken, maar het is wel spitsroeden lopen. Om nog maar te zwijgen over het godsbeeld van het Oude Testament: een God die vurig jaloers is, zich wreekt, berouw heeft, volken vernietigt, etc. Moeite met het Oude Testament dateert niet van vandaag of gisteren. Een lange rij namen zou genoemd kunnen worden, van bewegingen en geleerden die blijk hebben gegeven van een negatieve visie op en selectieve omgang met het Oude Testament, sinds de dagen van Marcion. Binnen het kader van de algemene idee dat het Nieuwe Testament principieel anders is dan het Oude Testament - geestelijker, rijker, zuiverder - zijn vele varianten mogelijk. We horen in de 16e eeuw J. Calvijn in zijn Institutie fulmineren tegen de wederdopers met hun exclusieve accent op het Nieuwe Testament en de innerlijke verlichting door de Geest. Zij stellen, aldus Calvijn, het oudtestamentische Israël gelijk aan een kudde zwijnen, ‘daar ze omtrent dat volk de onzinnige mening uitspreken, dat het door de Here op deze aarde vetgemest is zonder enige hoop op hemelse onsterfelijkheid’. In de 18e eeuw ontkent F. Schleiermacher vrijwel elke theologische relatie tussen het Oude Testament en het Nieuwe Testament, door het eerste op één niveau te plaatsen met heidense geschriften uit de Grieks-Romeinse traditie. Het gaat in het ware geloof om Christus in de relatie tot mijn bewustzijn, zo meent deze grote theoloog, en het Oude Testament speelt daarbij geen rol. In het godsdiensthistorisch en literair- kritisch bijbelonderzoek van de 19e eeuw resulteert de consequente toepassing van historisch-genetische methoden in de evolutionistische reconstructie van een ontwikkeling in het Oude Testament, van de natuurreligie via het hebraïsme en het judaïsme naar het christendom toe. Bij deze opgaande lijn van de ‘Partikularreligion’ naar de ‘Universalreligion’ laat iedere nieuwe fase de voorgaande als verouderd achter zich. Geen wonder dat in het begin van de 20e eeuw iemand als A. von Harnack de handhaving van het Oude Testament als canonieke Schrift typeerde als een signaal van ernstige religieuze en kerkelijke verlamming. De visie van R. Bultmann dat het Oude Testament ‘eine Geschichte des Scheiterns’ bevat, werd gedeeld door tijdgenoten als F. Baumgärtel en F. Hesse, die zelfs nog een stap verder gingen en de mening verdedigden dat het Oude Testament als ‘Dokument einer Fremdreligion’ gezien moet worden. Toch heeft de kerk der eeuwen vanaf het begin vastgehouden aan de waarde en gelding van het Oude Testament als heilige Schrift. Dit geldt niet het minst voor de gereformeerde traditie, die in het spoor van Calvijn het Oude Testament vanuit heilshistorisch perspectief las, waarbij de eenheid van het Oude en Nieuwe Testament verankerd ligt in de voortgaande geschiedenis van het verbond. Veel waardering voor het Oude Testament is er zeker ook in de Nederlandse gereformeerde traditie steeds geweest. Te denken is slechts aan het werk van K.H. Miskotte en A.A. van Ruler, die zelfs gevaar liepen het Oude Testament te overwaarderen. Van de laatste is de mooie uitspraak dat het Oude Testament de grens is rondom de christelijke kerk, die haar vrijwaart voor het heidendom. Tot zover is dit alles aan de lezerskring van Theologia Reformata ook wel bekend. Er is onder ons veel liefde voor het Oude Testament, inclusief zijn ‘moeilijke’ gedeelten. Minder bekend is hoezeer de bijbelwetenschap juist op het terrein van de bestudering van het Oude Testament de laatste decennia een hoge vlucht heeft genomen, waardoor oude vragen opnieuw gesteld en zelfs brandend actueel worden, nieuwe probleemvelden in beeld komen, maar ook nieuwe kansen zich voordoen met het oog op de verdieping van ons inzicht in de Schrift. De schaalvergroting van de oudtestamentische wetenschap is buitengewoon. Een wereldwijd groeiend leger van geleerden, daarbij ondersteund door de mogelijkheden van geautomatiseerd onderzoek, produceert een (over)vloed van wetenschappelijke studies op elk terrein van de bestudering van het Oude Testament. De specialisatie schrijdt al verder voort. Verfijning van onderzoeksmethoden op het terrein van de tekstlinguïstiek, de historische en literaire exegese, het vergelijkende taalonderzoek, de inbreng van gegevens uit de Palestijnse archeologie, de sociologie, de Egyptologie, Assyriologie, Ugaritologie etc. hebben tezamen gezorgd voor een nieuwe situatie in de oudtestamentische wetenschap. Oude hypothesen zijn verlaten of worden bijgesteld en nieuwe gezichtspunten worden onder de loep genomen, waarbij een aantal fundamentele vragen opnieuw aan de orde komen. Het Oude Testament is weer helemaal terug, in het centrum van de discussie. Wat is van dit alles doorgedrongen in de pastorieën en studeerkamers van de meer orthodox-gereformeerde theologen en theologisch geïnteresseerden, die de achterban van Theologia Reformata uitmaken? Het is al vaker opgemerkt, dat het theologisch onderzoek - en in het algemeen de theologische interesse - vanuit deze kring een zekere bloedarmoede vertoont op het punt van de bijbelwetenschap. Zelfs moet onder ogen worden gezien of hier niet een bewuste verdringing plaatsvindt. De vragen die zich op het terrein van deze discipline aandienen, zijn immers zo indringend, en de te verwachten reacties vanuit de kerken op publicaties rondom het voortgaande bijbelonderzoek soms zo heftig. Grosso modo is het wel mijn indruk dat sommige resultaten van het moderne synchrone bijbelonderzoek onder ons aftrek vinden. Niet zonder genoegen zagen gereformeerde theologen dat gaandeweg de tweede helft van de 20e eeuw het historischkritische onderzoek steeds meer in zwaar weer terecht kwam, en met evenveel genoegen verwelkomden zij de nieuwe trend van literaire analyse die zich op de Endgestalt van de tekst richt. De herontdekking van taal en literatuur in de oudtestamentische wetenschap werpt ook onmiskenbaar waardevolle vruchten af. Met studies uit de kring van de Amsterdamse School of met De Bijbel literair kan de dominee die ’s zondags de kansel op gaat ook beter uit de voeten dan met de werken van J. Wellhausen. Dat het diachrone tekstonderzoek en over het algemeen het historische en godsdiensthistorische onderzoek van het Oude Testament echter niet dan tot onze schade veronachtzaamd kunnen worden, wordt hoe langer hoe duidelijker. Juist op dit punt vonden de laatste twee decennia de grootste verschuivingen plaats, die consequenties hebben voor ons verstaan van het Oude Testament, en vervolgens voor de theologische wetenschap in den brede. Dit themanummer over het Oude Testament heeft als doel om de lezer in vogelvlucht bij te praten over de recente ontwikkelingen. We benaderen de zaak vanuit drieërlei gezichtspunt. Het eerste artikel met de titel ‘Het Oude Testament als religieus document’, van de hand van dr. S. Paas, verkent het terrein van de godsdiensthistorische benadering van het Oude Testament. De discipline van de godsdienstgeschiedenis heeft in de gereformeerde theologie zich bepaald niet in een warme belangstelling mogen verheugen, wat gelet op de resultaten ervan in de 19e eeuw ook niet erg verwonderlijk is. Juist de inbreng van de sociologie en archeologie heeft vandaag echter een bloei van de godsdienstgeschiedenis teweeggebracht, die wat Nederland betreft vooral door de theologische faculteit van Utrecht bevorderd wordt. De geleerden zijn van mening dat al duidelijker blijkt hoe de YHWH-verering teruggaat op Kanaänitische wortels, en dat Israëls religiositeit vóór de ballingschap zonder meer een pluraal conglomeraat vormde. De uniciteit van het oudtestamentische geloof is hiermee in het geding. Paas pleit met reden voor de legitimiteit en waarde van het godsdiensthistorisch onderzoek, maar wijst er even terecht op dat het bijbels-theologisch onderzoek niet door godsdiensthistorische vragen gedomineerd mag worden. De tekst in zijn huidige gestalte heeft het laatste woord, niet onze reconstructies van de (godsdienst)historie achter de tekst. Het tweede artikel, met de titel ‘Het Oude Testament als historisch document’, van de hand van drs. K. van Bekkum, brengt ons direct in het brandpunt van de discussie rondom de historiciteit van het Oude Testament, altijd al een ‘hot item’ in de gereformeerde theologie. Een invloedrijke school van oudtestamentici die zich siert met de naam ‘revisionisten’, ook wel de Kopenhager school genoemd, laat van de historiciteit van het Oude Testament weinig meer heel. De bijbelteksten moeten huns inziens niet zozeer als historisch referentieel gelezen worden, maar als ideologisch product. Met deze teksten zouden schrijvers van vér na de ballingschap hun eigen geloofsovertuigingen, gekleed in historisch gewaad, verwoorden. Teksten verwijzen dus niet zozeer naar historische werkelijkheden, maar geven zin aan de menselijke ervaringswereld. Imaginatie en creativiteit regeren de geschiedschrijving. Krachtige steun krijgt deze school van de kant van de moderne archeologie, die in tegenstelling tot wat men vroeger wel dacht of hoopte, op allerlei punten het geschiedbeeld van het Oude Testament níet lijkt te bevestigen. Helder schetst Van Bekkum de ontwikkelingen in het oudtestamentische onderzoek die aan de huidige controverse voorafgingen, waarbij hij apart aandacht geeft aan de uiteindelijk onbevredigende wijze waarop in de Nederlandse gereformeerde theologie met het vraagstuk van de historiciteit is omgegaan. De moderne inzichten confronteert hij met tegenstemmen, om uiteindelijk op zoek te gaan naar een nieuw paradigma. De winst van deze hele discussie ziet hij in een hernieuwde concentratie op het teksteigene van de oudtestamentische geschriften. Het derde artikel, dat ik voorzag van de titel ‘Het Oude Testament als document van openbaring’, moest tenslotte wel terecht komen bij de vraag hoe wij nu in principiële zin verdergaan met het Oude Testament. Dringen de moderne onderzoeksresultaten, waardoor als nooit tevoren zoveel menselijks in het Oude Testament aan het licht is getreden, niet tot de conclusie dat we dit boek niet langer als Woord van God kunnen lezen? Het is na een korte tour d’horizon inderdaad duidelijk dat het spreken over het openbaringskarakter van het Oude Testament, zoals een halve eeuw geleden nog breed bepleit en gepraktiseerd, vandaag door velen achterhaald wordt geacht. Toch zijn er gegronde redenen om het Oude Testament als openbaring van God te blijven zien en lezen, niet alleen omdat de ervaring van de kerk der eeuwen en het getuigenis van het Nieuwe Testament dit zo aanreiken, maar ook omdat allerlei elementen in het Oude Testament in deze richting wijzen. Behalve het zelfgetuigenis van het Oude Testament is hierbij nieuw onderzoek naar de aard en waarde van de oudtestamentische canon van belang, en zeker ook zicht op interne aanwijzingen van meer inhoudelijke aard. De overtuiging van het Oude Testament als Woord van God vormt geen bedreiging van maar juist een stimulans voor een gezond bijbelwetenschappelijk klimaat. Op deze wijze introduceert het drieluik in dit themanummer het moderne onderzoek en de vragen die daardoor op tafel komen, en poogt het tegelijk ook een denkrichting te wijzen, hoe we met dit alles hebben om te gaan. De lezer zal merken dat de scribenten van mening zijn dat de vluchtweg van een reactionaire houding tegenover het nieuwe bijbelwetenschappelijke onderzoek en al helemaal de negatie daarvan, geen uitweg biedt en bovendien onvruchtbaar is. Eerlijke vragen laten zich nu eenmaal niet onderdrukken, mogen in het onderzoek dan ook gesteld worden en niet direct worden afgeschoten als producten van ‘schriftkritiek’, zoals maar al te vaak gebeurt. Het is naar onze mening juist een wenkend perspectief, om vandaag de dag als gereformeerde exegeten vanuit de eerbiedige grondhouding tegenover de Schrift als het gezagvolle en blijvende Woord van God, met kritisch-positieve gebruikmaking van wat het moderne onderzoek aan reële gegevens oplevert, nog des te beter de Schriften te leren lezen naar hun eigen aard en bedoeling – om hiermee de kerk en haar Koning te dienen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2003

Theologia Reformata | 122 Pagina's

HET OUDE TESTAMENT IN DISCUSSIE

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2003

Theologia Reformata | 122 Pagina's