Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geestelijke begeleiding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geestelijke begeleiding

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

H.C. van der Meulen, De pastor als reisgenoot. Pastoraal-theologische gedachten over geestelijke begeleiding, Boekencentrum, Zoetermeer 2004.

In onze dagen is er bijzondere aandacht voor de individuele mens in zijn of haar persoonlijke levensgang. Het leven van de enkeling doet er immers toe. Het persoonlijke leven, de biografische ontwikkeling en de subjectieve beleving worden hoger gewaardeerd dan de sociale inbedding en de collectieve verbanden en structuren. Ook in de praktische theologie heeft zich een wending voltrokken naar de menselijke subjectiviteit (zie bijvoorbeeld Henning Luther, Religion und Alltag, Stuttgart 1992; Wilhelm Gräb, Lebensgeschichten, Lebensentwürfe, Sinndeutungen, Gütersloh 1998).
Naast deze aandacht voor de menselijke subjectiviteit is er vanaf de jaren negentig van de 20e eeuw in toenemende mate belangstelling voor de menselijke spiritualiteit. Ging het daarvóór vooral om het menselijke handelen en om maatschappelijke rechtvaardigheid, sindsdien worden we ons bewust dat er meer is dan macroverbanden en de ethiek van het handelen. De mens heeft ook nog een binnenkant. Die nieuwe waardering richt zich echter niet zozeer op het kerkelijke christendom, maar op de vage vormen van geestelijk leven buiten de gevestigde religieuze instituties. Het gaat om ‘gelebte Religion’, zegt Gräb. Ook is het wel eens aangeduid als “wilde devotie”: een vage religiositeit die zich voordoet in allerlei uiteenlopende situaties, bijvoorbeeld bij stille tochten na een uitbarsting van zinloos geweld of bij rampen die mensen treffen. Mensen zoeken dan bewust naar zin en samenhang in hun leven.

Stromingen in de pastorale zorg

Dr. H.C. van der Meulen, docent pastoraat bij de ambtsopleiding van de Protestantse Kerk in Nederland te Utrecht, heeft zich ertoe gezet om een boek te schrijven over geestelijke begeleiding. De pastor als reisgenoot. Pastoraal-theologische gedachten over geestelijke begeleiding, Zoetermeer: Boekencentrum 2004, 297 blz.
Hij plaatst zijn boek in de context van het huidige leefklimaat. Niet in die zin dat hij meegaat in de mode van het zogenaamde postmoderne denken. Hij blijft ferm en fier gebruik maken van de inzichten uit de openbaringstheologie en laat zich leiden door de Heilige Schrift. Dat laatste, de bijbel, vormt zelfs de rode draad door het boek, omdat hij de geschiedenis van de Emmaüsgangers (in navolging van I. Baumgartner) als leidraad neemt als het gaat om de geestelijke begeleiding van de medemens. Het aardige van het boek is dat Van der Meulen zich in confessioneel opzicht niet van de wijs laat brengen, maar wel het gesprek aangaat met nieuwe inzichten en zich daar tot op zekere hoogte ook door laat gezeggen. De prikkel van die uitdaging brengt hem verder en zo doet hij recht aan de concrete mens van vandaag.
Waar komt de aandacht voor de geestelijke begeleiding vandaan? Zoals ik in de openingszinnen van deze bijdrage al aanduidde, is er nieuwe aandacht voor religiositeit en spiritualiteit. Van der Meulen zet daarbij in en verkent de wereld van de geseculariseerde mens die, zij het op uiteenlopende manieren, toch hunkert naar transcendentie-ervaringen. De pastor die serieus optrekt met mensen, komt dat ook tegen op zijn weg, maar neemt dat dan mee in een “geloofsgesprek coram Deo” (49).
Hier maak ik even pas op de plaats om kort de achtergronden te schetsen van de ontwikkelingen in het pastoraat waar Van der Meulen steeds op teruggrijpt in zijn uiteenzetting over geestelijke begeleiding. Naast het kerygmatische model van Thurneysen heeft het therapeutische pastoraat grote invloed uitgeoefend, ook in Nederland. Denk maar aan de Klinisch Pastorale Vorming (dr. W. Zijlstra) en aan de Pastoraal Psychologische Leergang (PPL) aan de Utrechtse faculteit die helaas vorig jaar ter ziele is gegaan. In dit model heeft de gespreksvoering van de therapeutische setting sterk doorgewerkt en eraan bijgedragen dat de wording en ontwikkeling van de mens veel aandacht kreeg. Tijdens het gesprek wordt gewerkt aan het opruimen van remmende blokkades en het herstel van de psychosociale huishouding. Begeleiding is hier vooral “counseling” en die term geeft aan dat de begeleiding non-directief is en dat in de pastorant zelf de bron tot genezing is gelegen. Aangezien in deze benadering de theologische dimensie nogal onder druk staat, ontstond er behoefte aan een nieuwe invulling van de begeleiding en zo ontstond het hermeneutische model. De pastor als interpreet (interpretive guide, Gerkin). Pastor en pastorant zoeken samen een weg om tot verstaan te komen, waarbij het levensverhaal en het bijbelverhaal samen opgaan. In dit model is de narratieve benadering tot ontwikkeling gekomen, soms gepaard gaande met een postmoderne opvatting inzake deconstructie en reconstructie van het levensverhaal (Ganzevoort).Wat we echter ook zien is dat in de uitlopers van deze modellen, en wellicht ernaast, sprake is van een verdergaande secularisering van de pastorale zorg. Een goed voorbeeld daarvan is de oratie van J. Bouwer aan de Theologische Universiteit Kampen (2003) over de geestelijke zorgverlening. Dan wordt het geestelijke leven een levensbeschouwelijke functie, en de pastor wordt geestelijk verzorger. Van der Meulen kon deze publicatie niet meer meenemen in zijn boek, maar had wellicht de term geestelijke begeleiding toch kritischer mogen belichten. Juist in de geestelijke zorgverlening in instellingen bestaat de tendens om de geestelijke begeleiding expliciet niet-theologisch te verstaan vanuit het geestesleven als zingevingsdimensie. Met andere woorden, zit er niet meer spanning tussen geestelijke begeleiding enerzijds en pastorale zorg anderzijds? Duidt Van der Meulen de term geestelijke begeleiding niet te snel als geloofsgesprek?

De pastor als reisgenoot

Het beeld van de pastor als reisgenoot ontleent Van der Meulen aan de geschiedenis van de Emmaüsgangers. Daar is de reisgenoot de opgestane Here zelf die er bij komt lopen en met hen optrekt. Overigens betekent die vergelijking geen identificatie tussen de pastor en de ‘derde’ in het gesprek. Hoewel Van der Meulen opkomt voor het kerygmatische en onderwijzende gehalte van het gesprek (ook bij de Emmaüsgangers gaat de Schrift open), honoreert hij niettemin de subjectiviteit en zelfstandigheid van de gesprekspartners. De twee discipelen die op de dag van de opstanding op weg zijn, spreken met elkaar over alles wat er in Jeruzalem is voorgevallen. Dat is ook het eerste wat een pastor mag doen: de ander opzoeken waar deze zich onderweg bevindt en dan met hem of haar oplopen (54). En dan vervolgens stil blijven staan bij wat er aan de hand is: ‘Wat zijn dit voor gesprekken die gij al wandelende met elkander voert?’ Verwijlen en stil blijven staan bij wat de ander beroert. Vervolgens wordt de zin van de Schrift ontsloten, het brood gebroken en keren ze terug naar Jeruzalem. Deze verschillende stadia worden in het tweede deel van het boek verder uitgewerkt.
Op meerdere plaatsen in het boek komt de vraag op hoe we de aanwezigheid van Christus ter sprake brengen én ontdekken. Het mag dan zo zijn dat het geestelijke gesprek de aanwezigheid van God veronderstelt, het is ook een verborgen aanwezigheid, een Geheimenis – niet door menselijk handelen af te dwingen. Juist in de pastorale ontmoeting is deze vraag urgent, omdat we dan spreken vanuit het concrete, alledaagse leven. Wat ondervinden wij van God? Hoe staat het er bij onder het gezichtspunt van de eigen ervaring? Hier liggen tal van theologische vragen die juist in onze tijd actueel zijn. Bijvoorbeeld de vraag hoe zich het kerygma verhoudt tot de eigen levenservaring en hoe je daar met elkaar over kunt spreken. Van der Meulen benadert deze problematiek steeds vanuit het spanningsveld tussen Woord en Geest. Hij is zich bewust van het feit dat Gods presentie verbonden is met de Woordopenbaring, maar anderzijds niet losgemaakt kan worden van de concrete levenspraxis waarin wij ons bevinden. Is het juist niet de nood van de tijd, dat wij vanwege de geseculariseerde levensoriëntatie die verbinding heel moeilijk weten te leggen? Van der Meulen zegt dat de interpretatie van het levensverhaal ons op zichzelf nog niet bij het geheimenis van God brengt, maar dat de Geest ons wel de ogen opent om er iets van op te vangen.

Begeleiding

Voor al in rooms-katholieke kring wordt de term ‘mystagogie’ gebruikt om het proces van geestelijke begeleiding aan te duiden. Daar klinkt in door: inwijden in het Geheimenis. De ander met raad en daad bijstaan, ‘gidsen’, maar dan vooral gericht op de spirituele kant van het leven. Niet primair dus de hermeneutische functie van het verstaan van de Schrift, maar meer gericht op de levenskunst van de daadwerkelijke omgang met het Geheimenis. Zo krijgt het Geheimenis ook iets van het ‘Geheim achter de dingen’; het Heilige zoals het vanuit het transcendente als een lichtstraal door de kieren van het bestaan naar binnen valt. De geestelijke begeleiding richt zich dan op de ontwikkeling van het geestesleven en kan, met alle openheid naar boven, toch blijven steken in de bijstand inzake het menselijk verlangen en streven. De notie van het Heilige kom je ook tegen bij de Duitse protestantse praktisch-theoloog Manfred Josuttis, onder andere in zijn Die Einführung in das Leben. Pastoraltheologie zwischen Phänomenologie und Spiritualität (Gütersloh 1996). Overigens probeert Josuttis het Heilige, net als Van der Meulen het Geheimenis, als ‘kritisch tegenover’ te laten staan. Ook Van der Meulen streeft naar een verbinding als hij zegt dat geestelijke begeleiding de inwijding beoogt ‘in het geheim van het leven en het Leven’ (81).
Hoe ziet hij de rol van de bijbel? Opnieuw komt Josuttis ter sprake, die de werking van het Woord opvat als een energetische kracht (Josuttis, Religion als Handwerk, Gütersloh 2002). De pastor werkt als gids in het gebied van het Heilige met bijbelwoorden en godsdienstige rituelen, zo beweert Josuttis. Hier wordt Van der Meulen dan toch weer kritisch: het evangelie, zo zegt hij, is allereerst boodschap (189). Maar wel een Woord met een effectieve werking. ‘Het Woord is een lamp, die licht geeft op het spirituele pad, dat voert door het boeiende en moeizame landschap van het bestaan en daar in aanraking brengt met de verborgen werkzaamheid van God […]. Het inbrengen van het Woord moet door de pastor creatief en veelzijdig worden gedaan: verhalend, een gedachte inbrengend, spirituele taal aanreikend, beeldend, biddend, zegenend.’ (217)

Dit boek is geen droog betoog over geestelijke begeleiding. Het is met een zekere bevlogenheid geschreven, biedt handvatten voor de praktijk van de pastorale gespreksvoering, heeft een duidelijke confessionele oriëntatie en zonder meer een ‘geestelijke’ uitstraling.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2005

Theologia Reformata | 108 Pagina's

Geestelijke begeleiding

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2005

Theologia Reformata | 108 Pagina's