Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een symposium in Apeldoorn over Bijbel en ethiek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een symposium in Apeldoorn over Bijbel en ethiek

Een lezing van O. O’Donovan en een reactie van H.W. de Knijff

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Abstract
This article is meant as an introduction on the two following articles. It contains a short presentation of the work of professor Oliver O’Donovan, especially his books Resurrection and Moral Order and The Desire of the Nations, and a brief indication of the content of his article in this volume.

In dit nummer van ons tijdschrift is een lezing van de Engelse ethicus O. O’Donovan (geb. 1945) opgenomen, en een reactie op die lezing van H.W. de Knijff. Beide zijn uitgesproken op 9 december 2004, tijdens een symposium aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Het studentencorps ‘Per Fidem Studiumque ad Rostra’ vierde op die dag zijn honderdjarig bestaan, en één van de activiteiten ter gelegenheid van dit jubileum was dit symposium.
Professor Oliver O’Donovan is ‘Regius Professor of Moral and Pastoral Theology’ aan de universiteit van Oxford. De leerstoel werd in 1840 ingesteld als ‘Pastoral Theology’; in de loop van twintigste eeuw werd de benaming uitgebreid tot ‘Moral and Pastoral Theology’. De omschrijving is tot op heden gehandhaafd, maar de leeropdracht beperkt zich thans tot de ethiek. O’Donovan is vooral bekend door zijn twee monografieën. In 1986 publiceerde hij Resurrection and Moral Order,1 in 1996 gevolgd door The Desire of the Nations.2 Voor deze zomer staat een politieke ethiek aangekondigd: The Ways of Judgment.3 O’Donovan heeft zich door de jaren heen ook bezig gehouden met de bijbelse fundering van de ethiek.4 In beide genoemde boeken neemt de bijbelse argumentatie trouwens ook een grote plaats in. Enkele jaren geleden is een bundel verschenen, waarin diverse collega’s, onder wie zijn vrouw Joan Lockwood O’Donovan, bij zijn boek The Desire of the Nations op diverse punten bijbels-theologische kanttekeningen hebben geplaatst.5
Prof.dr H.W. de Knijff hoeft niet geïntroduceerd te worden bij de lezers van ons tijdschrift. Hij is emeritus-hoogleraar dogmatiek en bijbelse theologie aan de universiteit van Utrecht, waar hij ook tien jaar christelijke ethiek heeft gedoceerd.

Resurrection and Moral Order

O’Donovan’s Resurrection and Moral Order verscheen midden jaren tachtig van de vorige eeuw als geroepen. In de ethische discussie in ons land, zoals die toen speelde, stelde H.M. Kuitert uitdagend: ‘De wereld is (...) geseculariseerd (...), zij is “leeg” wat God betreft’.6 Het hield een ‘nee’ tegen de gedachte in, dat de ethiek kan uitgaan van een orde in de werkelijkheid. Kuitert’s oplossing was dat wij zelf orde hebben aan te brengen door middel van onze rationele ethische argumentatie. Daarbij was hij zelf bepaald niet optimistisch gestemd. Typerend zijn de zinnen, waarmee hij een overzicht van de ethiek besloot, waarin voor het specifiek christelijke geen enkele rol meer is weggelegd, behalve aan het slot van zijn bijdrage, in één opzicht: ‘Op één punt zie ik het christelijk mensbeeld wel een rol spelen: mensen zijn zondaren, je moet niet te veel van ze verwachten. Dat brengt een zeker realisme mee in de benadering van mens en samenleving. De Verlichting ging uit van de maakbaarheid van de samenleving door moraal, is wat dat betreft utopisch van karakter. Het christendom deelt dat vooruitgangsgeloof niet, vanwege de mens als onberekenbare factor.’7
O’Donovan betoogt in zijn Resurrection and Moral Order dat deze wereld inderdaad niet een voor ieders oog zichtbare ethische orde vertoont. De schepping is door de zonde zwaar gecorrumpeerd, en ook wij mensen zijn verblind geraakt. God laat echter niet varen, wat zijn hand begon, en in de opstanding van Christus - zo argumenteert hij - komt de schepping weer tot haar recht.8 De vraag die - zeker sinds Kant - de christelijkethische discussie bezig houdt is of gesproken kan worden van een morele orde, die als een structuur in de werkelijkheid ligt. Diverse orthodox-protestantse theologen hebben in de twintigste eeuw gesproken van een ‘scheppingsorde’, die een normatieve structuur heeft. Het heeft nogal wat haken en ogen om van zo’n scheppingsorde te spreken, en er kan ook het nodige misgaan, zoals diezelfde twintigste eeuw heeft laten zien. Karl Barth heeft daarom gebroken met een inzet bij de structuren van de schepping en de ethiek ontvouwd vanuit Jezus Christus.
O’Donovan ziet de gevaren van een ethiek die direct bij de schepping inzet en onderstreept dat God in de opstanding van Christus uit de doden laat zien dat Hij inderdaad het werk van zijn handen niet loslaat en opgeeft. De angst dat de wereld in chaos zou terugvallen is in het Oude Testament reëel. In de opstanding van de Gekruisigde laat God zien dat Hij zijn schepping niet laat vallen, maar door het oordeel heen redt. ‘The meaning of the resurrection, as Saint Paul presents it, is that it is God’s final and decisive word on the life of his creature, Adam. It is, in the first place, God’s reversal of Adam’s choice of sin and death: “As in Adam all die, so also in Christ shall all be made alive” (1 Kor. 15,22). In the second place, and precisely because it is an reversal of Adam’s decision to die, the resurrection of Christ is a new affirmation of God’s first decision that Adam should live, an affirmation that goes beyond and transforms the initial gift of life: “The first Adam became a living being; the last Adam became a lifegiving spirit” (15,45).’9
Deze benadering van O’Donovan biedt mijns inziens bijbels-verantwoorde en stimulerende aanzetten voor een vruchtbare benadering van de ethiek. Tegen de achtergrond van deze gedachten komt ook de tegenstelling tussen ‘is’ en ‘ought’, tussen werkelijkheid en ideaal, in een nieuw perspectief te staan. Als God in de opstanding van Jezus Christus uit de doden vasthoudt aan de ‘moral order’ van zijn schepping en die bevestigt, is die tegenstelling niet absoluut. Het nieuwe leven uit Christus staat niet per definitie op gespannen voet met de ‘moral order’ die God in zijn schepping heeft gelegd. Bijbels-nuchter merkt O’Donovan op dat ‘a kingdom ethics which was set up in opposition to creation could not possibly be interested in the same eschatological kingdom as that which the New Testament proclaims.’10 Hij houdt schepping en Koninkrijk dus bij elkaar, en trekt de lijn van de opstanding van Jezus Christus naar de schepping. Een voorbeeld van wat zijn benadering oplevert is de wijze waarop hij omgaat met de nieuwtestamentische notie van het ‘zoeken van wat boven is’ (Kol. 3,1). ‘Yet these aspects, of abnegation and transcendence in personal ethics, of criticism and revolution in social ethics, are prevented from becoming negative and destructive by the fact that they are interpreted from the centre, the confirmation of the world-order which God had made.’11

The Desire of the Nations

Wat impliceert deze visie op de verhouding van schepping en verlossing voor de sociale ethiek? In zijn The Desire of the Nations is O’Donovan op zoek gegaan naar de bijbelse wortels van een politieke theologie. Hij geeft meteen al op de eerste bladzijden van dat boek aan, dat het Koninkrijk van God werkelijk een Koninkrijk is. God oefent zijn koningschap over deze wereld metterdaad uit, en we hebben daarom rekening te houden met het handelen van God in de geschiedenis. In de traditie van de kerk hebben theologen ook de lijn van de grote thema’s van het christelijk geloof naar de vragen van de samenleving getrokken. ‘Christ, salvation, the church, the Trinity: to speak about these has involved theologians in speaking of society, and has led them to formulate normative political ends.’12
Wanneer men doet alsof een politieke theologie een nieuw verschijnsel is gaat men voorbij aan de traditie van vele eeuwen christelijk denken. Het is een dringende opdracht na te gaan waarom men met die traditie gebroken heeft of die simpelweg negeert. De relatie van wat vandaag doorgaat voor politieke theologie met de christelijke traditie ‘can be summed up in a single bleak word: ignorance.’13 Dat verwijt geldt met name de diverse vormen van politieke theologie en bevrijdingstheologie, zoals de laatste decennia van de twintigste eeuw die hebben laten zien.14 Om de eigen opdracht waarvoor de politieke theologie ons vandaag stelt te begrijpen moeten we weer ons leren verhouden tot de traditie.
The Desire of the Nations moest daarom eerst geschreven worden. Het aangekondigde nieuwe boek van O’Donovan wordt een politieke ethiek, maar eerst moest dus de vraag beantwoord worden of een politieke theologie in overeenstemming is met de Schriften.15 De beantwoording van die vraag ‘is an exegetical task.’16 O’Donovan schuwt niet - tegen de verabsolutering van de menselijke autonomie in - op te komen voor het gezag dat God over ons leven en heel deze wereld heeft. ‘A central thesis in what follows is that theology, by developing its account of the reign of God, may recover the ground traditionally held by the notion of authority. That notion has wasted away into unintelligibility, and with it the idea of political activity as kingly.’17 Hij pleit er daarom voor ‘ancient Israel’s political tradition’18 niet abstract-normatief, maar als geschiedenis van God met de mensen te lezen.
De regering van God is niet enkel een zaak van politiek. De teloorgang van het zicht op de theocratie - daarom gaat het hier - heeft ook ingrijpende gevolgen voor het hart van het geloof. ‘The alienation of each of us from authority is simply the alienation of each from ourself.’19 Men zou die zin misschien de keerzijde van Zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus kunnen noemen!
Deze impressie geeft een indruk van de wijze waarop O’Donovan met de Bijbel omgaat. Dat is duidelijk normatief, maar óók vanuit het gezichtspunt dat de bijbel een geschiedenis heeft opgeroepen. Zijn hermeneutisch model is, dat hij vanuit de Wirkungsgeschichte die de bijbel bewust heeft willen oproepen en die vandaag is vastgelopen, terugvraagt naar hoe het allemaal bedoeld is. Hij strijkt tegen heel wat haren in als hij de totstandkoming van het ‘christendom’, als de historische gestalte van de na- Constantijnse verbinding van christelijk geloof en macht, niet als ‘zondeval’ (G.J. Heering) beschouwt, maar als in het hart van de bijbelse boodschap aangelegd.
O’Donovan keert de redenering om. Gesteld dat er wezenlijk een onoverbrugbare tegenstelling bestaat tussen, wat moet men dan zeggen tegen een vorst die christen wordt? Moet men zeggen, dat hij door vorst te blijven zijn christen-zijn verraadt? Is het niet zijn hoge roeping ook in dit ambt ‘de Here waardig te wandelen’ (Kol. 1,10)? Als er in de bijbel koningen ‘naar Gods hart’ waren, zou dat dan vandaag niet meer kunnen? Deze vragen zitten O’Donovan hoog. Het mag duidelijk zijn dat in deze gedachtegang een heel bepaalde relatie tussen Bijbel en ethiek aan de orde is.

Scripture and Christian Ethics

In zijn lezing op het symposium in Apeldoorn nam O’Donovan zijn vertrekpunt in Psalm 119. In de openingszinnen van de psalm wordt de rechtvaardige zalig geprezen, maar dan verandert in de overgang van vers 3 naar vers 4 de toonzetting. De volgende 173 verzen spreekt de dichter de HERE aan, belijdt eigen onzekerheid over de weg die hij heeft te gaan en vertrouwt zich toe aan het Woord van God. De veelheid van begrippen weerspiegelt de rijkdom die in datWoord gelegen is.
O’Donovan ziet in Psalm 119 een model voor zijn benadering van de ethiek. De beoefening van ethiek is een existentiële aangelegenheid, en heeft ook iets spontaans en onvoorspelbaars, maar het is geen kwestie van improvisatie. De enige manier waarop we verantwoord in het leven kunnen staan is door ons rekenschap te geven van de context waarin wij handelen en welke handeling die vereist. Met het oog daarop streven we ernaar dat ons woord beantwoordt aan een betrouwbaar woord, dat ons woord kan vormen, beoordelen en corrigeren, om het zó een betrouwbaar woord in de werkelijkheid van het leven te doen zijn. We kunnen dit woord niet afleiden uit de omstandigheden waarin wij handelen en evenmin opdiepen uit ons eigen oordeelsvermogen of uit de wijsheid die ligt opgeslagen in de traditie.
Gods Woord is een geschiedenis, een opeenvolging van gebeurtenissen, te beginnen met de roeping en verkiezing van Israël en uitlopend op de verkiezing van Jezus als zijn Knecht. In deze geschiedenis proclameert Hij zichzelf als onze God. Van de geschiedenis van Gods zelfgetuigenis maken de Schriften deel uit, ze vormen dus niet een later commentaar op Gods daden dat niet zijn zelf-getuigenis is. Ze vragen van de hoorder geloof in het getuigenis van God, zoals Hij het ons gegeven heeft: niet een antwoord op alle vragen, maar een bereidheid om het met dit Woord te wagen en er vertrouwen in te stellen.
O’Donovan acht het dan ook onjuist om te spreken over ‘bijbelgebruik in de ethiek’. In de eerste plaats omdat het de indruk wekt dat wij de lijnen uitzetten en daarbij de Schrift als een instrument gebruiken. Er kan echter geen schriftgebruik zijn dat niet al gehoorzaamheid is, en gehoorzaamheid is niets anders dan geloof dat daad wordt. Op deze manier wordt de hermeneutische situatie niet genegeerd, maar wordt recht gedaan aan het gegeven dat het Woord zijn gezag precies daarin uitoefent dat het licht doet schijnen op onszelf én op onze situatie.
Een tweede reden waarom we niet moeten spreken over ‘bijbelgebruik in de ethiek’ is dat het de indruk kan wekken, dat we de Schriften op een andere manier lezen, waar het ons om de vragen van de ethiek gaat, dan we gewoonlijk doen. Ons daadwerkelijke antwoord aan God kunnen we niet opdelen in compartimenten.
Men kan hier tegen in brengen, dat er toch geboden in de Bijbel staan. Moeten we die niet letterlijk nemen? Wanneer we de context waarin een gebod klinkt niet in aanmerking nemen, zullen we de strekking van het gebod niet begrijpen. Geboden zijn handelingen en Gods geboden zijn daden van God. We dienen daarom eerst te vragen tot wie en in welke historische situatie een gebod het eerst klonk. Als we zo luisteren, komt het tot de conclusie: ‘Maar dat gaat ook ons aan!’
Wordt de relatie tot God op deze manier niet verintellectualiseerd? In zekere zin is dat inderdaad het geval. Onze reflectie zit ertussen. Dat neemt echter niet weg dat het gaat om een ‘bedachtzame’ gehoorzaamheid. In deze weg kan de Heilige Geest overtuigen wat Gods wil voor mij is en mij ineens doen vrezen en beven omdat God mij nabij komt! Het zijn echter niet de geboden die in de Bijbel staan waaraan we gehoorzamen. Het uiteindelijke doel, waar God naar toe werkt, is bepalend voor de vraag of iets goed is of niet.
Daarom moeten we volgens O’Donovan nog één stap zetten. Als Gods doeleinden ons zijn geopenbaard in het historische verhaal van de bijbel, is dat omdat God ze in een voortschrijdende geschiedenis heeft bekend gemaakt. Dat impliceert dat onze gewoonte om in het alternatief van goed of kwaad te denken niet het enige is. Als we ergens voor staan is het helder dat de op één na beste keuze een verkeerde keuze is. Maar in de Bijbel is er voortgang in Gods openbaring, zodat Jezus in Mattheüs 5,43vv. tegenover datgene wat tot ‘de ouden gezegd is’ zijn eigen gebod kan plaatsen, namelijk om onze vijanden lief te hebben. In Psalm 139,22-24 gaat het om een ‘haat’ die recht is in Gods ogen. Wanneer ik zo leer haten dat ik verlang naar de gerechtigheid van God, erken ik dat mijn vijand precies diezelfde gerechtigheid nodig heeft. Tegen deze achtergrond moeten we Jezus’ oproep onze vijanden lief te hebben verstaan. Als we strikt binnen het alternatief goed tegenover kwaad blijven, zullen we nooit leren verstaan wat Jezus ons heeft geboden: dat we alleen door op de goede manier te leren haten ook op de juiste wijze leren liefhebben.


Noten
1 Oliver O’Donovan, Resurrection and Moral Order. An outline for evangelical ethics, Leicester 19861 / 19942.

2 Oliver O’Donovan, The Desire of the Nations. Rediscovering the roots of political theology, Cambridge 1996.

3 Oliver O’Donovan, The Ways of Judgment, Grand Rapids 2005.

4 Oliver O’Donovan, ‘The Possibility of a Biblical Ethic’, Theological Student Fellowship Bulletin 67 (1973) 15-23; Oliver O’Donovan, ‘Towards an Interpretation of Biblical Ethics’, Tyndale Bulletin 27 (1976) 54-78.

5 Craig Bartholomew e.a. (ed.), A Royal Priesthood? The Use of the Bible Ethically and Politically. A Dialogue with Oliver O’Donovan, (The Scripture and Hermeneutics Series Vol. 3), Carlisle UK / Grand Rapids USA 2002.

6 H.M. Kuitert, Alles is politiek, maar politiek is niet alles. Een theologisch perspectief op geloof en politiek, Baarn 1985, 104 (vgl § 10, blz. 99-111: ‘De lege wereld’).

7 H.M. Kuitert, ‘Een moraal van het jaar nul? Ethiek-beoefening onderweg naar 2000’, in: A. Tan & L. v.d. Wetering, Zijn de dagen van God geteld? Godgeleerde bespiegelingen aan de rand van het millennium, Baarn 1995, 57. Dit opstel is onder de titel ‘De publieke moraal: vangnet of gelegenheidsgever?’ in bewerkte vorm recentelijk opnieuw gepubliceerd in: H.M. Kuitert, Schiften. Wat er in de christelijke geloofswereld toe doet en wat niet, Kampen 2004, 209-250. De geciteerde zin is daarin echter niet meer opgenomen.

8 Vgl. G.G. de Kruijf, Christelijke ethiek. Een inleiding met sleutelteksten, Zoetermeer 1999, 85.

9 O. O’Donovan, Resurrection and Moral Order, 13v.

10 O. O’Donovan, Resurrection and Moral Order, 15.

11 O. O’Donovan, Resurrection and Moral Order, 14.

12 O. O’Donovan, The Desire of the Nations, 3.

13 O. O’Donovan, The Desire of the Nations, 3.

14 Vgl. O. O’Donovan, ‘Political theology, tradition and modernity’, in: Chr. Rowland (ed.) Cambridge Companion to Liberation Theology, Cambridge 1999, 235-247.

15 Vgl. O. O’Donovan, The Desire of the Nations, 14v.

16 O. O’Donovan, The Desire of the Nations, 16 (curs. O’Donovan).

17 O. O’Donovan, The Desire of the Nations, 19.

18 O. O’Donovan, The Desire of the Nations, 27.

19 O. O’Donovan, The Desire of the Nations, 31.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 2005

Theologia Reformata | 64 Pagina's

Een symposium in Apeldoorn over Bijbel en ethiek

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 2005

Theologia Reformata | 64 Pagina's