Reflexen
Een andere wind
Volgens planning begin ik vandaag, op 6 februari, aan deze ‘reflexen’. De natuur blijkt daarbij zeer behulpzaam te zijn. Al heel vroeg in de ochtend word ik gewekt door een uitbundig fluitconcert dat door ons slaapkamerraam heenklinkt. Talloze vogels laten vanuit de bomen naast ons huis en op ons dak de wereld in alle toonaarden weten van hun vreugde over de schepping. Die vroege vogels hoor je normaal pas later in het jaar. Als ik even buiten kom mis ik opnieuw de frisse kou van een wintermorgen. Net als in de maand januari achter ons, de warmste sinds het begin van de regelmatige temperatuurmetingen in 1706, is het weer vreemd zacht. Ik kijk met plezier naar de sneeuwklokjes, en met verbazing naar de krokussen en omhooggeschoten stengels van de narcissen. Nog even en de gele trompetten sieren de borders, schitterend. Toch weet ik dat er iets niet klopt, en heb ik het merkwaardige gevoel dat er iets op tilt is. Er is een andere wind gaan waaien in ons klimaat.
Een nieuw elan
Het beeld van een andere wind die is gaan waaien, lijkt ook op te gaan voor de positie van kerk en christelijk geloof in onze moderne samenleving. Een ontwaken uit de schemer van de secularisatie, zou je haast zeggen, een nieuw elan, een fris zelfbewustzijn. In alle toonaarden was het te horen in de afgelopen periode. Zomaar enkele observaties, eerst naar de werkvloer.
De jongerenafdeling van het CNV houdt een debat over geloof en werk, hun voorzitter Klaas Pieter Derks kritiseert het ‘verschraalde gesprek’ over het geloof binnen de christelijke vakorganisatie: ‘Geloof mag weer. Vooral christelijke jongeren zijn daar mee bezig (..) De tijd is voorbij dat je op zondag gelooft en op maandag je gang weer gaat’. FNV-voorzitter Agnes Jongerius prijst de activiteiten van kerken op het gebied van solidariteit, maar roept hen op zich veel vaker en duidelijker uit te spreken in het maatschappelijke debat. Vorig jaar vond de grootste stijging van het aantal bidstonden in bedrijven plaats sinds het laatste decennium. Juist omdat religie weer uit de taboesfeer komt, is de Radboud Universiteit Nijmegen gestart met een groot internationaal onderzoek naar ontkerkelijking in Europa en het verband tussen religie en solidariteit. ‘Er breekt voor het katholicisme echt een fantastische tijd aan’, aldus KRO-coryfee Ton Verlind bij de presentatie van het boek Onderstroom, waarin zeven rooms-katholieken open en persoonlijk schrijven over hun geloof. Wat te denken van de Volkskrant, die samenwerkt met de EO in de serie Brief aan God! En last but not least: de Christelijke Hogeschool Ede kondigt fier aan per jaar twintig talentvolle studenten te gaan selecteren voor een maar liefst twintigjarig opleidings- en begeleidingstraject, dat hen moet klaarstomen voor een sleutelpositie in de samenleving. Terwijl dit soort berichten in de pers verscheen, vonden op hoog politiek niveau verschuivingen plaats, met het CDA als grootste politieke partij en de CU in een spilpositie bij de (in)formatie die resulteerde in een kabinet met een gereformeerde premier en een christelijke gereformeerde vice-premier. Christelijke politiek is in één keer salonfähig geworden, ja is in the winning mood¸ zo constateert men afgunstig en argwanend in voormalig paarse kringen.
Veel aandacht trok het lijvige rapport Geloven in het publieke domein van de gezaghebbende Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Het tij is gekenterd in Nederland. Kerk en religie behoeven niet langer een Calimero-houding aan te nemen, in de hoek gedrongen van wat achterlijk en spoedig achterhaald zal zijn. Het dogma van de secularisatiethese is ontmaskerd en onttroond. Op alle fronten breekt het besef door dat wij de duiding van religie niet kunnen missen, dat zingevingsvragen en een gezond normen/waardenpatroon van fundamenteel belang voor een samenleving zijn. De geest van het libertinisme en het secularisme raakt vergrijsd. Het individualisme van de nietreligieuzen verzwakt de kaders van binding en participatie, en vormt derhalve op den duur een bedreiging voor de democratie. Ondertussen blijkt uit het ene onderzoek na het andere dat juist de kerk het sociale gebinte én het sociale geweten van de maatschappij dient, niet het minst via de mobilisering van vrijwilligers. Nergens wordt vrijgevigheid en solidariteit zoveel gevonden als onder christenen.
Religieus en christelijk
Dit zijn zaken om dankbaar te noteren, maar hoe moeten we ze interpreteren? Is dit een come-back van de religie in Nederland, of alleen een signaal dat de intolerantie ten aanzien van religie afneemt? De reacties zijn divers. Aan de ene kant zijn er die een nieuwe lente in de lucht voelen hangen. Zelfs de politieke elite komt immers los van de grote taboes van de jaren ’60 en ’70, en begint aarzelend de vitale betekenis van geloof en kerk voor een samenleving te erkennen. En zijn de grenzen van de secularisatie niet in zicht? Weg met dat angstige denken en die bescheiden opstelling, christenen sta op en ga ervoor! Als zelfs volgens een artikel in de Nieuwe Revu jongeren het christelijk geloof ‘cool’ vinden… Aan de andere kant constateert het Sociaal en Cultureel Planbureau onverbiddelijk dat de kerken in Nederland leger en grijzer worden, en dat het einde daarvan nog niet in zicht is. Religiositeit speelt zich in toenemende mate búiten de kerk af. Herwaardering van de spirituele en morele waarden vertaalt zich immers niet in meer kerkbezoek. Religiositeit en christelijk geloof vallen bepaald niet samen. Bovendien zou de belangrijkste impuls achter de recente ontwikkelingen wel eens voor een niet gering deel verklaard kunnen worden als een reactie op de emancipatie van de Islam in ons land: cultuur-christenen hebben nu behoefte aan een nieuwe accentuering van de eigen collectieve identiteit – waarin onmiskenbaar christelijk geloof, kerk en Bijbel altijd een belangrijke rol hebben gespeeld. De opinie van een vermaard Islamkenner als Bernard Lewis, die stelt dat de Islam dankzij het gebrek aan culturele en religieuze ruggengraat van de Europeanen spoedig de dominante kracht in ons werelddeel zal zijn, maakt veel los. Terug naar de christelijke religie, dus?
Mij dunkt dat we ons al met al maar niet rijk moeten rekenen en moeten onderkennen dat de religieuze opleving ook een keerzijde heeft: de zuigkracht van een algemeen godsdienstig denken dat inzet op wat goed voelt en ons vooral niet stoort. In het WRRrapport wordt het christelijk geloof op één lijn gesteld met allerlei vormen van ‘wilde’ spiritualiteit en ik vrees dat dit op het grondvlak van de kerken bij steeds meer mensen ook het geval is. Het evangelie van de Gekruisigde en het ‘gij geheel anders’ blijven even aanstootgevend als voorheen. Toch mogen we met vreugde ook de tijden onderkennen waarin God naar ons land omziet, om goed te doen en een zoutend zout te zijn in deze samenleving. Het WRR-rapport legt de bal voor het doel, is wel gezegd - en daar schuilt zeker waarheid in. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning biedt veel kansen, maar ook op andere wijze kan de christelijke kerk haar presentie nieuwe vorm geven. De beste dienst die de kerk de samenleving kan verlenen, is en blijft echter de prediking van het Woord dat onveranderd zondaren roept uit het duister, om door Gods genade te wandelen in het licht. De kerk leeft met, uit en door het Woord. Dat is het Woord dat geregeld ook tégenover ons staat, ons prikkelt en dwarszit, en door onze vanzelfsprekendheden heensnijdt. Het sola et tota scriptura heeft een blijvende en verrassende actualiteit.
Vrijheid en geweld
Onder toeziend oog van koningin Beatrix tekenden op 23 januari jl. vertegenwoordigers van zes verschillende religies een verklaring waarin ze uitspraken in vrede en vrijheid met elkaar te willen leven. Een eigentijdse vertolking van de bepaling uit art. 13 van de Unie van Utrecht (23 januari 1579), dat ‘een yder particulier in sijn religie vrij sal moegen blijven ende dat men nyemant ter cause van de religie sal moegen achterhaelen ofte ondersoucken’. Christendom, hindoeïsme, boeddhisme, jodendom, islam en humanisme betuigden via hun handtekening de unieke waardigheid van de menselijke persoon, en de integriteit, onschendbaarheid, beschermwaardigheid en gelijkwaardigheid van alle mensen. Eensgezind werd ons volk voorgehouden dat geen enkele religie of levensbeschouwing mag aanzetten tot, dreigen met of toepassen van geweld of discriminatie jegens andersdenkenden. Uitstekend, want dit is geen overbodige boodschap vandaag de dag, met zo verbijsterend veel neerwaartse geweldspiralen nationaal en mondiaal.
Maar van de weeromstuit krijgen kerk en theologie hiermee ook enkele dringende vragen op het bordje gepresenteerd, op het punt van ‘dreigen met of toepassen van geweld’. In de media en de publieke opinie worden geregeld zonder veel plichtplegingen snelle lijnen getrokken tussen monotheïsme en intolerantie, geloof en geweldpleging. Drie wereldgodsdiensten beroepen zich op het Oude Testament: jodendom, christendom en islam. Geen van deze drie ‘abrahamitische’ godsdiensten kent een geschiedenis, die wat betreft agressie en geweld smetteloos genoemd kan worden - integendeel. Niet onbegrijpelijk, dat geregeld een beschuldigende vinger richting het Oude Testament gaat: ligt dáár niet de bron van veel ellende? Het Oude Testament als springader van een eindeloze geschiedenis van geweld? In de afgelopen periode vond hierover een discussie plaats tussen dr. S. Janse en mij, via de periodiek Wapenveld en een Kontekstueel-lezersdag. Een nieuwtestamenticus met zijn boek De tegenstem van Jezus. Over geweld in het Nieuwe Testament (Zoetermeer 2006) en een oudtestamenticus, wiens God en geweld in het Oude Testament dit voorjaar in de reeks Apeldoornse Studies gepuliceerd wordt. Uit menige reactie bleek hoe deze vragen bij velen leven. Ik ben er sowieso niet gerust op dat het Oude Testament nog veel gelezen wordt. Hoewel vooral het Oude Testament in het geding is, vormen trouwens ook lastige nieuwtestamentische teksten een probleem. De Utrechtse nieuwtestamenticus prof. dr. P.W. van der Horst riep op tot het preken tégen de anti-joodse teksten in het Nieuwe Testament, een pleidooi dat ongetwijfeld ook door de bijzonder hoogleraar prof. dr. S. Schoon, die in Kampen afscheid nam, gedeeld zal worden. Het anti-Joodse virus is in het christendom immers onuitroeibaar, zo stelt hij. Te vrezen is dat hij gelijk heeft. Maar of het kritiseren en uitrangeren van bepaalde bijbelteksten de remedie is? Het zijn overigens geen nieuwe vragen, ze hebben in de kerk vanaf het begin van haar geschiedenis een rol gespeeld.
Mijns inziens staat opnieuw, midden in de actualiteit van kerk en samenleving, het sola et tota ter discussie. Terug naar de bronnen. Wat stáát er nu eigenlijk? In welke verbanden en op welke wijze komt in de Bijbel geweld ter sprake? Wat is de Bijbel in feite toch een kwetsbaar boek, dat zomaar misverstaan en misbruikt wordt. We hebben ook wel de wind tegen, als het aankomt op een rustig en ontvankelijk bijbellezen. Alles moet snel, makkelijk en duidelijk zijn, anders zappen we weer verder. Maar tegelijk denk ik: de Bijbel verdedigt zichzelf wel, en heeft een autopistie en zelf-evidentie die door al onze (theologische) denkschema’s heenbreekt. Persoonlijk vind ik het een ontspannende en troostvolle gedachte dat lang nadat wij met al onze meningen zijn uitgesproken, onze boeken en artikelen vergeeld en vergeten zijn, daar nog steeds de Bijbel is die mensen aanspreekt en omkeert, geleerden intrigeert en verrassende nieuwe gezichtspunten zal bieden. Want het is het levende Woord, inclusief de hoekige en puntige teksten.
Milieu en klimaat
Sprekend over een andere wind die is gaan waaien, over vrijheid, geweld en de positie van christenen in dezen - als er nu één issue is dat de gemoederen in de afgelopen periode heftig bezig hield, dan wel dat van milieu en klimaat. Te weten: het ernstig bedreigde en snel veranderende klimaat, met alle apocalyptische scenario’s die daardoor realiter in het vizier komen. Grote indruk maakt(e) de documentairefilm van de bevlogen Al Gore, An Inconvenient Truth, die eind vorig jaar in Amsterdam in première ging. Deze voormalige Amerikaanse politicus, die ooit een gooi naar het presidentschap deed, heeft als passie het milieu. In 1992 schreef hij reeds de milieu-bestseller Earth in the Balance. In de genoemde bijna 100 minuten durende documentaire wordt de kijker met behulp van angstaanjagende statistieken en grafieken, beelden van natuurrampen en ‘voor en na’ - foto’s van gletsjers, poolkappen en regenwouden indringend geconfronteerd met het gegeven dat op deze aarde een tijdbom tikt, die wij met zijn allen in elkaar hebben gezet. Aanleiding van de film was de overstroming in New Orleans als gevolg van de orkaan Katrina in het zwaarste stormseizoen dat Amerika ooit gekend heeft (2005). Ik kan het natuurlijk niet beoordelen, maar volgens kenners is de strekking van de film in overeenstemming met de KNMI 2006-klimaatscenario’s.
Snel achter elkaar werden de afgelopen maanden twee belangrijke rapporten over milieu en klimaatsverandering gepubliceerd: eerst dat van de Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), daarna dat van de Europese Commissie (World Energy, Technology and Climate Policy Outlook). De wetenschappers verwachten een gemiddelde temperatuurstijging van 0,2 graden Celsius per decennium, dus tegen het einde van de 21e eeuw ongeveer 2 tot 3 graden Celsius. De gevolgen zijn desastreus. De zeespiegel zal deze eeuw stijgen tussen de 19 en 58 centimeter, niet meegerekend het smelten van ijsplaten op Groenland en Antartica. Het is duidelijk dat de Noordpoolkap langzaam verdwijnt, Alpensneeuw zal tot het verleden gaan behoren. Ondertussen kwam ook het bericht binnen dat de gletsjers van het Himalayagebergte, die behoren tot ’s werelds grootste voorraadplaatsen van vers water, per jaar 10 tot 15 meter terugwijken - sneller dan waar ook ter wereld. Voor hun watervoorziening zijn honderden miljoenen Chinezen en Indiërs van deze gletsjers afhankelijk.
Wat betekent dit alles op de korte tot middellange termijn? Het gaat je voorstellingsvermogen haast te boven, het benadert de grote getallen en felle kleuren van de Openbaring van Johannes. Enerzijds zal de stijgende zeespiegel voor onoplosbare problemen stellen in landen als India en Bangladesj, of de staat Florida. Hele eilanden in de Pacific zullen onder water verdwijnen.. Overstromingen en aardverschuivingen zullen snel toenemen. Anderzijds zal de opwarming van de aarde zorgen voor een groot verlies aan regenwater, droogte, misoogsten, ernstige voedseltekorten voor honderden miljoenen mensen. Met name China, Afrika, India en Bangladesj zullen ernstig te lijden krijgen. Over het algemeen zullen juist de armste landen het zwaarst getroffen worden. Wat Europa betreft: het zuiden van ons werelddeel gaat verdorren, maar de kust van onze Noordzee wordt de nieuwe Rivièra...
Al meer is duidelijk geworden, dat de mens zelf voor deze klimaatsverandering verantwoordelijk mag worden gehouden. Wereldwijd produceert de mens per jaar ongeveer 30 miljard ton kooldioxide, en dit neemt dankzij onze verslaving aan fossiele brandstoffen nog steeds exponentieel toe. Natuurlijk zijn er sceptici die een en ander weerspreken en bijvoorbeeld wijzen op toename van zonnewarmte. Misschien, hopelijk, zal het iets minder erg zijn dan verwacht. Maar inmiddels zijn veruit de meeste wetenschappers er voor 90% zeker van dat de opwarming van de aarde het gevolg is van de hogere concentratie broeikasgassen die door menselijke activiteiten in de atmosfeer terecht zijn gekomen. Interessant waren de interviews in het Nederlands Dagblad (2 febr. jl) met drie christelijke deskundigen: een meteoroloog, een hoogleraar duurzame chemische technologie en een energiebesparingsdeskundige. Hoe gaan zij als christen om met deze materie? ‘Als christenwetenschapper vind ik het een goede zaak om in beweging te komen en de schepping te beschermen’, zegt de eerste. ‘Ik heb ernstige zorg over de schepping. Daarom moet we onze verantwoordelijkheid nemen. Dat vloeit voort uit mijn christenzijn’, meent de tweede. En de derde begint over onze levensstijl en ons rentmeesterschap.
Misschien vergis ik me, toch lijken mij dit zaken waaraan in kerk en theologie weliswaar lippendienst wordt bewezen maar die veel te weinig echt léven. We hebben het veel over de verlossing, en terecht, maar hoe staat het met de schepping? Onze aandacht voor de schepping is tamelijk onderbelicht, afgezien van bijvoorbeeld het ‘klimaatplan’ dat Kerkinactie eind vorig jaar lanceerde. Mooi ook dat de PKN een oproep aan de nieuwe regering heeft gedaan om de zorg voor het milieu extra aan te zetten, maar hoe leeft het op het grondvlak van de kerken? Wat hebben we als gereformeerde theologen eraan gedaan om vanuit de Schriften het ethische besef te versterken, dat we via de vragen van milieu en klimaat te maken hebben met de zorg voor miljarden medemensen? Over geloof en geweld gesproken: het zijn de westerse, rijke, geïndustrialiseerde, min of meer ‘christelijke’ landen die verantwoordelijk zijn voor het leeuwendeel van de kooldioxideuitstoot. Hoe kunnen we op de lange duur, als we letten op de gevolgen, aan de schuldvraag ontkomen?.
Het punt is dat de internationale gemeenschap nog tijd heeft om de negatieve gevolgen van klimaatverandering tegen te gaan. Wat Europa betreft, las ik ergens dat het slechts 0,19% van de Europese economie kost om de productie van schadelijke gassen met een kwart te verlagen. Cynici doen niet anders dan wijzen op de hoge kosten van milieumaatregelen. Tot hoever kan dat gaan - van je welvaart en je buik je afgod maken? Een goede stap was het initiatief van 46 landen onder leiding van de Franse president Jacques Chirac, om te komen tot de vorming van een sterkere UN Environment Organisation, met als belangrijke motivatie dat het overleven van de mensheid in gevaar is. Doemdenken moeten we mijden, maar voorbede voor juist dit soort initiatieven past een christelijke gemeente zeker. En laten het bij uitstek christenen zijn die zich inzetten in de speurtocht naar schone energie: kernfusieprojecten(?), biobrandstoffen en de exploratie van energiebronnen als wind, zon en water. Uit naam van de miljoenen die als eersten het slachtoffer zullen worden van ons huidige ongebreidelde potverteren in Gods schepping.
Ons lieve geld
Niet alleen inzake de aanpak van de dreigende ecologische crisis speelt geld een kardinale rol. In een brief aan informateur Wijffels vroeg de PKN-synode tevens aandacht voor een rechtvaardige wereldsamenleving, vanuit de overtuiging dat er een verband is tussen onze rijkdom en overconsumptie, en de massale armoe en het lijden van veel derde-wereld landen. Je wrijft toch je ogen uit als je bijvoorbeeld de uitslag leest van een onderzoek door het economisch instituut Unu-Wider in Helsinki, dat het globale huishoudelijk bezit onder de loep nam: de twee procent rijkste mensen ter wereld bezitten samen de helft van het totale wereldvermogen. Een miniem percentage rijken hebben het wereldfortuin in handen. De helft van de wereldbevolking heeft één procent van het globale vermogen in eigendom. Wij in Nederland anno 2007 zijn drie- tot viermaal zo rijk als onze grootouders. Vesting Europa timmert zich zo goed mogelijk dicht, maar voor hoelang nog? Nederland komt van de rijkste landen er nog het best vanaf, omdat wij 4,3 miljard euro (dat is 0.82 % van ons BNP) aan ontwikkelingshulp besteden. Maar wereldwijd wordt 900 miljard aan bewapening uitgegeven en slechts 50 miljard aan ontwikkelingshulp! Ieder voelt aan dat de balans allang zoek is. Moeten we ook in deze zaak ons niet afvragen hoe het zit met geloof en geweld?
Het is in het verleden niet de sterkste kant van kerk en theologie geweest om het Evangelie door te vertalen tot in het denken over geld en goed, zowel op micro- als op macroni veau. Dat het christelijk geloof en de christelijke ethiek alles met onze econo - mische praktijken te maken hebben, lijkt inmiddels gelukkig door steeds meer christenen te worden ingezien. Het laat zich immers niet loochenen dat de Bijbel vaak en indringend spreekt over rijkdom en armoede, over de vetgemeste Jeschu run tot en met de rijke jonge ling. De vlammende protesten van de oudtestamentische profeten blijven hoorbaar, en het beeld van Lazarus in Abrahams schoot zichtbaar. Maar het vergt nogal wat om Paulus’ woord over de geldzucht als de wortel van alle kwaad te verwer ken. Een mooi plan is daarom dat de christelijke ontwikkelingsorganisaties Tear, Woord en Daad en ZOA-Vluchtelingenzorg samen met een aantal christelijke scholen het lesproject Just Care gaan ontwikkelen, dat tot doel heeft jongeren bewust te maken van wat armoede, eerlijke handel en ontwikkelingshulp betekent. Je kunt hier niet jong genoeg mee beginnen, lijkt me.
Ook internationaal zijn christenen in recente tijd steeds actiever geworden wat deze zaken betreft. Te denken valt aan de Accra-verklaring, door de WARC in 2004 opgesteld. Deze verklaring oefent ernstige kritiek op de ideologie van de neoliberale globalisering, die ecologisch, economisch en sociaal desastreuze gevolgen heeft gehad. Hiertegenover wordt beleden dat God koning is over de gehele schepping en daarmee een verbond heeft gesloten. God roept op tot rechtvaardige verhoudingen, het afzweren van de Mammon en het staan aan de kant van slachtoffers van onrecht en armoede. Een brede verspreiding kreeg de brochure Micha, met de NBV-tekst van het bijbelboek Micha. De Micha-campagne wordt door steeds meer kerken en christelijke groeperingen gesteund, en wil de ‘wereldgroten’ herinneren aan hun beloften toen zij in het jaar 2000 het grote millenniumdoel stelden, namelijk om in 2015 extreme armoede in de wereld gehalveerd te hebben. Dan moet er nog heel wat gebeuren, we zijn al halverwege: ‘Blow the halftime whistle’, luidt de Micha-actie die op 20 mei a.s. ingaat.
Nadenkend over deze grote vragen, gaan mijn gedachten naar de bekende 2e-eeuwse brief aan Diognetus en het beeld van de christenen dat daarin wordt geschetst: ‘Elk vreemd land is hun vaderland, en elk vaderland blijft hun vreemd. (..) Zij leven in het vlees, maar niet naar het vlees. (..) Ze volgen de geldende wetten, maar hun manier van leven gaat de wetten te boven. (..) Ze moeten bedelen, maar ze maken velen rijk; ze komen van alles tekort en toch hebben ze in alles overvloed. (..) Kortom: wat de ziel is in het lichaam, dat zijn de christenen in de wereld. Over alle ledematen van het lichaam is de ziel verspreid en zo ook de christenen over de steden van de wereld.’ Hoever zijn wij van de 2e eeuw verwijderd?
Een nieuwe start
In een en dezelfde januariweek openden twee nieuwe theologische instituties officieel hun poorten: de Faculteit voor Katholieke Theologie (FKT) en de Protestantse Theologische Universiteit (PThU). Met de FKT heeft Nederland voor het eerst een door de paus erkende faculteit verkregen, ontstaan uit een fusie van de rooms-katholieke theologiestudies in Utrecht en Tilburg. Opmerkelijk was het positieve profiel van de theologiebeoefening die van de FKT verwacht mag worden, zoals neergezet door de ingevlogen aartsbisschop Miller: liefde voor Christus en zijn kerk, erkenning van het leergezag dat Gods Woord bewaart en uitlegt, het evangeliewoord hoorbaar maken temidden van alle gepraat van deze tijd. Hij tekende daarbij aan dat theologie alleen kan gedijen in een leven van gebed en omgang met God. De FKT-docenten benadrukten tegenover de pers met name hun academische vrijheid en de positie van de FKT temidden van een multireligieuze wereld.
Zoals de Romana gekozen heeft voor een duidelijker kerkelijk profiel van de theologische opleiding, heeft ook de PKN dat gedaan met de oprichting van de PThU, die de kerkelijke opleiding van Kampen, Utrecht en Leiden onder één institutioneel en organisatorisch dak brengt. Gaat er ook hier een nieuwe wind waaien? In elk geval betekent dit het einde van de duplex ordo in Leiden en Utrecht. Het was voor rector Immink, die wij van harte feliciteren én sterkte wensen bij deze nieuwe taak, wel koorddansen om in zijn openingswoord op faire wijze recht te doen aan de grote divergentie van theologische benaderingen die de PKN rijk is, met een verschillende kijk op de relatie geloof en wetenschap, in de spanbreedte tussen ervaringstheologie en openbaringstheologie. Van harte wensen we de PthU toe zich wat de theologische dynamiek betreft primair te mogen oriënteren op wat rector Immink aanwees als de betekenis van Gods genade: de beweging van God naar de mens en de prioriteit van God daarbij. De nieuwe universiteit werd door historicus James Kennedy opgeroepen een ‘robuuste’ theologische taal te ontwikkelen, eerst voor zichzelf en dan pas voor de buitenwereld. Het verworteld zijn in de breedte en diepte van de eigen theologische bronnen is essentieel.
Een trieste ontwikkeling in dit verband kunnen we niet onvermeld laten. In de Staatscourant nr. 250 van 22 december jl. stond de mededeling dat de vooropleidingseisen Griekse en Latijnse taal en cultuur vervallen zijn voor alle profielen van de wetenschappelijke studie godgeleerdheid (p. 30). De minister heeft hiermee gehoor gegeven aan de wens van de grote meerderheid van theologische opleidingen, die in het Disciplineorgaan Godgeleerdheid (VSNU) vertegenwoordigd zijn. Alleen Kampen-II en Apeldoorn protesteerden hiertegen. Nog in de recente visitatieronden, zowel voor het onderwijs (2005) als voor het onderzoek (2006), werden zeer lovende woorden gesproken over de noodzaak van kennis van de klassieke talen voor een student theologie. Nu is echter door de instellingen overgegaan tot een vrijwillige kwaliteitsamputatie. Wie het begrijpt mag het zeggen.
Kennis van de klassieke talen, toegang tot de bronnen, is altijd onlosmakelijk verbonden geweest aan de beoefening van de gereformeerde theologie. Met andere woorden: hier is méér aan de hand dan slechts een reductie van studiemogelijkheden en - eisen. Hier is een wissel omgegaan in de theologiebeoefening in Nederland. Hoe de universiteiten van Kampen-II en Apeldoorn het nu ontstane probleem moeten oplossen, zal in de nabije toekomst uitgezocht worden. Wel op korte termijn, want het is nu immers illegaal geworden om aankomende studenten slechts toe te laten na de wegwerking van hun deficiënties. Een en ander heeft grote gevolgen voor de inrichting van de studie, niet het minst voor de Bachelors. We zullen zien. Dat de kennis van brontalen vruchten afwerpt, blijkt ondertussen ook uit twee oudtestamentische promoties die in Apeldoorn plaatsvonden: dhr. Thomas Scheiber verdedigde op 13 december jl. zijn proefschrift Lots Enkel. Israels Verhältnis zu Moab und Ammon im Alten Testament, en op 28 februari jl. volgde dhr. Jin-Soo Kim met zijn studie Bloodguilt, Atonement, and Mercy. An Exegetical and Theological Study of 2 Samuel 21: 1-14. De eerste is lid van een Duitse baptistengemeente, de tweede van de Hapdong-kerk in Zuid-Korea. De export van gereformeerde theologie die gebaseerd is op gedegen talenkennis gaat onverminderd voort.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2007
Theologia Reformata | 108 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2007
Theologia Reformata | 108 Pagina's