Ontwikkelingen en verwikkelingen rond de preek
I. Inleiding
Zo preken dat er wat gebeurt
Als het er op aan komt, gaat de protestant naar de kerk voor de preek. Hij gaat ook naar de kerk om te zingen en te bidden, de gaven te geven en het Heilig Avondmaal te vieren. Maar centraal staat de preek. Is die niet goed, dan keert de protestant teleurgesteld naar huis. Hij troost zichzelf misschien met de gedachte dat hij toch ook de zegen mee heeft gekregen en de gemeenschap van de broeders en zusters heeft genoten, maar dat neemt zijn gevoel van gemis niet weg. Hij gaat voor de preek. En bij de preek hoopt en bidt de protestant dat het zo zal zijn dat hij het ‘als uit Gods eigen mond hoort’ (naar Psalm 56 vers 6 Berijming 1773). En dat ‘het’ is niet minder dan Gods Woord. Hij hoopt dat er wat gebeurt onder de preek.
In een goede preek komt God immers niet maar ter sprake, Hij komt Zelf tot spreken. Deus dixit, en daarom deus dicit. Voor minder doet een protestantse kerkdienst het niet. In een goede preek gaan de Schriften open, en spreken opnieuw hun scheppend, herscheppend Woord. In een goede preek wordt het Woord Gods tot een tweesnijdend scherp zwaard. Oordeel en genade, binding en ont-binding, vreemde vrijspraak: om niet minder dan dat gaat het. Daarom ligt in de reformatorische eredienst die grote nadruk op de epiclese, het gebed om de Geest voor de opening van de Schriften1. Dat zit diep in de spiritualiteit van de protestant, bij de lutherse en de gereformeerde beide, maar bij de laatste niet het minst. Hij leeft van het levende Woord. Hij hoopt dat de Levende zijn Woord levend en krachtig zal doen uitgaan, zodat het doet wat Hem behaagt. Wat de liturgie is voor de oosters-orthodox, en wat de eucharistie is voor de rooms-katholiek, is de preek voor de protestant. In de preek verandert het schriftgeworden Woord in Woord Gods in actu. Althans, dat hopen en bidden we. K.H. Miskotte schroomt niet daarbij het woord ‘transsubstantiatie’ te gebruiken.2 Het mensenwoord van de prediker wordt tot scheppend en herscheppend Woord Gods. Daarom gaat het, om het Levende Woord. Dat gebeurt er in de preek. Tenminste wanneer in de preek het Woord opnieuw opengaat omdat de Geest erover waait3. Theologisch kunnen wij niet zonder de notie van de voortgaande openbaring. In de preek gaat het om niet minder dan openbaring.4
Daarom moeten wij niet preken dat er wat moet gebeuren met een mens, maar wij moeten zo preken dat er wat met de hoorder gebeurt. Dat verwacht de rechtgeaarde protestant. En terecht. Maar, preken wij (nog) zo? Zo niet, hoe hervinden wij deze kracht van de preek in de zin van de Reformatie?
Er moet wel wat gebeuren met de preek
De preek als medium voor heilsbemiddeling heeft het zwaar. Er is veel kritiek op de prediking. Mensen blijven weg, zitten thuis voor RTL 5 bij Hour of Power met ds. Schuller of bij ds. Arie van der Veer van de EO. Anderen zoeken het zondags niet (meer) in hun PKN-thuisgemeente, maar elders. In orthodox-protestantse gemeenten neemt de trek naar evangelische gemeenten nog steeds toe, is mijn indruk. Of gemeenten verschieten zelf van kleur. Dat is niet van vandaag of gisteren, maar het is nu kerken-breed ernst.
De kritiek betreft vaak vorm en inhoud van de kerkdienst als geheel. Kerkbreed staat de klassieke liturgie onder druk, zowel in zijn oecumenisch-liturgische vorm als in de traditioneel-gereformeerde gestalte. Er is bijna geen gemeente die er niet mee te maken heeft. Overal klinkt de roep om het Evangelische Lied. Uitgesproken of niet uitgesproken ligt daarachter de klacht dat men aan de bestaande vormgeving van de kerkdienst te weinig beleeft. Inmiddels blijft de preek in de kritiek niet meer buiten schot. Daarmee raakt de kritiek het hart van de protestantse kerkdienst. Lange tijd was het nog zo in de kerkelijke praktijk dat een goede preek een kale, zo niet saaie, liturgie compenseerde. Nu is het zo dat zelfs een mooie en aansprekende liturgie een slechte preek niet goedmaakt. Om maar niet te spreken van een slechte preek met een saaie liturgie. Daar vallen harde klappen in de kerkgang. Er is geen reden te veronderstellen dat dat zo’n vaart niet zal lopen ‘onder ons’.
Waar komt die toenemende kritiek op de preek vandaan? Wordt er zoveel slechter gepreekt dan ‘vroeger’? Dat is nog maar de vraag. Menig eigentijdse hoorder noemt preken die wij vroeger ‘goed’ noemden, nu saai, niet boeiend, vervelend. ‘Waar gaat dit over?’, luidt de al dan niet uitgesproken vraag. Ik denk dat veel hoorders hun aandacht niet kunnen houden bij menige preek die helemaal niet slecht is van inhoud en opbouw. Toch, zeggen zij, worden zij er niet door geraakt! Of: te moeilijk! Of: ‘Ik kan er niets mee’! En dat frustreert en ontmoedigt menig predikant, die er bepaald niet met de pet naar gooit, maar consciëntieus zijn werk doet.
Met de bekende verklaringen komen we niet meer uit
Met de bekende en op zich ware verklaringen komen we naar mijn overtuiging niet meer weg. Ik noem ze volledigheidshalve kort:
- We leven in een beeld-cultuur. Mensen zijn niet meer gewend om een betoog te volgen.
- Moderne mensen denken veel meer associatief en in beelden, en minder in concepten.
- Mensen luisteren selectief, en zijn gespitst op relevantie. ‘Wat heb ik eraan?’
- Veel preken bevatten te veel onnodige informatie. Daar zitten mensen, gewend aan PowerPointPresentaties, niet op te wachten.
- Steeds meer hoorders missen een referentiekader – het stramien van een belijdenis, een schema van ellende-verlossing-dankbaarheid, een heilsordelijk schema5 – waarin preken als relevant kunnen worden gehoord en dan ook bevindelijk kunnen doorwerken. C. Rijnsdorp schrijft in het mooie opstel De koningskinderen sterven uit over de doorgeleide gelovigen (de koningskinderen) die ‘wisten aan welke eisen een goede kerst-, paas of pinksterpreek moest beantwoorden’.6 Ik denk dat het nauwelijks meer bestaat.
- Door de secularisatie is het wereldbeeld van hemel en hel, van ‘binnen’-zijn en ‘buiten’- staan, van eeuwig behoud en eeuwige verlorenheid goeddeels verdwenen uit de spiritualiteit. Het gaat er eigenlijk nooit (meer) over. En, wanneer het er wel over gaat, klinkt het al gauw hard of vals. De tijd is voorbij dat deze ene grote vraag: ‘Ben ik behouden of sta ik er nog buiten?’ voor velen het stramien was van het leven coram deo. Maar als deze waarneming juist is, hoe krijgt de hoorder bij de vertolking van het Evangelie dan opnieuw een gevoel van urgentie, een besef van ernst?!
- De moderne hoorder is meer gericht op het kleine verhaal, en dat graag met emotie. Hij wantrouwt of ‘heeft niets met’ grote verhalen. Evenwel, de boodschap van de Bijbel is in zichzelf een Groot Verhaal, het verhaal van het Rijk dat de ganse wereld aangaat. Dat beleeft de moderne, sceptische mens al gauw als ‘grote woorden’.
Er valt meer te noemen. Het is allemaal waar. Wie herkent het niet? We kunnen deze vragen niet (meer) ontlopen. Er moet wat gebeuren met de preek. In dit artikel wil ik ‘op het erf van de gereformeerde hermeneutiek en homiletiek’ proberen een paar theologische aspecten uit te werken, waar het mijns inziens ook om gaat bij het probleem van de preek.
II. Vraagstelling
De vraagstelling voor dit artikel is hoe wij de prediking ‘in Geest en kracht’, waar het in het (gereformeerd) protestantisme om gaat, hervinden. Ik maak daarbij vier stappen.
In paragraaf II peilen we wat het wezen is van de protestants-gereformeerde preek. Helder wordt dan waarom de schriftuurlijk-bevindelijke prediking een probleem heeft.
In paragraaf III schetsen we aan de hand van twee voorbeelden ‘dichtbij huis’ waarom de schriftuurlijk-bevindelijke prediking een probleem heeft.
De beweging Passie voor Preken7 is ontstaan uit dit besef dat er wat moet gebeuren met de preek. In paragraaf IV probeer ik gelijk en ongelijk van deze beweging te peilen.
In paragraaf V sluit ik af met een paar hermeneutische aanzetten voor een homiletiek waarin onze prediking van het Woord Gods weer ‘in betoning van Geest en kracht’ kan worden.
III. Waarom heeft schriftuurlijke prediking een probleem?
Waar komen wij homiletisch vandaan?
De meesten van de lezers komen uit een kerygmatisch-didactische preektraditie van de gereformeerde Reformatie. Voor de één werd die wat sterker getoonzet door de Nadere Reformatie met zijn nadruk op de heilsorde; voor de ander wat sterker door Afscheiding en Doleantie met hun nadruk op de heilshistorie. Voor de een stond de prediking onder de spanningsverhouding van Verbond en Verkiezing, voor de ander in het teken van de wedergeboorte. Deze verschillen waren voor onze vaderen groot genoeg om er kerkscheuringen voor over te hebben. Tegelijk zijn het allemaal variaties op wat kenmerkend is voor de reformatorische visie op de prediking: de verhouding van Woord en Geest, de onlosmakelijke verbondenheid van beide en de noodzakelijke onderscheiding van Woord en Geest. Ik werk dit in enkele punten nader uit8.
Wie ‘Woord Gods’ zegt, heeft het over ‘openbaring’, dus over ‘God, Die zich soeverein bekend maakt’. Zo stelt de Reformatie het Woord Gods centraal. Het Woord Gods is de sprekende God zelf.
Dit Woord Gods viel voor de reformatoren nog ongereflecteerd vrijwel samen met de (uitleg van de) bijbel. Dat had te maken met de nauwe relatie van Woord en Geest volgens de opvatting van de Reformatie. De Schrift is Geest-doorademd. Wanneer dus de Schrift wordt uitgelegd en toegepast in de prediking, dan gebeurt dat onder de belofte dat in, met en onder deze mensenwoorden het Woord Gods-in-werking geschiedt. Duidelijk is wel dat de preek, voor de reformatorische opvatting van openbaring, niet automatisch ‘is-gelijk’ Gods Woord is. Het is geen werking ‘ex opere operato’. Dat niet. Maar wel: De prediking is en bewijst zichzelf als Gods werkzame Woord. Dat is belofte, en daarin is het waar.
We kunnen daarom begrijpen dat ‘de zuivere bediening van het Woord Gods’ een van de notae ecclesiae is, en dat de prediking van het Woord Gods een sacramentele betekenis heeft in de Reformatie. De preek is op de plaats van de eucharistie gekomen, en is daarmee instrument in de hand van God in de bemiddeling van Zijn heil. We citeerden reeds Miskotte9. Verschil is wel dat het hoogtepunt van de mis vaststaat. Je weet dat en wanneer het komt. Zo is het niet bij de preek. De prediker heeft het niet in de hand, maar wel in de belofte. Woord en Geest hangen immers samen en gaan in de regel samen.
Kortom: ‘Woord’ is voor de reformatorische opvatting meer dan ‘objectieve gegevenheid’ en ‘Geest’ is niet de vrije geest, of mijn menselijke geest. Woord en Geest zijn over en weer verbonden en van elkaar afhankelijk. In de levende verkondiging – en dat ís de uitleg van de Schriften – gebeurt het. Want die uitleg in de prediking staat onder de belofte van ‘Woord Gods in werking’. Dat is het werk van de Geest: Hij maakt van de letter Geest.
Hier komen wij homiletisch vandaan.
Hoe ging het verder?
Heel de theologiegeschiedenis van met name de gereformeerde Reformatie is variatie op deze verhouding van Woord en Geest. Mij werd tijdens de lezing van de studie van Stark bewust hoezeer ik theologisch – en homiletisch – hiervandaan kom. Ik werk dat kort uit.
De reformatorische toon in de homiletiek werd gezet door Calvijn. Die herkennen we terug tot op Bavinck en Hoekstra. Alle nadruk ligt op het Woord. Gelovige omgang met het Schriftwoord is omgang met God. De uitleg van het Schriftwoord staat daarom onder die belofte, dat het het Woord is van de sprekende God zelf. Daarmee is de centrale plaats van de prediking gegeven. Zij is het spreken van God zelf, en de rechte houding van de gemeente is die van de gehoorzaamheid aan het Woord. Citaat: “Bij God staat niets zo hoog aangeschreven als de prediking van het evangelie. Want dat is Zijn Rijk, waardoor Hij wil regeren in deze wereld. De prediking is het middel om de mensen tot de zaligheid te leiden. ... Het enige middel, waardoor de mensen tot de zaligheid kunnen komen, is onderwezen worden in de leer van het evangelie.”10
Haar gezag ontleent de prediking aan het gezag van de Bijbel, het autoritatieve Woord van God, en aan het testimonium van de Heilige Geest. Schriftlezing en preek gaan bij Calvijn naadloos in elkaar over11. Zijn preken zijn dan ook nauwkeurige uitleggingen van de tekst met vrij directe lijnen naar de geloofsleer, en naar de dingen die spelen in de context van de gemeente. Het gaat immers in de prediking om opbouw, loutering, instructie en correctie van en in het leven van de gemeente. En dat alles geschiedt bij Calvijn in het krachtenveld van de Heilige Geest. Die neigt de harten, wekt geloof, en leidt tot de aanbidding. De Geest is de begeleider van het Woord. Stark vat samen: “Het effect van de werking van de Heilige Geest is tweeledig: de Geest ‘verlicht’ hart en verstand en ‘verzegelt’ het evangelie in het menselijk hart. Zo worden geloof en aanvaarding mogelijk.”12 Het is geen automatisme dat het gepredikte Woord als Gods Woord het hart van de mens bekeert. Wel is de binding van Woord en Geest zo sterk dat Hij, de Geest, niet voor, noch na, maar tegelijk met de prediking werkt.
Deze spanningsverhouding van Woord en Geest, met zijn consequenties voor de predikkunde, zet de toon. In de voortgang van de tijd ontwikkelen zich verschillende variaties.
Er loopt een lijn van Calvijn via Nadere Reformatie naar het Gereformeerd Piëtisme. In die lijn wordt de spanningsverhouding van Woord en Geest opgevoerd, met als gevolg een grotere plaats voor het toepassende werk van de Geest. De heilsordelijke prediking kreeg hier zijn plaats, met daarbij wat wij nu zouden noemen godsdienstpsychologische motieven. Uitleg of tekstverklaring en toepassing worden gaandeweg steeds meer uit elkaar gehaald. De preken krijgen aan de ene kant een sterk didactisch en vooral leerstellig karakter. Aan de andere kant komt er een brede plaats voor de applicatie met het oog op de bevinding van de hoorder, die langs godsdienstpsychologische lijnen onderscheiden worden, en soms ook onderscheidenlijk worden aangesproken.
Een andere lijn is meer Luthers getoonzet door de centrale plaats van de rechtvaardiging van de goddeloze. Deze prediking is sterk christocentrisch, varieert vaak op de tweeslag van wet-evangelie en heeft een meer kerygmatische structuur en stijl. Het is duidelijk dat deze meer lutherse lijn dominant aanwezig is in de prediking van Kohlbrugge, en de door hem – en door Barth – beïnvloede vaderlandse theologie van enkele grote namen uit de 20ste eeuw: Miskotte, Noordmans.
Een derde variatie op het gereformeerde spanningsveld van Woord en Geest in de prediking vinden wij in de meer ‘objectieve, voorwerpelijke prediking’, vaak meer getoonzet door de tweeslag ‘belofte – vervulling’ en door een grote nadruk op verbond en doop. Meer dan op de heilsorde ligt de nadruk dan op de heilsgeschiedenis, en op ‘Het is geschied’. Dit toonzette vooral de prediking in de Gereformeerde Kerken in de periode tot de jaren ’60 van de vorige eeuw.
Kijken we terug, dan concluderen we:
Ten eerste, hoe centraal de prediking is in de schepping, onderhouding en correctie van de protestantse spiritualiteit, en hoezeer de Bijbel daarin centraal staat. Het gaat om schriftuurlijk-bevindelijke prediking.
Ten tweede, hoe centraal in de openbarings- en schriftleer de perspicuitas, de auctoritas, de autopistia en de sufficientia van de Heilige Schrift zijn. In de prediking komt de sprekende God aan het Woord. Let wel, in een prediking, die puur tekstuitleg is en wil zijn, maar dan wel tekstuitleg binnen en met het oog op de gemeente die een open gemeente is in de samenleving van de stad en die in nauwe betrekking staat tot de magistraat, de overheid, het maatschappelijk leven. Onder die prediking als tekstuitleg sluit en ontsluit God zelf het Koninkrijk. De Reformatie heeft nooit een ‘is gelijk’-teken gezet tussen de prediking en het Woord Gods. Dat zou een grensoverschrijding zijn. God is vrij om met en door het Woord te doen wat Hem behaagt. Maar de Reformatie komt er wel dichtbij. De preek heeft sacramentele betekenis (Miskotte).
Ten derde is ook evident hoe moeilijk het is deze hoge inzet vol te houden. De geschiedenis wijst het uit. De hoorder in zijn/haar gestalten van geloof en ongeloof, twijfel en aanvechting, wordt steeds meer een factor in de prediking. In het lutherse en gereformeerde piëtisme, de Nadere Reformatie, krijgt dat een eigen articulatie in de aandacht voor de godsdienstpsychologische motieven in de preek: heilsordelijke motieven met daarin aandacht voor de menselijke twijfel, aanvechting, duisternis van de ziel, verlangen. Voor de prediking betekende dit een toenemende classificatie van de hoorders in de prediking. Die werd ‘onderscheidenlijk’ en legde in toenemende mate nadruk op de kenmerken van de werking van de Geest in de mens.
We kunnen deze laatstgenoemde ontwikkeling in de prediking zien als een poging recht te doen aan de tweede pool van de tweeslag Woord-Geest: het werk van de Geest. We zien dan wel hoe in de loop van de verdere ontwikkeling in het gereformeerde piëtisme de onderscheiding van Woord en Geest steeds meer tot scheiding wordt. De uitleg van de Schrift wordt minder dominant en meer een aanleiding om tot het eigenlijke te komen, namelijk de ontvouwing van de heilsorde. En in die ontvouwing gaat het dan weer om het applicerende aspect, de toepassing.13
Kortom, het schriftuurlijke aspect van de beoogde schriftuurlijk-bevindelijke prediking werd meer en meer problematisch. En het bevindelijke aspect?
IV. Het probleem van de bevindelijke prediking
Velen die in de prediking willen gaan in de weg van Schrift en Belijdenis en die geloven in de kracht van een schriftuurlijk-bevindelijke prediking, hebben toenemend het gevoel dat het niet (meer) werkt. Nu speelt dit niet alleen bij de preek. We hebben in onze context in veel bredere zin een probleem met de overlevering van het christelijk geloof in de hoofden en harten van generaties na ons. Dat probleem lossen we niet op door eigentijds, praktisch en vooral ‘eenvoudig’ te preken. Het probleem ligt dieper. In deze paragraaf wil ik analyseren dat dat ook te maken heeft met het bevindelijk aspect van de gereformeerde prediking.
Ik benader dit punt aan de hand van twee dingen die in het afgelopen jaar mijn aandacht trokken en die mij in dit verband te denken geven: De geconstateerde en betreurde snelle verdwijning van de leerdienst en de catechismusprediking, en de inhoud van de brochure over de prediking Naar Christus toe – Het geheim van de prediking voor onze tijd doordacht, een uitgave vanwege de Gereformeerde Bond in de Protestantse kerk14. Twee ongelijksoortige dingen, maar in de onderstroom hebben ze beide betrekking op dezelfde problematiek.
Wat leert ons het verval van de leerdienst?
De cijfers ondersteunen wat we al jaren zien. De traditionele leerdienst met de prediking van de Heidelbergse Catechismus is in enkele decennia nagenoeg verdwenen in grote delen van de kerken. Dit staat natuurlijk niet los van de druk op de tweede kerkdienst op de zondagmiddag of –avond.15
Maar er is nog iets anders aan de hand, vermoed ik. Het verval van de catechismuspreek is naar mijn inschatting ook een signaal hoever het geloof der gemeente verwijderd is geraakt van een leven in de taal van dit leerboek der kerk. De grote woorden waar het in de Heidelbergse Catechismus om draait – rechtvaardiging, heiliging, bekering, sterven met Christus en opstaan in een nieuw leven, wedergeboorte – zijn kennelijk bij velen geen ankerpunten meer voor de ziel. Zij zijn kennelijk niet meer het vocabulaire voor het innerlijk leven, laat staan handvatten voor het leven met God in de strijd van Geest en vlees, en in de strijd die gegeven is met de ‘condition humaine’. En dan hebben we het nog niet eens over woorden als ‘doemwaardig, oordeel, toorn Gods, zoenoffer en vrijspraak’. Maar, als dat zo is, als deze grondwoorden in de onderstromen van ons (geloofs-)leven geen relatie meer hebben met de ‘condition humaine’, dan heeft kerugmatisch- didactische prediking in gereformeerde zin een fors probleem. Dan worden het niets-zeggende klanken, harde brokken of irrelevante fossielen. En dat blijft niet beperkt tot de leerdienst.
Voor de gereformeerde prediking betekent dit dat zij de kunst of de kunde moet hervinden om de inhoud van de grondwoorden op te laten lichten uit de bijbelse verhalen. Wij moeten als het ware de beweging van de evangeliën naar Paulus opnieuw maken. De grote woorden die wij in de Brieven aantreffen zijn immers neerslag van een door de Geest verstaan heilshandelen van God waar de bijbelse geschiedenissen in de evangeliën ons over vertellen. Zo moeten nieuwe generaties de grondwoorden van het geloofsleven opnieuw verwerven, ze opnieuw door de Geest leren.16
Tegen de klippen op doorgaan met preken?
Begin 2006 verscheen van de zijde van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk een brochure over het geheim van de prediking, voor onze tijd doordacht, met de titel Naar Christus toe. De brochure, bestemd voor predikanten en kerkenraden, is een warm en hartstochtelijk pleidooi voor de prediking. Genezing van de kerk mogen wij alleen verwachten van de rechte prediking. Daarover is de Bond altijd consistent en helder geweest. De Bond deelt de zorg over de prediking en steekt in deze brochure de hand allereerst in eigen boezem.
Wat viel mij op bij lezing van de brochure? Wat erin staat heeft mijn hart, en is de bespreking op kerkenraden zeker waard. Veel wat erin staat, is ook als kennis verdwenen. Dat de brochure dwars op de beweging van het kerkelijk tij gaat staan, vind ik bepaald geen probleem. Laat de Bond maar dwarse dingen zeggen. Tegelijk vrees ik dat de brochure niet echt verder helpt. Ze raakt het probleem van de prediking toch niet in de kern.
De brochure herkent op eigen manier de problematiek rond de preek. Het antwoord zoekt de brochure door opnieuw op een rij te zetten wat gereformeerde prediking is, en door met kracht te benadrukken dat we daar vooral hard aan moeten werken: tegen de oppervlakkigheid in, tegen de vrijblijvendheid in, ernstig, bijbels, verstaanbaar en helder van taal, zonder onze kracht te zoeken in (liturgische) toeters en bellen. Wie thuis is in de gereformeerde theologie herkent in de brochure alle inhoudelijke punten. Het gaat in de prediking om de bediening der verzoening, om Wet en Evangelie, om ambtelijke bediening, om rechtvaardiging en heiliging.
De brochure constateert vervolgens dat het niet eenvoudig is om deze geloofsinhoud in de prediking levend en ‘met volmacht’ over de rand van de kansel te brengen. Zij constateert ook – en ik denk niet ten onrechte – dat deze geloofsinhouden steeds minder in de breedte van de gereformeerde gezindte het ferment van de prediking vormen. De brochure signaleert een vervlakking van de prediking, ook in de Gereformeerde Bond. De schrijvers halen dan dr. H. Berkhof naar voren met zijn scherpe vragen, 45 jaar geleden, aan het midden van de (hervormde) kerk van zijn dagen. Berkhof hekelde toen de ‘goedkope genade’, waarbij de gemeente niet meer weet heeft van het oordeel der wet, van de verbrokenheid in het schuldbesef en van de verwondering over de vreemde vrijspraak. Berkhof had toen de midden-orthodoxie in de N.H Kerk van zijn dagen op het oog. ‘Treft dit scherpe oordeel nu niet veel prediking onder ons’, zo vraagt het hoofdbestuur aan zichzelf en aan de predikers van hervormd-gereformeerde huize. De vraag stellen is hem beantwoorden.
De remedie in de brochure is dan een compacte samenvatting van het wezen van de gereformeerde prediking en vooral een continue oproep aan de predikers om daar meer ernst van te maken. Het moet in onze preken dieper, ernstiger, confronterender. We moeten ons niet van de wijs laten brengen dat het met wat meer performance en liturgische aanpassingen wel beter zal gaan.
De brochure is ambivalent ten opzichte van de (oefening in de) welsprekendheid. De opstellers sluiten in dat verband aan bij de beduchtheid van Calvijn voor de welsprekendheid. Voordat je het weet komt de spreker tussen God en Gods woord aan de ene kant en de hoorder aan de andere kant in te staan. Met een beroep op de dwaasheid van de prediking des kruises, en met een verwijzing naar de apostel Paulus in diens ‘zwakheid’ ten overstaan van de glorieuze bediening van de tegenstanders, roept de brochure op tot soberheid en eenvoud in de prediking. We moeten het niet al te zeer verwachten van een verbetering van de retorische aspecten van de prediking17. Evenmin van ondersteuning van de preek door andere audio-visuele middelen.
In het laatste hoofdstuk snijdt de brochure een aantal thema’s aan in de eigentijdse, culturele context van de christelijke gemeente en gaat daarbij het gesprek aan met eigentijdse theologische vragen. De brochure gebruikt in dat verband het woord klippen. “We moeten preken tegen de klippen op”, zo zegt de brochure letterlijk. Tegen de klippen in de cultuur, in de leefwereld van de moderne mens, in de literatuur, tegen de theologische cultuur in de kerk die zegt niets meer te kunnen met de plaatsvervanging, de verzoening door voldoening, etcetera. Preken ook tegen de klippen op van je eigen sprakeloosheid en tegen je eigen geesteloosheid in. Wij delen immers in dezelfde nood als onze gemeenteleden en onze tijdgenoten. De brochure eindigt met de bemoediging aan de prediker dat wij dezelfde strijd strijden als de Heiland die door lijden heen tot heerlijkheid inging. In het gewaad van het Evangelie is Hij onder ons, en gaat wederom in en door de prediking diezelfde weg door lijden tot overwinning.
Ik sta nog even stil bij het beeld van de klippen. De vragen uit de culturele en missionaire situatie van het moment zijn voor de Gereformeerde Bond vooral rotsen of klippen waarop het schip van de ware bediening van het Woord stuk kan lopen. Klippen immers moet je omzeilen, anders loop je erop stuk. Of je gaat er recht op af, in de stellige overtuiging dat je schip, ondanks veel averij, het houden zal. Ik denk dat de brochure het laatste bedoelt.
Tot zover kort de brochure van de Gereformeerde Bond.
Theologische evaluatie
Er staan veel ware dingen in de brochure. De toon is goed. De brochure schuwt de zelfkritiek niet. Waarom helpt ze toch niet echt verder? Wat opvalt is, dat de brochure nergens aangeeft dat de huidige missionaire situatie van de kerk en van de theologie ook een nieuwe vraag is, of een nieuw vragencluster met zich meebrengt, waarmee wij hermeneutisch, homiletisch, catechetisch, liturgisch en in de gemeenteopbouw iets mee moeten. Daar zit mijn kritische punt. Terecht wijst de brochure af dat we bijvoorbeeld de klassieke verzoeningsleer maar als ‘een verouderd model’ aan de kant moeten zetten, omdat moderne mensen daar niets meer mee zouden kunnen. Een prediking in Geest en kracht zal nooit zonder de grote woorden kunnen – zonde, genade, verzoening, plaatsbekleding, rechtvaardiging, heiliging. Leven coram deo kan niet bestaan zonder bevindelijke kennis van het sterven en opstaan met Christus, de zelfverloochening, het offer, de heiliging, de bekering. En het christelijke leven bestaat bij de gratie (genade) van de structuren van verbond en verkiezing, van liefde en trouw, van belijden en de volharding der heiligen.
Evenwel, wij leven en preken in een kerkelijke en culturele context waar voor velen deze woorden óf betekenisloos geworden zijn, óf waar ze geen toegang meer toe hebben in hun bestaan. Dat is het probleem dat we hebben. Dat zijn geen klippen die we moeten omzeilen, of moeten zien te nemen, koste wat het kost. Het gaat om een hermeneutische uitdaging. En die pakt de brochure niet op. Daarom is ze niet vernieuwend.
Door te volstaan met de oproep in deze donkere tijd toch te blijven preken en met nog meer vuur, zoals de gereformeerde voorvaderen het deden, neemt de brochure de bocht te kort. De last komt zo op de (jonge) predikant te liggen. Die krijgt, als het toch (verder) terugloopt, uiteindelijk slechts als ‘troost’ mee dat het evangelie nu eenmaal niet naar de mens is en altijd op tegenstand stuit. Deze troost vind ik te schraal, en deze handreiking te weinig. Wie de oude woorden en spanningsverhoudingen van Wet en Evangelie, zonde en genade, rechtvaardiging en heiliging blijft gebruiken zonder ze opnieuw te verwerven, preekt tenslotte alleen nog voor eigen steeds kleiner wordende parochie. Dat kan nooit de bedoeling zijn.
Van gedeeld probleem tot gedeelde uitdaging
Beide dingen – de terugloop van de ‘tweede (leer-)dienst’ en de inhoud van de brochure van de zijde van de Gereformeerde Bond – wijzen op hetzelfde fundamentele probleem, dat wij in dit artikel ombuigen tot de uitdaging waar wij nu voor staan. Het gedeelde probleem is dat de grondwoorden niet meer ‘bevonden’ worden een anker te zijn voor de ziel. De uitdaging is daarom in één zin: Het bijbelse verhaal zijn eigen werk opnieuw laten doen, zodat oude én nieuwe grondwoorden weer schokkend, verrassend, vernieuwend en vertroostend ervaren worden.
Dat is de uitdaging waar wij in de predikkunde voor staan. De bijbelse verhalen van Oude en Nieuwe Testament moeten hun geheim opnieuw prijsgeven met het oog op de vorming van nieuwe ‘gereformeerde spiritualiteit’, in een tijd waarin de ‘condition humaine’ – schuld, tekort, verlangen, verdriet, vervreemding, vreugde, dood, lot, etcetera – in hoofd en hart van de autonome en mondige hoorders anders wordt ervaren, anders wordt verwoord en vaak met meer verzet en vreemdheid tegen het Evangelie wordt ingebracht dan voorheen mensen deden. God kan uit stenen nog kinderen van Abraham verwekken. Juist daarom moeten wij de grote woorden niet schuwen te gebruiken. Maar God kan zich bij kantelend tij wel heel anders openbaren en wonderlijk anders handelen dan wij dachten en in onze bekende en beproefde grondwoorden vastlegden18. Dat vraagt van de predikers ‘persoonlijke theologische, pastorale en culturele moed’ om lastige vragen onder ogen te zien, openheid voor ‘gedurfd bijbelverstaan’ en bereidheid tot ‘soms heel dwarse verkondiging’. Inderdaad, wat Walter Brueggemann – noot 18 – zegt: preken is geen werk voor bedeesde klerken die op de inboedel passen, maar voor mensen die zelf door zielennood heengegaan zijn en de verwondering kennen, en die zelf van het verschil weten tussen de hoop en deze gesloten wereld met zijn beleid.
V. Gelijk en ongelijk van Passie voor Preken
Met dit in het achterhoofd staan we kort stil bij de snelle opkomst van Passie voor Preken. Brengt deze beweging wat we in onze context nodig hebben voor het hervinden van een prediking in betoning van geest en kracht en van predikers die voldoen aan bovenstaande criteria? Naar mijn inzicht vooralsnog niet. De snelle opkomst en het numerieke succes van de beweging Passie voor Preken – breed naar het midden van de mainstream-kerken, en breed in de orthodox-gereformeerde kerken – zie ik vooral als een signaal dat er wat aan de hand is. De beweging is geboren uit de waarneming dat veel preken de hoorders weinig doen; dat veel predikers dat weten, maar er onmachtig onder zijn, en dat gevoel verlamt hen; dat veel preken wel waar zijn – goede tekstuitleg, rechte leer – maar als niet-relevant ervaren worden door de hoorders; dat het medium ‘woord’, ‘betoog’ het in onze beeldcultuur al heel gauw moet afleggen tegen andersoortige audiovisuele media. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Eerder in dit artikel wezen we hier ook al op. Passie voor Preken pakt een en ander op als een serieuze uitdaging. Dat siert haar. Maar zij neemt de bocht naar mijn inzicht te kort.
Voor Passie voor Preken is de prediking heilsbemiddeling. Daarmee staat de beweging in de protestants-gereformeerde traditie. Het motto voor de ‘Beweging voor bijbelse prediking in Nederland’ is niet voor niets: “Wij prediken Christus, de kracht van God en de wijsheid van God!” (1 Korintiërs 1:24). Passie voor Preken beoogt de bevordering van de prediking in Geest en kracht. Wij doen de beweging tekort wanneer wij haar inzet reduceren tot een pleidooi om ‘uit het hoofd te preken’, of haar verwijten ‘de welsprekende voorganger centraal te stellen, die de gemeente met retorische trcucjes weet te boeien’.
Passie voor Preken is wel een typisch moderne beweging. Zij neemt de culturele situatie en de invloed daarvan op de wijze waarop mensen zijn, informatie verwerken, luisteren en kijken en betekenis geven, als een gegeven. Denk aan de verschuiving van woordnaar beeldcultuur, van oor naar oog, van argumenten naar indrukken, van ratio naar gevoel, van inhoud naar uitstraling. “Het belangrijkste gevolg hiervan voor de prediking is dat ook de bijbelse boodschap tegenwoordig echt anders moet worden overgedragen. Het gaat er niet meer om de hoorders met een serie argumenten te overtuigen van de waarheid, maar om de relevantie van de boodschap aan te tonen, ze erin mee te nemen en er bij te betrekken.”[…]. “Door sommige predikers wordt dit gezien als een vervlakking van de boodschap. Het tegendeel is waar. Het gaat er juist om dat de inhoud van de boodschap landt in het leven van de hoorder, verder komt dan het oor en het hoofd alleen, maar het hart raakt en verandert. Waar niet zozeer het overtuigen van de waarheid, maar veelmeer het aantonen van de relevantie van de boodschap centraal staat, is wel degelijk sprake van een andere invalshoek voor de preekopbouw, maar het doel blijft hetzelfde: dat men hoort en gelooft.”19
Met andere woorden, de post-moderne hoorder wordt niet overtuigd door een goed beargumenteerd betoog, maar door de ervaring van relevantie op het niveau van het gevoel, het hart, de buik. En daar moet, aldus Passie voor Preken, de prediker homiletisch en retorisch op inspelen. Wat dat voor de preek betekent, is dan de core-business van de beweging in de ontwikkeling van trainingen “Speech and Communication”. In deze trainingen oefent Passie voor Preken cursisten in in een nieuwe wijze van preken maken, opbouwen en houden. Het gaat daarbij om “nieuwe wegen zoeken om Gods Woord in de kracht van de Geest overtuigend te verkondigen in de huidige cultuur. Een prediking gebaseerd op de Bijbel, geconcentreerd op Jezus Christus. Een verkondiging gericht op persoonlijke overgave en toewijding aan God.”
In dat kader opteert de beweging voor ‘uit het hoofd preken’. Dat is iets geheel anders dan ‘met wat losse aantekeningen de kansel opgaan’. Het is ook iets anders dan een uitgeschreven preek memoriseren. Het gaat om een verhaallijn die in kernwoorden is vervat en op papier meegaat de kansel op. Dat heet ‘mind-mappen’. In de voorbereiding heeft de prediker zich de inhoud van de preek, vervat in deze kernwoorden van de verhaallijn, innerlijk eigen gemaakt. De WEB-site verwoordt het motto van de beweging met de woorden:
Wij staan voor preken:
dicht bij het Woord: een heldere boodschap vanuit de Schrift voor het dagelijkse leven;
dichtbij de hoorder: een preekstijl die de hoorder boeit en meeneemt door dit bijbelgedeelte;
dichtbij jezelf: laat dat wat je verkondigt eerst zo door je heen gaan dat het een spreken van hart tot hart wordt;
vol Geest en kracht: overtuigd van de boodschap, bewogen met je hoorders en gedragen door Gods Geest spreek je als een bewogen getuige.
De voorganger als geleider
Analyseren we deze vier kenmerken, dan zien we een paar inhoudelijke ‘bronnen’ waaruit Passie voor Preken put20.
Het meest springt naar voren de cruciale rol van de voorganger, de prediker. Daarin is Passie voor Preken ook het meest omstreden in reformatorische kring. Komt hier niet de charismatische prediker in het middelpunt? Is dat wel zo heilzaam? Wat gebeurt er als die tegenvalt, of wat wanneer je die gaven niet (zo) hebt? Ik wil er dit over zeggen:
- Wie het woord krijgt, krijgt macht toegekend. En de persoon en wat die verbaal en non-verbaal uitstraalt, is heel belangrijk in de communicatie. Dat geldt evengoed bij een visie op de prediking als ambtelijke bediening van het Woord. De persoon en diens performance doen er zeker toe. Terecht onderstreept ook Passie voor Preken een oude stelregel in de retorica dat er een goed evenwicht moet zijn tussen Logos, Pathos en Ethos. Dat luistert nauw, zeker bij een verhalende preekstijl en een op gevoel reagerend gehoor. Spreekt hij/zij mij aan? gaat vooraf aan Wat heeft hij/zij te zeggen?, en die vraag valt vrijwel gelijk met Heeft hij/zij mij wat te zeggen?.
- Maar, Passie voor Preken gaat een stap verder. In het geloof gaat het om de betrekking tussen God en mens en omgekeerd. Die betrekking is te allen tijde een bemiddelde. Lied, gebed, zegen, Brood en Wijn, de handdruk, zijn even zovele geleiders21 in en met het oog op deze betrekking. Bij Passie voor Preken wordt de persoon van de prediker bewust tot zo’n geleider. De prediker is cruciaal als bemiddelaar, instrument, middelaar. Bij de bovengenoemde vierslag – en die zijn fundamenteel voor de visie van Passie voor Preken – moet ik denken aan het bekende woord van Jezus over de Heilige Geest: “Hij, de Geest, zal het uit het Mijne nemen en het u verkondigen” (Johannes 12 vers 14 en 15). Die beweging zie ik ook zich voltrekken in bovengeciteerde voor de beweging van Passie voor Preken cruciale vierslag. Dan wordt het: ‘De prediker zal het uit het Mijne nemen en het u verkondigen’. De prediker luistert uit de tekst van de Schrift een heldere boodschap voor het dagelijks leven. Die wordt hem eigen in een proces van inademen: een spreken van hart tot hart in de prediker. Het wordt zijn boodschap. En zo gaat hij de kansel op en is daar getuige van wat hij gezien en gehoord heeft. Onmiskenbaar kantelt hier iets ten opzichte van de reformatorische opvatting van de preek, en ook ten opzichte van de reformatorische opvatting van het ambt. Prediking is hier niet meer verkondiging van het Woord Gods onder de belofte van de onlosmakelijke verbondenheid van Woord en Geest. Prediking is verkondiging van de door de prediker vernomen en hem eigen geworden Boodschap in de tekst, vol van Geest en kracht, overtuigingskracht22.
De prediking is niet meer vertolking van de Schriften, in de hoop en onder de belofte dat het Woord Gods wordt voor de hoorders. Hier is de prediking Geest en Woord in en door de geest, de bewogenheid en het woord van de prediker. De voormannen van het eerste uur van Passie voor Preken23 spreken in dit verband over de prediker als ‘spirituele persoonlijkheid’. Zij zeggen daarover waardevolle dingen. De prediker beoefent de drieslag van (dagelijkse) oratio, meditatio en tentatio. In de oratio brengt hij zijn hoorders en hun noden en vreugden, biddend te binnen in een persoonlijke inkeer tot God in Jezus Christus. In de meditatio overdenkt hij ‘bij dag en bij nacht’ het Woord Gods voor de komende verkondiging. Zo eigent hij het Woord. Tenslotte kent en staat hij in de tentatio, de strijd met de aanvechtingen van de verslapping, de hoogmoed, de traagheid, de twijfel. Zo moet de prediker ‘transparant zijn tot op Christus’. Zo wordt hij/zij ‘gewillig en bekwaam instrument’.
- Prediking is bij Passie voor Preken in wezen getuigenis van hart tot hart, tussen prediker en hoorders, gericht op instemming, bemoediging, inspiratie, overgave. Per definitie is de preek dus persoonlijk en gericht op het gemoed van de hoorders. Het is daarom begrijpelijk dat juist vanuit evangelische/pentecostale hoek in de kerken positief op Passie voor Preken wordt gereageerd. In de meer door de revivals geïnspireerde bewegingen is de preek vanouds meer een getuigenis van wat God – in dit Woord in het bijzonder – aan mij heeft gedaan, en daarom ook aan u wil doen.24
Theologische evaluatie
Ik meen met deze centrale plaats van de prediker als ‘geleider’ van het heil het belangrijkste onderscheidende theologische punt van deze beweging in de homiletiek te pakken te hebben. Hier onderscheidt de beweging zich binnen de homiletische doordenking. Hier ligt ook een vraag aan de gereformeerd-protestantse homiletische doordenking. Is dit de richting die wij op moeten in ons verlangen naar een prediking in Geest en kracht? Ik meen van niet. Dit kan het antwoord niet zijn op de vraag naar een nieuwe en levende betrekking van Woord en leven. Nog afgezien van het risico dat de performer in de prediker het gaat winnen van de Dienaar des Woords.25
Daarnaast leunt de beweging sterk op de inzichten van de New Homiletics uit de USA.
Zij doet dat nogal eclectisch en vooral toegespitst op de toepassing van de inzichten achter in de USA ontwikkelde trainingen in Speech and Communication26. Passie voor Preken introduceert in zijn trainingen uitermate belangrijke instrumenten waarmee de predikkunde haar voordeel kan doen. Wat leert de moderne communicatiewetenschap over de onder invloed van moderne communicatiemiddelen veranderde manier van informatieverwerving door moderne mensen? Wat doen beelden anders dan woorden in het verwerven van informatie en kennis? Wat betekent dat voor de preek? Hoe leren wij meer verhalend preken, hoe voer je spanning op, hoe leer je werken met verschillende perspectieven, zoals in een film de camera telkens zwenkt naar een ander perspectief? Wat leert de moderne communicatiewetenschap over het gebruik van de taal? Hoe leren wij verschillende taal gebruiken: meer evocatief, minder beschrijvend, betogend, docerend? Belangrijke punten!
Een en ander is bij Passie voor Preken theologisch nog niet zo uitgekristalliseerd. Het ontbreekt de beweging aan een eigen hermeneutische visie, waardoor zij zich kritischer kan verhouden tot de hermeneutische uitgangspunten van de New Homiletics. De kracht van de beweging is misschien voorlopig wel dat zij de acte van het preken met kracht op de agenda heeft gezet. Het belang van de persoon van de prediker, diens performance, het bewustzijn van wat communicatie eigenlijk is en hoe contextueel die ook bepaald is – dat alles heeft de beweging in de orthodox-protestantse hoek van het kerkelijk spectrum krachtig aan de orde gesteld. We kunnen die aspecten niet negeren. Dat is haar verdienste. Maar voor het probleem waar we met elkaar voor staan, is meer nodig.
VI. Komt de oplossing van overzee?
Wezenskenmerk van de preek in de reformatorische traditie is een directe betrekking van Woord en leven, niet biblicistisch, maar pneumatologisch. God spreekt, openbaart zich, ook nu. In en door de prediking ‘gebeurt dat’. Wij staan, en daarin wat mij betreft samen met de mannen en vrouwen van Passie voor Preken, voor een hermeneutische opgave en de vertaling daarvan in de homiletiek.
Deze hermeneutische opgave en de vertaling ervan in het ambacht van de prediking vat ik als volgt samen.
De grondwoorden van het leven coram deo – wedergeboorte, boete, schuld, verzoening, vreemde vrijspraak, bekering, vernieuwing, hoop – moeten wij opnieuw leren verstaan en prediken als Lesefrucht van Bijbelverhalen.
De bijbelverhalen moeten wij opnieuw leren verstaan en prediken in relatie tot diepte-dimensies in het bestaan van mens, medemens en wereld; en de dieptedimensies van de condition humaine – dood, verlangen, verdriet, vreugde, verlies, mondigheid, vrijheid, vervreemding – moeten wij opnieuw leren verstaan en in de prediking peilen in het licht van de bijbelse verhalen.
Zo moeten wij herontdekken en in de prediking laten ontdekken dat grondwoorden uit de spiritualiteit dieptedimensies raken, zelf dieptedimensies zijn of die scheppen in het menselijk bestaan; en dat de dieptedimensies van het bestaan oplichten, helder worden, in het licht komen wanneer de bijbelse verhalen erover klinken.
Ik noteer kort drie aanzetten die ons bij deze niet geringe uitdaging theologisch richting kunnen wijzen. Ze komen alle drie van overzee: de USA.
Hermeneutiek van het vertrouwen primair aan die van de argwaan (Richard B. Hays)
‘Salvation by trust? Reading the Bible Faithfully’ luidt de titel van een artikel van Richard B. Hays, nieuwtestamenticus aan Duke Divinity School in Washington. In dit artikel geeft Hays voor mijn gevoel precies aan waar het allereerst bij de vertolking om gaat en waar het voor ons als vertolkers op aan komt, willen wij weer die directheid hervinden in de relatie van Bijbel-Woord Gods-leven die zo kenmerkend is voor de Reformatie. Dat vraagt van ons een hermeneutics of trust. ‘Model’ voor deze hermeneutiek van vertrouwen staat voor Hays de bijbelse figuur van Abraham. Deze vertrouwt op hoop tegen hoop dat hij een vader van vele volken zal worden. Kijkt hij naar zijn oude lichaam of de verdorde schoot van Sara, dan wankelt zijn vertrouwen niet. Geen wantrouwen maakt hem wankelmoedig om in de belofte van God te geloven (Romeinen 4 vers 18-23). ‘Fundament’ voor deze hermeneutiek van vertrouwen is de dood en de opstanding van Jezus Christus. Hij is de overste Leidsman en Voleinder van het geloof = vertrouwen. Hij is de belichaming van het vertrouwen in Gods trouw. Omdat Jezus vertrouwde, door dood en lijden heen, op Gods Woord en zo verzoening bewerkte, zijn wij geroepen tot en in staat tot vertrouwen. ‘Dat zelfs doden levend worden’. Profeten, apostelen en evangelisten hebben deze roep gehoor gegeven en hebben dit vertrouwen volbracht. En zo hebben zij de schriften gelezen en teruggelezen vanuit Christus. ‘Model’ voor hen staat bij Hays Paulus, wanneer die in Romeinen 11 met het oog op Israël dat ‘neen’ zegt tegen de gekruisigde en opgestane Christus, stelt, dat Gods trouw sterker zal zijn dan Israëls ontrouw. Zo herleest Paulus de Schriften met deze hermeneutiek van vertrouwen. Dat, aldus Hays, heeft de vertolker van het woord nodig. “In order to read Scripture rightly, we must trust the God who speaks through Scripture”27.
Nu leven wij ná de Verlichting met in onze oren en om ons heen de stemmen van de ‘meesters van het wantrouwen’, Nietzsche, Feuerbach, Freud, Marx, Foucauld, etcetera. Zij schiepen een hermeneutics of suspicion. Daarvan zijn wij doordrenkt. Ook veel theologen zijn zo de Bijbel gaan lezen, met een hermeneutiek van de argwaan. ‘Model’ voor hen staat bij Hays Elisabeth Schüssler Fiorenza, wanneer deze schrijft dat ‘a feminist critical hermeneutics of suspicion places a warning label on all biblical texts: Caution! Could be dangerous to your health and survival’. Consequentie van deze hermeneutiek van de argwaan is dat niet de Bijbel maar de ervaringen en inzichten van vrouwen – of: homo’s, of: armen, of: zwarten – primair zijn, aldus Schüssler Fiorenza.
Waarom ik het artikel van Hays zo helpend vind, is dat hij deze ‘hermeneutiek van de argwaan’ afwijst, maar de argwaan een noodzakelijk element vindt in een bijbelse hermeneutiek van het vertrouwen. We moeten allereerst argwanend zijn ten opzichte van onszelf ‘because our own minds have been corrupted and shaped by the present evil age’. Waarvan acte! Daarnaast treffen wij ook in de Schrift innerlijke spanningen. We hebben leiding nodig om te onderscheiden tussen de ene en de andere interpretatie. De hermeneutiek van het vertrouwen is een gevecht om te horen en te onderscheiden. ‘Consequently, we welcome the readings offered by feminists and other interpreters whose experience enables them to hear the biblical texts in new and challenging ways.’28 In de derde plaats leren de hermeneutici van de argwaan ons argwanend te zijn ten aanzien van instituties die de uitleg van de Schrift (mede) vorm geven en beïnvloeden. Hays denkt daarbij ook aan kerkelijke en academische instituties. Waarvan evenzeer acte! We moeten ook – ons gebruik van – onze beproefde grondwoorden met deze gezonde argwaan bezien.
Hays helpt mij een weg te hervinden tot de ‘rechte gehoorzaamheid’ – de hermeneutiek van het vertrouwen – aan de Schrift, die noodzakelijk is om Gods Woord daarin te verstaan. Maar in deze ‘kinderlijke gehoorzaamheid’ moeten wij niet naïef zijn en ook niet willen zijn. In zeker opzicht weten wij, geleerd door de meesters van de argwaan, meer nog weer dan Luther hoe arglistig ons hart is en hoe macht, belang, positie, perspectief ons kunnen misleiden, zelfs met de beproefde grondwoorden van het geloof in de hand.
Uitdagende en verontrustende Bijbelse Theologie (Walter Brueggemann)
Het tweede dat wij nodig hebben is een uitdagende en verontrustende Bijbelse Theologie. Beter gezegd een Bijbelse Theologie die toegang geeft tot een nieuw verstaan hoe de ontmoeting met de God van Israël ons leven in deze wereld verontrust, omverwerpt, onder kritiek stelt. Een voortreffelijk voorbeeld daarvan is de Theology of the Old Testament. Testimony, Dispute, Advocacy van Walter Brueggemann29. Het is uiteraard onmogelijk om in enkele regels recht te doen aan dit monumentale werk, 60 jaar na Eichrodt en 40 jaar na Von Rad, en zo anders dan het werk van deze grote voorgangers. Op verrassende wijze maakt Brueggemann het pluralisme van het getuigenis van het Oude Testament aangaande JHWH/Elohim vruchtbaar in een verrassend, soms schokkend, soms onbegrijpelijk zicht op of verberging van Gods aangezicht. Het boek laat zien hoe vruchtbaar in de hermeneutiek het bewustzijn is dat alle verhalen getuigenissen zijn in een context en met het oog op een context. Zo leest Brueggemann het Oude Testament als een voortgaand proces van getuigenis en tegengetuigenis aangaande de God van Israël, waarbij de claim voortdurend op het spel staat dat Deze God is en niemand meer en dat Hij zo God is, soeverein, anders..
De lezing van een bijbelse theologie als deze ontsluit de bijbelse verhalen op een wijze dat nieuwe grondwoorden zich vestigen in onze spiritualiteit en oude grondwoorden ons – soms pijnlijk – weer verrassen. Wat dit voor de predikkunde betekent? We laten Brueggemann zelf aan het woord.
“In Luke 7, after John the Baptist raises his christological question through his disciples whether Jesus is the Christ, and after Jesus answers with specificity that “the blind see, the lame walk, lepers are cleansened, the dead are raised, and the poor rejoice,” Jesus adds, “blessed is the one who is not scandalized by me” (v. 23). Or as I would have rendered it, “Lucky are you, if you are not upset.” The theological scandal of biblical faith, especially when rendered into political, economic issues, is indeed upsetting.
How is a pastor to give voice to this scandal in a society that is hostile to it, in a church that is often unwilling to host the scandal, and when we ourselves as teachers and pastors of the church are somewhat queasy about the scandal as it touches our own lives? How can the radical dimension of the Bible as it touches public reality be heard in the church? We all have our strategies about these matters. We may simply select around the dangerous texts so that the difficult passages are never voiced. Or we may interpret them away from their evident intent in a spiritualizing direction to make them mean something they clearly do not intend. Or we may speak the text as it seems to stand, and hope nobody notices what has been said”30.
Inderdaad – preken is geen taak voor bange mensen of timide klerken.
Zicht op taal en scholing in retorica (New Homiletics)
Brueggemann definieert preken als een acte van ‘reimagination’. Kort gezegd: Hoe ziet de werkelijkheid eruit wanneer zij weerspiegeld wordt in, uitgebeeld wordt door de in de preek Woord Gods geworden bijbelse tekst? “The biblical text, in all its odd disjunctions, is an offer of an alternative script, and preaching this text is the exploration of how the world is if it is imagined through this alternative script”. “The work of preaching is an act of imagination, an offer of an image through which perception, experience, and finally faith can be reorganized in alternative ways”.31
Hier gaat het concreet ook om wat taal doet, hoe taal werkt. Ik sluit af met een paar aspecten hiervan kort aan te stippen, in de lijn van David Buttrick, een van de grondleggers van de New Homiletics32.
1. Taal schept in zekere zin werkelijkheid. Een specifieke taalstructuur is de voorwaarde om tot ervaring te komen. Door de taal benoemen wij de wereld waarin wij leven. Wanneer het kind leert spreken, leert het de werkelijkheid buiten zichzelf stellen en constitueert het de wereld-in-bewustzijn. Zoals dingen, gebeurtenissen heten, zo zijn ze ook in zekere zin. Woorden ‘maken’ ook werkelijkheid. Het aanleren van een taal – inclusief het sociaal-culturele, conceptuele kader – maakt het mogelijk om werkelijkheid waar te nemen. Het tekensysteem gaat aan de ervaring van de werkelijkheid vooraf. Zonder het passende tekensysteem zouden wij geen ervaring hebben van (aspecten van) een werkelijkheid. Daar ligt de grote betekenis van belijdenissen en liederen, van symbolen en de verwoording in taal daarvan. Dogma’s en geloofssymbolen scheppen een structuur waarin vervolgens ervaringen weer geduid kunnen worden en betekenis krijgen.
2. Verhalen – familieverhalen, mythen, geschiedenisverhalen – vervullen zo’n zelfde functie in ons leven. Ze vormen in ons leven het ‘framework’ waarbinnen wij ons levensverhaal duiden leren en weer doorvertellen . “All of us have storied history”, schrijft Buttrick. ‘Verkeerde verhalen’ – denk aan het ‘witte’ geschiedenisverhaal, de europa-centrische geschiedschrijving – schenken een ‘verkeerde’ identiteit. Hetzelfde kan gezegd worden van het sterk manlijk taalgebruik en de daarmee gegeven symbolen en metaforen33. Binnen dit ‘framework’ van gehoorde verhalen, vertellen wij ons levensverhaal en dat krijgt betekenis door ‘herinnerde’ gebeurtenissen in ons leven om te vormen tot een ‘plot’.
Wat doet dus een preek? In de prediking krijgen onze verhalen een ‘pre-history’ en daardoor correctie en richting. “Preaching can and does transform identity by adding a new beginning to our human stories, as well as the structural possibility of Godwith- us”34. In de prediking krijgen onze verhalen een voor-verhaal. Prediking bouwt een nieuwe ‘geloofswereld’ waarin wij mogen leven en liefhebben. Dat is de betekenis- gevende werking van verhalen.
3. De preek wordt gehouden en gehoord in de geloofsgemeenschap die een taalgemeenschap is. Nauwkeuriger gezegd, de geloofsgemeenschap is een gemeenschap, geschapen door en gevormd door de bijbelse verhalen en de daardoor gevormde geloofstaal, die weer de grondwoorden levert voor de dieptedimensies van het bestaan. Om die te duiden en om die te wekken.
De beweging van New Homiletics heeft deze inzichten verder uitgewerkt voor het homiletisch ambacht. Onder andere in een sterke impuls voor de preek als een narratio.
Daarmee zijn we terug bij een eerder kernpunt, onze uitdaging. Zo de bijbelse teksten vertolken dat oude en nieuwe grondwoorden voor het leven coram deo eruit oplichten, erdoor gewekt en erdoor geduid worden.
Noten
1 Vgl. O. Noordmans, Verzameld Werk VIII, 362. “De epiclese is het grote gebed van zijn kerken (de kerken van het protestantisme, HdL): O Geest, o Geest, breek door, breek door!”
2 K.H. Miskotte, Om het levende Woord. Opstellen over de praktijk der exegese, ’s Gravenhage 1948, 279. “Bij de bediening des Woords kan ook, door de menschenwoorden heen, een heldere schel in de harten luiden: God is tegenwoordig, God is in ons midden, laat ons diep in ’t stof aanbidden”…. “Doch dit alles mist noodwendigheid, het breekt voort uit de arme substantie van het menschenwoord, het verandert en verteert het menschenwoord. Het geschiedt in een gebeuren, in een handelen, waardoor God al Zijn deugden waarmaakt aan het hart, …”.
3 “The process from text to sermon can therefore be characterized by saying: proclamation that has taken place is to become proclamation that takes place. This transition from text to sermon is a transition from Scripture to the spoken word”. G. Ebeling, Word and Faith, Philadelphia, 1963, 330. In de theologische hermeneutiek gaat het er daarom om “making what is written into spoken word or, …., in letting the text become God’s word again”.
4 Luther spreekt van tweeërlei (predik-)dienst. Er is het ministerium literae en het ministerium spiritus schijft hij naar aanleiding van II Cor. 3 vers 17 (“De letter doodt, de Geest maakt levend”). Is de prediking ‘bediening des Geestes’, dan is Christus present. “For the preaching of the New Testament is naught else but an offering and representation of Christ to all men out of the pure mercy of God, in such wise that all sin is forgiven, all law is fulfilled, they become God’s children, and have eternal salvation”. Daarom noemt Paulus de proclamatie van het Nieuwe Verbond ministerium spiritus,”i.e. a ministry by which the spirit and grace of God are presented and offered to all …”. Geciteerd bij Richard Lischer, The Company of Preachers Wisdom on Preaching, Grand Rapids/Michigan/Cambridge 2002, 193-194
5 Ik denk terug aan preken in mijn kinderjaren – hervormd-gereformeerde gemeente in de N.H Kerk – waarin de boodschap van een tekst gearticuleerd werd op een dogmatisch schema: wetevangelie, belofte-vervulling, de drie ambten van Christus, rechtvaardiging-heiliging, oude mens-nieuwe mens, geloof en wedergeboorte, en niet te vergeten: verbond en verkiezing. Terugziende is er geen enkele reden om die tijd te idealiseren. Ook toen gingen deze preken over de hoofden van velen heen. En het is zeer te betwijfelen of de arbeiders uit ons dorp, van wie een aantal toen nog in de kerk zat, de relevantie van deze preken bevroedden. Uit de nazaten uit deze families gaat geen meer naar de kerk, zo werd mij desgevraagd verteld. Maar op zijn minst voor een deel van de gemeente waren deze grondwoorden een vehikel om de uitleg van de tekst als relevant voor de ziel te ervaren. Ik denk dat in onze tijd nog slechts een zeer klein smaldeel van de kerkelijk meelevenden innerlijk deze preken zou begrijpen, en zou aanvoelen wat hoorders er toen in vonden. Misschien dat de ernst over tijden heen herkend zou worden. Je voelde wel de ernst van de eeuwigheid.
6 C. Rijnsdorp, Wij zijn de vaders. Kanttekeningen bij een overgangssituatie, Kampen 1972, 42- 44.
7 Voor de beweging Passie voor Preken, zie www.passievoorpreken.nl. Inhoudelijk komen we nog op deze beweging terug.
8 Daarbij heeft de dissertatie van Cisca Stark mij zeer geholpen, met name het historische deel. Zie C. Stark, Proeven van de preek. Een praktisch theologisch onderzoek naar de preek als Woord van God’, Zoetermeer, 80-204.
9 Zie noot 2.
10 Stark, a.w. 95.
11 “….zonder tussenvoeging van lied of gebed …”, Stark, a.w., 95.
12 Stark, a.w., 96.
13 We zien hier dus in wezen in de geschiedenis een verlies van ‘Woord’ ten gunste van ‘Geest’. In de latere tijd – Verlichting en Romantiek – zien we een verdere en ook principieel andere verschuiving: De mens (de hoorder) als religieus, moreel subject wordt een veel zelfstandiger, autonomer tegenover van het Woord. De Bijbel heeft zijn vanzelfsprekend gezag verloren. Stark laat zien hoe Schleiermacher theologisch en ook homiletisch daar een antwoord op zoekt te geven. Hij is vervolgens zeer invloedrijk geworden in de ontwikkeling van de praktische theologie, en daarbinnen de homiletiek. We laten deze modern-theologische ontwikkeling in dit artikel rusten. We beperken ons tot de interne doordenking van de homiletiek binnen het gereformeerd protestantisme.
14 Januari 2006.
15 De tweede kerkgang op de zondag neemt snel af, ook bij trouw meelevende kerkgangers. Dat heeft breder te maken met een andere invulling van de zondag, grotere mobiliteit van moderne mensen, en een grotere behoefte om sociale of recreatieve contacten op de zondag te onderhouden vanwege de sterk toegenomen werkdruk in de werkweek.
16 Dat er in dat verband een belangrijke plaats kan zijn voor de zondagmiddag of –avond lijkt mij een uitdaging voor de opbouw van de gemeente. In sommige gemeenten wordt al geëxperimenteerd met nieuwe vormen van leerdienst, themadienst, met gerichte nabespreking, of met leerhuis, bijbellezingen, volwasseneneducatie op de zondagavond. Er is zeker een alternatief voor ‘afschaffen van de tweede dienst vanwege gebrek aan belangstelling’. Ik denk juist aan opnieuw invoeren, maar dan anders. Predikanten zouden daar – kerkbreed! – opnieuw in moeten investeren.
17 Impliciet reageert de brochure hier kritisch op de visie in deze van de beweging Passie voor Preken.
18 “Prophetic Energizing” noemt de oudtestamenticus Walter Brueggemann het wezen van de prediking. De profeet moet in een tijd van hooploosheid en lethargie, waarin ‘nieuwheid’ (uittocht, toekomst, terugkeer, troost) onwaarschijnlijk is, ‘symbols of hope’ aanreiken. En die ‘symbols’ zijn juist de oude, vergeten verhalen van schepping en uittocht. In een lang citaat haal ik deze ‘dwarse bijbels theoloog’ naar voren, omdat hij voor mij aangeeft waar het nu om te doen is bij de preek. “In offering symbols the prophet has two tasks. One is to mine the memory of this people and educate them to use the tools of hope. The other is to recognize how singularly words, speech, language, and phrase shape consciousness and define reality. The prophet is the one who, by use of these tools of hope, contradicts the presumed world of the kings, showing both that that presumed world does not square with the facts and that we have been taught a lie and have believed it because the people with the hardware and the printing press told us it was that way. And so the offering of symbols is a job not for a timid clerk who simply shares the inventory but for people who know something different and are prepared, out of their own anguish and amazement, to know that the closed world of managed reality is false. The prophetic imagination knows that the real world is the one that has its beginning and dynamic in the promising speech of God and that this is true even in a world where kings have tried to banish all speech but their own”. Walter Brueggemann, The Prophetic Imagination, Philadelphia 1978, 62-75.
19 Citaten van de WEB-site www.passievoorpreken.nl
20 Kenmerkend voor de beweging is dat zij eclectisch te werk gaat, en elementen uit verschillende hoeken bij elkaar brengt en tot een nieuw en in de positieve zin van het woord ‘explosief mengsel’ maakt. In de artikelenreeks op de WEB-site zien we Martin Lloyd-Jones ‘broederlijk’ staan naast Eugene Lowry en andere vertegenwoordigers van de New Homiletics. De laatstgenoemden staan theologisch nogal op gespannen voet met de eerstgenoemde.
21 Kernwoord bij Dingemans voor de wijze waarop de relatie God-mens, of tussen de transcendente en de menselijke wereld tot stand komt en gevoed wordt. G.D.J. Dingemans, De stem van de Roepende. Pneumatheologie, Kampen 2000, 196vv.
22 “Voor de homiletiek betekent dit dat de prediker met zijn hele persoon instaat voor de Boodschap die hij verkondigt, hij staat voor wat hij zegt! Het is ook niet zomaar een boodschap, het is de Boodschap die hij die week heeft gehoord, die helemaal door hem heengegaan is, waar zijn hart vol van is en zijn mond van overloopt. Op de preekstoel of het podium staat geen nieuwslezer, maar een bewogen getuige.
Zoals de profeten die het Woord van God moesten doorgeven dat slechts konden doen als getuige van wat ze gehoord of gezien hadden, zoals de apostelen die het Evangelie verkondigden dat ze zelf gehoord of gezien hadden van Jezus, zo is iedere verkondiger een getuige. De getuige is het licht niet, maar is gekomen om te getuigen van het licht (Johannes 1:8)” Citaat uit lezing van ds. R. van der Spoel , geciteerd van de WEB-site www.passievoorpreken.nl.
23 Vgl. In het bijzonder J. Douma, Veni Creator Spiritus. De meditatie en het preekproces, Kampen 2000, 67 en 70vv.
24 Dat betekent niet dat deze preken niet doorwrocht zouden kunnen zijn en niet zouden getuigen van een diep schriftverstaan. De preken van Spurgeon en Martin Lloyd-Jones zijn voorbeelden van het tegendeel!
25 Het is onjuist de beweging Passie voor Preken hierop vast te pinnen of af te rekenen op excessen, vaak overgewaaid uit Amerika, waar de prediker met ster-allures nu hier dan daar wordt ingevlogen voor massa-meetings voor Worship and Praise-diensten.
Het is ook onverstandig en een miskenning van onze culturele context wanneer wij niet zien dat de performance van de prediker er meer toe doet dan in vroeger tijden. Een goede performance is niet per definitie verdacht. Ook daar ligt een gelijk bij Passie voor Preken.
26 Vooral de naam van Eugene Lowry, met zijn The Homiletical Plot. The Sermon as Narrative Art Form (1980, opnieuw uitgegeven in 2001) speelt een grote rol in de eerste aanzetten voor Passie voor Preken.
27 Richard B. Hays, ‘Salvation by trust? Reading the Bible Faithfully’, in The Christian Century, Uitg. The Christian Foundation, St.Morris 1997, 220.
28 Hays, a.w. 221.
29 W. Brueggemann, Theology of the Old Testament. Testimony, Dispute, Advocacy, Minneapolis 1997.
30 W. Brueggemann, The Preacher, the Text and the People, in Theology Today (Princeton) October 1990, Vol. 47, No. 3
31 Brueggemann, Preaching as Reimagination, in Theology Today October 1995 Vol. 52, No. 3
32 Zie voor de Academy of (new) homiletics: www.homiletics.org.
33 Hier stuiten wij weer op het belang en de noodzaak in de hermeneutiek van het vertrouwen van wat we hiervoor noemden ‘de argwaan’.
34 David G. Buttrick, Homiletics, Moves and Structures, Philadelphia, 1987, 36.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2007
Theologia Reformata | 125 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2007
Theologia Reformata | 125 Pagina's