Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bijbelwetenschappen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijbelwetenschappen

10 minuten leestijd

R. Dean Anderson, 1 Korintiërs. Orde op zaken in een jonge stadskerk, (CNT, derde serie, afdeling brieven van Paulus), Uitgeversmaatschappij J.H. Kok, Kampen, 2008, 268 p., € 29,90 (ISBN 9789043514873).

In de eerste brief aan de gemeente van Korinte haakt de apostel in op vragen die hem vanuit de gemeente gesteld zijn. Het lastige is dat wij naar aard en inhoud van die vragen dikwijls moeten raden. Het is als met een telefoongesprek dat je beluistert, waarbij je maar één kant van het gesprek hoort. Geen wonder dat de meningen nogal uiteenlopen als het gaat over de vragen rondom het huwelijk, de hoofdbedekking van de vrouw, sterken en zwakken in de gemeente, de partijen, de moeilijkheden rondom de maaltijd des Heren. In dit deel uit de bekende commentarenreeks onder redactie van Jakob van Bruggen geeft Anderson zijn visie op de exegetische vragen. De auteur is, gezien zijn proefschrift, deskundig op het terrein van de antieke retorica en goed op de hoogte van de cultuur in de Grieks-Romeinse wereld, de setting van deze brief. De wijze waarop hij in discussie met vakgeleerden juist dit aspect behandelt, kenmerkt dit deel van de commentarenreeks. Ook een aantal illustraties zijn ter verheldering opgenomen. Wat vertaling betreft, gaat de auteur uit van de NBV, maar de parafraserende tendens van deze vertaling brengt hem menigmaal tot kritische opmerkingen.
Dat Anderson uit de overvloed van publicaties die aan deze brief gewijd zijn, een keus moet maken en veel moet laten liggen is begrijpelijk. Toch vind ik het jammer dat de commentaren van Schrage (EKK) en Reiling (PNT) in de literatuurlijst ontbreken. Ook de publicaties van de gezaghebbende nieuwtestamentici uit Tübingen, Hengel, Hofius en Stuhlmacher die zich alle drie uitvoerig met Paulus hebben bezig gehouden, mis ik.
In vele opzichten is het een mooi commentaar dat naast de bestaande bijbelverklaringen ons helpt om weer eens met andere ogen naar de tekst te kijken. Ik denk bijvoorbeeld aan het originele commentaar op de hoofdstukken over de sterken en de zwakken, de uiteenzetting over de charismata, de uitvoerige verklaring van 1 Korintiërs 13 en de genuanceerde wijze waarop de schrijver de exegetische problemen van hoofdstuk 7 behandelt.
Een bezwaar vind ik dat Anderson nu eens zeer uitgebreid op teksten ingaat en dan weer heel beknopt, haast samenvattend, perikopen behandelt. Zo vind ik de uitleg van 1 Korintiërs 1:10–17a te summier. Dat Paulus de dwaasheid van het evangelie in de kruisdood van Jezus vindt en niet in de opstanding wordt door Anderson verklaard vanuit de Joodse ergernis aan een gekruisigde Messias. Maar Paulus betrekt die dwaasheid juist op de heidenen. Voor hen gold de kruisdood zoals Hengel in zijn monografie over de kruisiging laat zien een zeer smadelijke dood. Ten aanzien van het zwijgen van de vrouw is altijd weer de vraag hoe dit te rijmen is met het bidden en profeteren van de vrouw (1 Kor. 11). De auteur is van mening dat het in het laatste geval niet gaat om een openbare samenkomst. Dat lijkt me gezocht. Het spreken in tongen legt Anderson uit als het spreken in vreemde talen zoals dat ook in Handelingen 2 voorkomt. Eerlijk gezegd heeft de auteur me daarin niet overtuigd. Ook de binding van de gaven aan de apostelen en hun tijd lijkt me niet vol te houden. En wat de profetie betreft, rees bij mij de vraag of de nieuwtestamentische profeten op één lijn gezet kunnen worden met de profeten van het Oude Testament. De vertaling van nekroi in hoofdstuk 15 met ‘lijken’ spreekt me niet aan. Paulus heeft het immers over mensen die opgewekt worden. De oplossing die Anderson zoekt voor de tekst over het ‘dopen voor de doden’ waarbij het volgens hem gaat om rituele wassingen na de aanraking van een lijk, vloeit wel uit deze vertaling voort, maar heeft me toch niet overtuigd. Zo is er meer te noemen waarbij je vraagtekens kunt zetten. Dat neemt niet weg dat juist de soms tegendraadse exegese lezers stimuleert om zelfstandig de Griekse tekst te lezen. Tenslotte wil een commentaar gebruikers het werk niet uit handen nemen, maar hen helpen zelf hun weg te vinden.

A. Noordegraaf


Martin Hengel / Anna Maria Schwemer, Jesus und das Judentum. Geschichte des frühen Christentums, Band I, Mohr, Siebeck, Tübingen 2007, 750 p., € 99,- (ISBN 9783161493591).

Met deze publicatie starten de auteurs een vierdelig werk over de geschiedenis van het vroege Christendom. Dit deel gaat over de weg en het werk van de aardse Jezus tegen de achtergrond van het contemporaine Jodendom in Palestina, want daar ligt volgens de auteurs de oorsprong van het christendom. De prediking van Jezus is niet te verstaan zonder deze achtergrond erin te betrekken. De eerste 170 bladzijden zijn dan ook gewijd aan een imponerend overzicht over de politieke en religieuze geschiedenis van het Jodendom in de eerste eeuw voor en na Christus geboorte. Imponerend niet in de zin dat er voor wie met Hengels werk bekend is, zoveel nieuwe gezichtspunten naar voren komen, maar vooral in de wijze waarop de feiten vanuit de bronnen gedocumenteerd worden. Je komt opnieuw tot de ontdekking hoe geschakeerd dit Jodendom was en dat moet ons voorzichtig maken in ons oordeel, want de verhouding van Jezus tot zijn volk is juist vanwege de vele stromingen niet in een simpele formule te vatten. Al ging de invloed van de hellenistische cultuur aan het Jodendom niet voorbij, het betekent bijvoorbeeld ten aanzien van de eschatologie en de messiaanse verwachting geen hellenisering. In het Palestijns Jodendom valt de nadruk op de lichamelijke opstanding en het eindgericht.
Tegenover Bultmann c.s. wijzen Hengel en Schwemer er op dat de geschiedenis van de vroege kerk wortelt in het messiaanse optreden van Jezus. Wie de bronnen, i.c. de vier evangeliën leest zoals zij zich aandienen, namelijk als verkondigende geschiedschrijving, moet concluderen dat er nooit een onmessiaanse Jezus is geweest. Dat blijkt uit de verhouding tussen Jezus en Johannes de Doper, uit zijn verkondiging in exousia, zijn wonderen in relatie tot zijn prediking, de geschiedenis van zijn lijden als Koning van de Joden en het ontstaan van de vroegste christologie – enkele decennia na de paasverschijningen – die uiteindelijk zijn fundament vindt in de weg en het werk van Jezus. Wat de auteurs hierover te berde brengen vormt nog altijd een belangrijk gezichtspunt tegenover allerlei vormen van Jesulogie.
Een uitvoerig hoofdstuk is gewijd aan de poëtische vorm van de verkondiging van Jezus en zijn onderwijs in gelijkenissen. Ook al herinneren de metaforen aan de conventies van de antieke Joodse metaforiek, niettemin hebben zij een eigen coloriet als gelijkenissen van het Koninkrijk. Op evenwichtige wijze komen de aspecten van ‘heden’ en ‘toekomst’ in de prediking aangaande het Rijk Gods naar voren. In het hoofdstuk over de wonderen komt het verschil ter sprake tussen de canonieke evangeliën en de latere apocriefe heiligenlegenden. Ook gaan de schrijvers in op de hermeneutische vraag naar de realiteit van de wonderen sinds de Verlichting en de moderniteit deze realiteit afwezen. Terecht wijzen de auteurs er op dat we met onze ratio nooit het geheim achter de wonderen zullen verstaan, maar dat het oordeel samenhangt met de kijk op Jezus. Zijn we bereid de aanspraak te aanvaarden dat Jezus optrad met de pretentie de eschatologisch – messiaanse Heilbrenger, de Mensenzoon van Daniel 7 te zijn? Het Messiasgeheim is geen constructie van de oergemeente, maar gaat terug op Jezus zelf en wortelt in het geheim van zijn Persoon en zending.
Het laatste hoofdstuk gaat in op het getuigenis aangaande de opstanding, waarbij de auteurs vooral ingaan op paulinisch getuigenis uit 1 Korintiërs 15, de berichten over het lege graf en de verschijningen. Dat Paulus geweten heeft van het lege graf is volgens hen een gegeven. Ook zijn de verschijningen niet op één lijn te zetten met de visioenen waar bijvoorbeeld in 2 Korintiërs 12 over gesproken wordt. Ten aanzien van de verschijningen gaan de auteurs voorzichtig te werk. De verschillen in de evangeliën dwingen ons tot die voorzichtigheid, zeggen zij terecht. Het gebeuren van de opstanding is voor de moderne onderzoeker geen feit dat met historische middelen te bewijzen is. Niettemin hebben we te maken met getuigenissen van ooggetuigen die de opgestane Here gezien hebben. Deze getuigenissen zijn voor wie het waagstuk van het geloof versmaadt, een ergernis en een dwaasheid. Maar wil men recht doen aan het gegeven van de oergemeente dan kan men Jezus’ lijdensweg niet los maken van zijn verrijzenis. Zonder deze laatste komt de geschiedenis in de lucht te hangen.
De auteurs gaan uit van de prioriteit van Marcus en slaan de historische betrouwbaarheid van Johannes minder hoog aan. Ik stem toe dat het theologisch-kerygmatisch element het vierde Evangelie kleurt, maar ben toch van mening dat dit Evangelie ten aanzien van de historische betrouwbaarheid van Jezus’ weg meer biedt dan de auteurs van oordeel zijn. Uiteraard zijn er meer punten waar men in een dergelijk veelomvattend werk met de schrijvers over van mening kan verschillen. Maar toch is mijn eindoordeel dat we hier te maken met een bijzonder mooi werk dat een Fundgrube is voor elke nieuwtestamenticus, maar ook voor de predikant bij zijn preekvoorbereiding. Het helpt ons in de doordenking van het getuigenis van het evangelie voor onze tijd en het biedt een goed tegenwicht tegen de postmoderne scepsis en het subjectivisme waarbij de lezer uit de teksten haalt wat hij of zij er in ziet. Tegenover die benadering bepleiten de auteurs terecht een eerlijk historisch onderzoek. De schrijver hanteren de historisch–kritische methode, maar zij doen dat in een eerbiedige luisterhouding voor de tekst zoals die ons is overgeleverd. Historisch onderzoek wordt dienstbaar aan de Christusverkondiging, het fundament van ons geloof.

A. Noordegraaf


Otto Kaiser, Weihnachten im Osterlicht. Eine biblische Einführung in den christlichen Glauben, Radius Verlag, Stuttgart 2008, 180 p., € 18,- (ISBN 9783871731068).

Een Bijbelstheologische studie waarin de auteur de nieuwtestamentische prediking aangaande Jezus Christus als boodschap van zonde en verzoening wil verhelderen met het oog op de velen die de kernwoorden van de Bijbel niet meer verstaan. Hij haakt aan bij de secularisatie van het kerstfeest in onze cultuur en beklemtoont dat het kerstevangelie zijn betekenis verliest als we niet meer beseffen dat de geboorte van Jezus uitloopt op zijn zelfovergave aan het kruis die door God in de opstanding van Gods Zoon bevestigt wordt. De kaarsen aan de kerstboom zijn voorlopers van het paaslicht.
De schrijver analyseert de overleveringen in de evangeliën met betrekking tot de komst en het werk van Jezus Christus met behulp van de gangbare historisch – kritische methoden, maar wil daarbij niet volstaan met een analyse op zich. Het gaat hem om de betekenis van de teksten als uitleg van het menselijk bestaan, om een existentiële interpretatie. Kaiser is zich bewust van de verstaansproblemen in onze moderne cultuur. Daarom gaat hij in een tweede deel uitvoerig in op de betekenis van het spreken over zonde en genade. Wie de centrale boodschap van kruis en opstanding los laat houdt een ‘Weichspülchristentum’ over dat aan het bestaan van de kerk als getuige haar legitimatie ontneemt.
Het gematigd kritisch geschreven boekje bevat geen nieuwe inzichten, maar dat is ook niet de bedoeling van de auteur. Het gaat hem er om de betekenis van de Bijbelse heilsboodschap te laten zien. Met instemming las ik de passages over de identiteit tussen de aardse en de opgestane Jezus. Ook over de macht van het kwaad worden verhelderende opmerkingen gemaakt.

A. Noordegraaf

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 2009

Theologia Reformata | 104 Pagina's

Bijbelwetenschappen

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 2009

Theologia Reformata | 104 Pagina's