Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Definiering en samenhang

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Definiering en samenhang

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Abstract
This article is a critical reflection of the articles by Wijnalda, Pleizier and Schaap-Jonker (in this volume) entailing their definition of a Reformed practical theology having an empirical orientation. Clearly, a theological vision on Mental Retardation has consequences for the manner in which care is exercised The practical-theological study I began in 2006 under the supervision of prof. Dr. C.J. De Ruijter (Theologische Universiteit Kampen, Broederweg) focuses on meeting the ‘person’ having Mental Retardation in their social context, which includes the Christian congregation. Nowadays, a person with a Mental Retardation needs to receive more pastoral care from the congregation than before, due to the rise of small-scaled, scattered and differentiated assistance in society. This care for a person with a Mental Retardation by the congregation has to be focused on achieving a restricted, but fulfilled citizenship in church and society.

Inleiding

Mijn onderzoek richt op het functioneren van pastorale zorg aan de verstan de lijk gehandi capte in de kerkelijke gemeente(n). Dit onderzoek betreft een literatuurstudie en heeft nadrukkelijk een verkennend theoretisch karakter. Deze studie neemt waar wat in de praxis is aangetroffen. Dit onderzoek, dat in de huidige Nederlandse (kerkelijke) context staat, heeft een strategische motivatie: hoe kan de verstandelijk gehandicapte op de kerkelijke ‘kaart’ worden gezet? Theorievorming in het kader van wetenschappelijk praktisch-theologisch onderzoek heeft nog nauwelijks plaatsgevonden. Toch leidt integratie en participatie van verstandelijk gehandicapten in de samenleving ertoe dat steeds meer verstandelijk gehandicapten in buurten, scholen, bedrijven en kerkelijke gemeenten zichtbaar worden. Dit heeft gevolgen voor één van de kernactiviteiten van een kerkelijke gemeente: pastorale zorg. In mijn onderzoek doe ik waarnemingen naar de feitelijke aard en omvang van de sociaal-wetenschappelijke positie van verstandelijk gehandicapten in samenlevingsverbanden waaronder de kerkelijke gemeente. Daarbij heb ik materiaal verzameld dat mij bijbels-theologisch inzicht geeft in de mens met een verstandelijke handicap, zijn staan in de kerkelijke gemeente en de manier waarop pastorale zorg binnen de kerkelijke gemeente gestalte krijgt. Beide disciplines hebben hun eigen inbreng en eigenheid. Kijkend naar de twee hoofdartikelen van Wijnalda, Pleizier en Schaap-Jonker stel ik vanuit mijn eigen onderzoek dat de verhouding tussen theologie en sociale wetenschappen het werkveld gecompliceerd maakt. Onder het kopje ‘bipolair’ ga ik hier verder op in. Allereerst wil ik het interdisciplinaire karakter van praktische theologie vanuit mijn onderzoek aan de orde stellen.

Interdisciplinair

Vooropgesteld wil ik mijn waardering uitspreken voor de wijze waarop de schrijvers van beide hoofdartikelen een conceptdefiniëring van gereformeerde praktische theologie hebben neergezet. De principiële lijnen die zijn uitgezet, bieden een goed uitgangspunt om de visie van de schrijvers te kunnen onderbouwen. Terecht stelt Wijnalda de vraag wat de keus van het object van onderzoek is. Onderzoekt praktische theologie het handelen van de kerk, het geleefde geloof of alledaagse religie? Wat maakt onderzoek tot praktisch-theologisch onderzoek? Deze vraag heb ik mijzelf in mijn onderzoek ook gesteld. Ik kies zelf voor de benadering om de menswetenschappelijke invalshoek te combineren met een theologische invalshoek waarbij het openbaringsperspectief van Gods handelen, zoals dit door de inschakeling van mensen gestalte krijgt, primair voorop staat. Kortom: in mijn onderzoek kruisen de kennisstromen van sociaal-wetenschappelijke waarnemingen en bijbels-theologische inzichten elkaar om vervolgens te integreren in praktisch-theologische reflecties. Daarbij is de scopus van mijn onderzoek (verstandelijk gehandicapte) volop in beeld en direct gerelateerd aan de relevantie van het kerkelijk handelen in de samenleving.1 Object is het handelen van de kerk in haar concrete functioneren in de handelingswerkelijkheid van de kerk. Dit vraagt om praktischtheologische reflectie op het (pastoraal) handelen van de kerk in het licht van Gods openbaring, gecombineerd met handelingstheoretische reflectie op de aard en de methode van haar handelen. Praktisch-theologische reflectie vraagt om een confrontatie van waarnemen, verstaan en verklaren van sociaal-wetenschappelijke waarnemingen en bijbels- theologische inzichten.

Dialoog

Het sterke punt van de beschreven visie van Wijnalda op praktische theologie is de gerichtheid op de sociale praktijk waarin zij functioneert. De dialoog en verhouding tussen de praktische theologie en de sociale wetenschappen moet wel dusdanig zijn dat voorwerp en methode van onderzoek in principe gelijk zijn. Mijn vraag aan Wijnalda is of er van een werkelijke dialoog sprake kan zijn. In mijn eigen onderzoek kies ik voor de beschrijving van praktische theologie als theologische discipline waarbij het gaat om bijbels- theologische theorievorming onder het gezichtspunt van de relatie met God. Voor mij is het essentieel dat Gods handelen door bemiddeling van mensen het theologisch zwaartepunt van de theorievorming vormt. Het is de goddelijke opdracht tot dienstbetoon aan de door Christus vergaderde gemeente (lichaam van Christus). Naast de openbaring in de Heilige Schrift als volledige norm vormt de gereformeerde belijdenis, zoals geformuleerd in de drie Formulieren van Enigheid het referentiekader, waarop de bijbels- theologische bezinning zich oriënteert.2 Anders gezegd: het handelen van God gebeurt door de dienst van de kerk en van mensen heen.3 In mijn eigen onderzoek gebruik ik deze omschrijving opdat recht wordt gedaan aan het handelen van de kerk dat wordt gevoed en gestimuleerd vanuit het Evangelie.4 Hiermee duid ik het bijbels-theologische betekenissysteem aan waarbinnen het handelen geschiedt en de concrete handelingscontext waarbinnen de reflectie op het handelen plaatsvindt. In de praktische theologie gaat het om sociaal-wetenschappelijke analyse en reflectie van de geloofspraxis van mensen en het handelen van groepen in de kerk en de context van de hedendaagse samenleving.5

Normativiteit

Nu dreigt onder invloed van de sociale wetenschappen het bijbels-theologisch kerygma als normatief element in de praktische theologie naar de achtergrond te worden verdrongen. Op dit punt wil ik met name bij Pleizier en Schaap-Jonker een kritische kanttekening plaatsen. Het geheim van het werk van God door de Heilige Geest dreigt in de empirische benadering van kennis-theoretische benadering van de ervaren werkelijkheid verloren te gaan. Ik kies daarom zelf in mijn onderzoek voor het begrip ‘bipolariteit’. Een gereformeerde praktische theologie die Pleizier en Schaap-Jonker voorstaan, vraagt mijns inziens om een sterke afbakening van de normativiteit. Staat het menselijk handelen als voorwerp van theologisch onderzoek voorop óf de volledige normativiteit van het Woord van God? Mijn punt is of er sprake kan zijn van een theologisch spreken over God wanneer de empirische benadering van de werkelijkheid dit spreken naar de achtergrond doet verschuiven en het menselijk handelen voorwerp van praktisch-theologisch onderzoek wordt.

Bipolair

Pleizier en Schaap-Jonker stellen in hun bijdrage terecht de vraag of de sociale wetenschap een ancilla van de praktische theologie is en of de balans doorslaat naar de andere kant en de sociale wetenschap het voor het zeggen krijgt binnen de praktische theologie. In beide gevallen is er geen gelijkwaardigheid tussen beide disciplines en evenmin echte interdisciplinariteit. Kijkend naar mijn eigen onderzoek kies ik voor het begrip ‘bipolariteit’ om in het bovengenoemde spanningsveld te staan. God geeft er de voorkeur aan om naar menselijke maat gemeten, binnen de relatie van het verbond met de mens om te gaan. In deze ontmoeting worden momenten van de openbaring van God in de menselijke ervaring zichtbaar. Het begrip ‘bipolariteit’ geeft de verhouding weer tussen theorie en praktijk (hermeneutisch principe). Beide wetenschapsgebieden staan naast elkaar. In die zin dat er geen normatief primaat van de ene wetenschap is ten opzichte van de andere en ze ook geen concurrenten ten opzichte van elkaar zijn. Er is sprake van correlerende kennis. De Ruijter volgt het bipolaire model van Heitink door theologie en menswetenschappen in een dubbel perspectief te plaatsen en voor de interdisciplinaire benadering te kiezen. Enerzijds kan daarbij het heilrijke handelen van God in de verbreiding van het Evangelie worden gethematiseerd vanuit het theologisch perspectief in engere zin. Anderzijds biedt dit uitgangspunt alle ruimte om het handelen van de mens te thematiseren vanuit empirisch perspectief. Object blijft het handelen van de kerk in haar concrete functioneren in deze werkelijkheid. Praktisch-theologische reflectie in het licht van Gods openbaring (bijbels-theologische inzichten) en de sociaal-wetenschappelijke waarnemingen is nodig om het dubbele perspectief vorm te geven. In de praktisch-theologische reflectie wordt de integratie van deze correlerende kennis theologisch verantwoord. Voor mijn onderzoek betekent dit dat bijbels-theologische kennis en menswetenschappelijke reflectie op elkaar zijn betrokken. Sterke concentratie op het menselijk handelen binnen de praxis doet immers tekort aan de theologische dimensie van deze discipline.

Illustratie

Vanuit sociaal-wetenschappelijke waarneming heb ik in mijn onderzoek geconstateerd dat de verstandelijk gehandicapte medemens is die ik met zijn eigen aard, uniciteit en bestaanswijze binnen samenlevingsverbanden tegenkom. Hij is eigen aan zichzelf in zijn persoon-zijn. Het ‘wat’ van de handicap en het anders-zijn vanwege zijn vreemdheid maken hem voor mij onherkenbaar. Zijn traagheid (langzame bewegingen), onhandigheid (stuntelige handelingen), hulpeloosheid en blijvende afhankelijkheid vormen de tegenpolen van het ideaalbeeld dat binnen de samenleving wordt gehanteerd. Vanuit bijbels- theologisch inzicht heb ik geconstateerd dat de verstandelijk gehandicapte als naaste, beeld van God is in gebrokenheid: zowel gehandicapten als niet-gehandicapten maken samen deel uit van de gebrokenheid en onvoltooidheid van de schepping. Vanuit de kruising van mijn sociaal-wetenschappelijke waarneming en bijbels-theologische inzicht kom ik tot een praktisch-theologische reflectie. In mijn reflectie constateer ik dat de verstandelijk gehandicapte medemens én naaste is die als eigen-aardige medegelovige de niet-gehandicapte emotioneel raakt.

Uitvoering

Ik kom tot een afweging die te maken heeft met de uitvoering van praktisch-theologisch onderzoek. Pleizier en Schaap-Jonker pleiten in hun bijdrage voor een empirische oriëntatie (model van Osmer) van de praktische theologie die op verschillende manieren gestalte krijgt. Volgens hen is het van belang om de methodische manieren waarop empirische gegevens in de theologie een rol spelen in kaart te brengen. Hier ligt mijn verlegenheid: om empirische gegevens te verzamelen kan de praktisch theoloog zelf empirisch onderzoek uitvoeren door bijvoorbeeld interviews af te nemen, observaties te verrichten, of enquêtes uit te zetten. Kortom: de praktisch-theoloog wordt verondersteld gebruik te maken van resultaten van onderzoek dat door hemzelf of door anderen is uitgevoerd. In beide gevallen moet de onderzoeker de empirische benadering zelf beheersen om procedures en methoden zelf toe te kunnen passen of het onderzoek van anderen te kunnen wegen om het vervolgens in het eigen werk te integreren.
Mijn vraag is nu: is de praktisch-theoloog hiervoor voldoende opgeleid? Empirisch onderzoek is geïndiceerd wanneer systematisch bij een bepaald aantal onderzoekseenheden data/informatie wordt verzameld via interviews, al dan niet via informanten, observeren of via bestaande documenten. Wanneer de praktische theologie de gerichtheid op de empirische werkelijkheid en het werken met empirische data deelt met de sociale wetenschappen, kan de praktisch-theoloog dit deel van zijn onderzoek beter uitbesteden aan de sociaal-wetenschapper. Onderzoeksmethodieken en -instrumenten vragen om een gedegen sociaal-wetenschappelijke knowhow. Mijn kanttekening is praktisch-theologisch: ‘schoenmaker blijf bij je theologische leest.’ Vanuit deze verlegenheid heb ik zelf gekozen voor een literatuurstudie die nadrukkelijk een verkennend theoretisch karakter heeft. Deze studie neemt waar wat in de praxis is aangetroffen en beschrijft welk inzicht de handelingswerkelijkheid heeft opgeleverd. In mijn studie ontwikkel ik een visie en formuleer ik richtlijnen, die in de praxis dienen te worden gevolgd met het oog op een juiste handelingsstrategie.

Toevoeging

Naar aanleiding van de gereformeerde visie op praktische theologie wil ik aansluitend iets opmerken over de toevoeging en functie van het woord ‘gereformeerd’. Wijnalda stelt in zijn bijdrage dat bij onderzoekers die zich verbonden weten met de gereformeerde traditie de vraag opkomt op welke manier het ‘gereformeerde gehalte’ naar voren komt. Maar wat maakt het praktisch-wetenschappelijk onderzoek tot een gereformeerd onderzoek? Kunnen we bijvoorbeeld ook spreken van een rooms-katholieke praktische theologie? Mijns inziens betekent het voor de praktisch-theoloog die onderzoek wil doen vanuit de gereformeerde traditie dat zich een versmalling kan voordoen omdat het gereformeerde karakter in het brede spectrum van de praktische theologie geen stem of gehoor (meer) vindt. Wanneer wij onze praktisch-theologische stem willen laten horen in het theologisch discours, zal van meet af aan duidelijk moeten zijn wat praktische theologie tot gereformeerde praktische-theologie maakt. Wanneer Wijnalda in de definiëring van gereformeerde praktische-theologie het handelen van de gemeente nadrukkelijk ter sprake brengt, maakt deze toevoeging het dan nog tot een ‘gereformeerde praktischetheologie’? Anderzijds geeft de toevoeging ‘gereformeerd’ wel het eigene van de praktische- theologie weer.
Mijn uitgangspunt is dat we, denkend vanuit de gereformeerde traditie, de Bijbelse boodschap in zijn eigenheid in het wetenschappelijk discours moeten inbrengen. Die boodschap heeft een eigen inhoud als kritisch tegenover in het wetenschappelijke discours. Woord en geloof gaan samen en in de gereformeerde traditie wordt benadrukt dat het heil ingaat in onze werkelijkheid en existentie van onze cultuur. Dit betekent dat de vormgeving van het geloof samenhangt met ons mens-zijn en juist om praktisch-wetenschappelijk onderzoek vraagt. Hier liggen de kansen voor de gereformeerd praktischtheologisch onderzoek. Wat mij betreft had dit in de bijdragen van Wijnalda, Pleizier en Schaap-Jonker meer aandacht mogen krijgen. Gereformeerde praktische-theologie biedt een kader, een structuur die houvast biedt in de wetenschappelijke wereld. De toevoeging ‘gereformeerd’ heeft in relatie tot de praktische theologie een eigen legitimatie. De gereformeerde praktische theologie zal haar eigen karakter moeten bewaren en zich moeten kunnen verdedigen in het pluralistische wetenschappelijke discours.
Met een exclusieve aanduiding van het woord ‘gereformeerd’ dient niet de aansluiting met de moderne wetenschap te worden gemist. Het missen van deze aansluiting betekent een terugtrekkende beweging naar een isolement met als gevolg dat er in het wetenschappelijk discours geen communicatie meer is. Mijn uitgangspunt is dat we het karakter van gereformeerde praktische theologie duidelijk moeten overbrengen in de gedachtewereld en taal van het hedendaagse veld van de praktische-theologie. Gereformeerde praktische theologie weet zich thuis in de praktijk van het leven van de kerk, inclusief haar belijdenis met de levende relatie met God en de kennis van God als uitgangspunt. Ze wil trouw zijn aan God en Zijn Woord, terwijl dit in haar omgeving van het wetenschappelijk discours niet vanzelfsprekend is. Ze wil zich presenteren in de wetenschappelijke wereld en blijft haar kerkelijke en confessionele inbedding trouw.


Noten
1 C.J. de Ruijter: ‘Praktische theologie’. In: A.L.Th. de Bruijne: Gereformeerde theologie vandaag: oriëntatie en verantwoording. Barneveld 2004, p. 83-94; C.J. de Ruijter: Meewerken met God, Ontwerp van een gereformeerde praktische theologie. Kampen 2005, p. 39, 56.

2 Doorslaggevend in die traditie is steeds geweest dat het zwaartepunt van de reflectie lag in de goddelijke opdracht tot dienstbetoon aan de door Christus vergaderde gemeente. De openbaring in de Heilige Schrift vormt daarvan de bron. De gereformeerde belijdenis, zoals geformuleerd in de Drie Formulieren van Enigheid vormt het referentiekader, waaraan de theologische bezinning zich oriënteert. Onder de drie Formulieren van Enigheid worden verstaan de Heidelberger Catechismus; de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels.

3 G. Heitink: Praktische Theologie, Geschie denis-theorie-handelings vel den. Handboek Praktische Theologie. Kampen 1993b, p. 19; F.G. Immink: In God geloven, Een praktisch-theologische reconstructie. Zoetermeer 2003, p. 122; W. Gräb, B. Weyel: Handbuch Praktische Theologie. Gütersloh 2007, p. 174-187.

4 Ik kies voor een onderscheidende beschrijving van handelingen die primair ontleend is aan de concrete opdracht tot handelen waartoe God mensen in de kerk roept en aansluit bij concrete gestalten die de kerk in de actuele handelingswerkelijkheid voor haar handelen heeft gekozen. D.B. Baarda (red.): Kwalitatief onderzoek, Praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Basisboek. 1ste druk, 7de oplage. Houten 2000, p. 72-78.

5 Praktische theologie is theologie van de praxis. Het Griekse woord praxis betekent letterlijk handeling. De kerk is handelend bezig in dienst van het Evangelie (gestalte van de geloofspraxis). De praktische theologie houdt zich ook op wetenschappelijke wijze bezig met de theoretische reflectie op de handelingen van de kerk in de hedendaagse samenleving.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2009

Theologia Reformata | 120 Pagina's

Definiering en samenhang

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2009

Theologia Reformata | 120 Pagina's