Theologie van kerk en ambt voorbij de tegenstelling hoogkerkelijk – laagkerkelijk
Abstract
A plea for a theology of ministry beyond High Church / Low Church qualification: this contribution argues that the lack of understanding of the theology of church and ministry among candidates for the ministry in Reformed churches creates a risky situation. High church and Low Church qualifications no longer effectively unravel the choices churches have to make. The importance Calvin attached to the theology of church and ministry contrasts with the general neglect of ecclesiology within Reformed theology. The advanced approach tends to serve mainly apologetic purposes. What is necessary is an understanding of ministry within the nature and the mission of the church as being one, holy, catholic and apostolic. The author argues for a re-appraisal of the concept of tradition within the Reformed tradition.
Inleiding
De redactie van Theologia Reformata vroeg me om een bijdrage waarin ik aangeef dat ik de toekomst van de kerk als hoogkerkelijk of eventueel hoogambtelijk versta. Ik doe dat met plezier en overtuiging, maar niet zonder herformulering van de vraagstelling.
Eerst iets over dat plezier en die overtuiging, zeg maar mijn motivatie. Ik doceer oecumenica. Het is inherent aan het vak dat vragen rondom sacramenten en ambten daarbij een centrale plaats innemen. Vele kerken over de hele wereld denken na over hun natuur en zending in veranderende omstandigheden. Ik doceer ook ecclesiologie en theologie van het ambt. Ik laat dan de studenten bij voorkeur lezen uit boek IV van de Institutie van Calvijn en uit de documenten van het Tweede Vaticaans Concilie, in het bijzonder uit Lumen Gentium. Ik doe dat omdat het twee voorbeelden zijn van een sterke ecclesiologie, de één uit de zestiende eeuw, de ander uit de twintigste eeuw. De eerste tekst is identiteitsbepalend geworden voor de gereformeerde traditie, de tweede is expressie van de toonaangevende aspecten van het rooms-katholiek denken over de kerk in de twintigste eeuw. Wat beide documenten bijzonder interessant maakt is dat ze meer bieden dan een theologische fundering van de eigen traditie en denominaties. Zij hebben de pretentie een breed oecumenisch verstaan van de kerk te presenteren, geworteld in een stevige christologie en pneumatologie.
Veel van mijn studenten behoren tot kerken uit de gereformeerde traditie. Ze hebben dikwijls wel stukken uit de Institutie gelezen maar juist niet uit boek IV. Is de kennis van Calvijns ecclesiologie zeer beperkt, dan geldt bijna voor allen dat Lumen Gentium helemaal nieuw is. Dat is vreemd, te meer omdat het om studenten gaat waarvan er velen overwegen om predikant te worden. Voor de duidelijkheid voeg ik eraan toe dat ik dit onbegrip herken bij alle studenten uit de breedte van de gereformeerde traditie. Of ze uit de Herstelde Hervormde Kerk, de Gereformeerde Gemeente, de Gereformeerd Vrijgemaakte Kerk, Nederlands Gereformeerde Kerk, of de Protestantse Kerk in Nederland afkomstig zijn, het maakt geen verschil. Eigenlijk is het verontrustend dat mensen die op het punt staan te gaan werken in de kerk als predikant, zich nog niet hebben gerealiseerd dat over kerk en ambt, niet alleen in termen van organisatie en beroep, maar ook in termen van theologie gesproken kan en moet worden. In feite is het ronduit gevaarlijk. De kerk verwacht van predikanten een professionele houding maar bovenal toewijding, traditioneel zelfs verstaan als een bijzonder levenslang engagement aan de Drie-ene God en aan de kerk.
Dat is nogal wat. De kerk heeft dat door de eeuwen heen durven doen op basis van haar verstaan van God als een roepende, en op basis van inzicht in de natuur en de zending van de kerk. Roeping, inzegening/ordinatie, eenheid, katholiciteit en apostoliciteit zijn daarbij essentiële theologische inzichten die mensen hebben gemotiveerd om de stap naar het predikambt te zetten. Als dit theologisch verstaan van de kerk en ambt er niet meer is, dan neemt de kerk grote risico’s met mensen die predikant worden. Omdat we door een tijd gaan waarin we afscheid nemen van de kerken als meerderheid en zijn beland in een situatie waar kerken als minderheden een plek hebben gekregen in het maatschappelijk middenveld, is het des temeer zaak de fundamentele noties van ambt en kerk goed op een rij te hebben. Het drama is nu precies dat veel mensen met een betere professionele training en veel meer inzicht in persoonlijkheidsaspecten dan vroeger toch in feite minder zijn toegerust als predikant omdat de theologie van kerk en ambt weinig of zelfs helemaal niet meer bekend zijn. Ik maak me sterk dat predikanten die theologisch beter zijn toegerust op het vlak van kerk en ambt meer weerbaar zullen zijn in de existentiële aanvechtingen waar predikanten door gaan in het huidig cultureel klimaat. Concreet: minder burn-outs, minder depressies, meer arbeidsvreugde en meer motivatie. Om die reden wil ik graag de kans grijpen om meer aandacht te vragen voor de theologie van kerk en ambt.
Tegenstelling hoogkerkelijk – laagkerkelijk
In de tweede plaats, wil ik de vraagstelling herformuleren. Ik wil af van de tegenstelling hoogkerkelijk - laagkerkelijk. Ik vermoed dat men mij gevraagd heeft om een hoogkerkelijke visie te geven omdat men weet dat ik kerk en ambt belangrijke theologische noties vind. Maar mijn jaren als gemeentepredikant kwamen niet overeen met de hoogkerkelijke karikatuur van een hiërarchisch denkend predikant die sterk gefocust is op liturgie op de adem van het kerkelijk jaar in een eerder elitaire gemeente. Accenten die eerder als laagkerkelijk gelden onderschrijf ik graag, zoals het belang van de gaven van de Geest in de volle breedte van de kerk, of het belang van de plaatselijke gemeente, de plek waar de Schriften worden gelezen en avondmaal gevierd, als hart van de kerk. Maar veel belangrijker dan dat ik mezelf niet herken in de tegenstelling hoog - laag is het probleem dat het gebruik ervan alleen maar een tegenstelling uit het verleden levend houdt waar we niet veel mee kunnen als we denken over de toekomst van de kerk. Ter illustratie hiervan het volgende voorbeeld. Wie dacht dat laagkerkelijk stond voor minder nadruk op de kerk, wordt tegengesproken door het werk van Miroslav Volf. Zijn boek over de kerk is de belangrijkste oecumenische bijdrage van protestantse zijde aan de theologie van de kerk in de afgelopen twee decennia.1 Hij ontwikkelt, op basis van een trinitarisch verstaan van God, een theologie van de kerk die uitkomt bij de congregationalistische structuur van de Vrije Kerken. De theologen die hem bij zijn eigen denken inspireerden waren Joseph Ratzinger, de huidige paus Benedictus XVI, en de orthodoxe Johannes Zizioulas.
Volf als theoloog met wortels in een laagkerkelijke traditie, komt ook uit bij een traditioneel als laagkerkelijk gekwalificeerde congregationalistische kerkstructuur, maar dan wel op basis van een argumentatie die traditioneel als hoogkerkelijk kan worden omschreven. In het werk van Volf wordt duidelijk dat kwalificaties als hoogkerkelijk en laagkerkelijk niet meer helpen. Ik heb wel een aantal kritische opmerkingen bij zijn ecclesiologie, maar daar gaat het me hier niet om. Wel dat juist een theoloog die stamt uit een traditioneel laagkerkelijk traditie, gaat theologiseren over de kerk op een wijze die hij haalt bij traditioneel hoogkerkelijke tradities. Eenzelfde ervaring heb ik met de nieuwste lichtingen evangelische en pentecostale studenten uit Nederland en uit de rest van de wereld. Deze studenten uit zogezegde laagkerkelijke tradities blijken veel belangstelling te hebben voor thema’s die verband houden met traditionele hoogkerkelijke thema’s als kerk en ambt. Zij schrijven hun master thesis over het thema of ze willen er hun promotieonderzoek over doen.
Lexicografisch excurs
Omdat er me veel aan is gelegen om de tegenstelling hoogkerkelijk – laagkerkelijk achter ons te laten, voeg ik een lexicografisch excurs toe. Mijn eigen onbehagen bij het gebruik van de terminologie lijkt zich te bevestigen in een klein onderzoek in de woordenboeken. In de nieuwste editie van Van Dale. Groot Woordenboek der Nederlandse Taal vormen de twee begrippen aparte lemma die staan voor sterke nadruk in het ene geval op rijke en in het andere geval sobere liturgische vormgeving van de eredienst.2
In de daaraan voorafgaande editie ontbraken beide lemma.3 In plaats van een onderzoek in al de voorafgaande edities, gaf ik er de voorkeur aan een kijk te nemen in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT). Ook hier ontbreken lemma voor ‘hoogkerkelijk’ en ‘laagkerkelijk’. Ik vond de woorden wel terug bij de afleidingen van het lemma ‘kerkelijk’, met als omschrijving ‘aanduiding van een persoon, een gezindte, eene richting, naarmate deze meer of minder hooge waarde hechte aan kerkelijk overlevering en vormen’.4 Waar in het WNT het onderscheid tussen beide termen nog breed wordt aangeduid, heeft de jongste editie van de Van Dale een beperktere omschrijving van het verschil in termen van liturgie. En de onzekere aanwezigheid van de termen in de Van Dale doet vragen rijzen naar de toekomst van de begrippen in het algemeen Nederlands. Kortom, de termen hebben een te onduidelijke betekenis en hun status binnen het Nederlandse vocabulaire is onzeker.
Lexicografisch onderzoek bevestigt dat het begrippenpaar zijn oorsprong heeft binnen de anglicaanse traditie. High church verwees in de zeventiende eeuw naar die mensen die sterk benadrukten dat de Church of England de staatskerk was, die ook de behoedster was van de liturgische traditie die teruggaat tot de ongedeelde kerk. Deze visie was eerst vrij onproblematisch, maar kwam door de kritiek van de Puriteinen op onder andere de traditionele liturgie, het bisschopsambt en ornamenten in kerken steeds meer onder druk te staan. Deze low church aanhangers maakten zich sterk voor een kerk die zich veel meer profileerde als een gereformeerde kerk en distantieerden zich van de katholicerende tendensen van de high church traditie. De tegenstelling high church – low church is de expressie van de fundamentele spanning die vanaf het begin het identiteitsdebat binnen de Church of England bepaalde en tot op de dag van vandaag een rol speelt, ook bij heikele kwesties als de ordinatie van vrouwelijke en homoseksuele ambtsdragers. Was deze kerk de voortzetting van de middeleeuwse kerk zonder de paus, of ging de hervorming van de kerk veel verder, zoals doorgezet in met name de kerkorde, de liturgie en de theologie van de gereformeerde traditie? Die nog steeds meeklinkende achtergrond in de anglicaanse traditie kan tot verwarring en onduidelijkheid leiden bij het gebruik van de woorden in een continentaal protestantse context.
De WNT band uit 1926 leert nog iets anders. Het lijken termen van zeer recente oorsprong, afgaande op de enige tekstuele verwijzing, namelijk naar de titel Hoog-kerkelijk protestantisme van de verzamelbundel van zes lezingen aan de Leidse Universiteit van de hand van Th. J. Haitjema gepubliceerd in 1923.5 Het jaartal geeft een goede indicatie voor de tijd en context waarin het begrippenpaar een rol speelde in de toenmalige ecclesiologische discussies. In datzelfde jaar zou G. van der Leeuw het handboekje Waarom Liturgie? Beginsel en praktijk publiceren. Van der Leeuw was één van de voormannen van de Liturgische Kring. Het zijn de beginjaren van de liturgische beweging onder de hervormden in Nederland. De herbronning bij klassieke liturgische teksten van de Vroege Kerk diende de katholiciteit van de Nederlands hervormde kerk meer uit de verf te doen komen. In de dertiger jaren zou de vernieuwing van de liturgie met het oog op de vernieuwing van de kerk hoog in het vaandel staan van de beweging Kerkopbouw, die bewust wilde aansluiten bij de nieuwe oecumenische contacten die waren gelegd, in het bijzonder met de anglicaanse kerken en hun liturgische traditie. Zij was bedoeld als antwoord op die andere ecclesiologische beweging Kerkherstel, die veel meer heil verwachtte van de terugkeer naar de kerkorde en liturgie van de protestantse reformatie in de zestiende eeuw.
Bekend is dat de discussie vooral onder invloed van O. Noordmans zich verdiepte. Hij wees erop dat achter de nieuw ontdekte liturgische vormen theologische concepten schuilgingen die niet zomaar spoorden met de sobere liturgie van gereformeerde reformatoren. Hij doelde onder meer op de incarnatie gedachte in de anglicaanse traditie en de spiritualistische lijn in de Grieks-orthodoxe kerken.6 De vrucht van de discussies, die begonnen in de eerste helft van de vorige eeuw, is herkenbaar in de nieuwe delen van het Dienstboek – een proeve. Ze geeft naast de klassiek-gereformeerde ook de oecumenisch-katholieke orde van dienst een plaats.7 Ze houdt een erkenning in dat ook de oecumenisch-katholieke orde deel is van het gereformeerd liturgisch erfgoed. We hoeven op deze plaats hier niet verder over uit te weiden. Waar het mij vooral omgaat is dat de tegenstelling hoogkerkelijk – laagkerkelijk te gedateerd en aan het begin van de eenentwintigste eeuw niet langer geschikt is om aan te duiden waar de breuklijnen liggen en waar keuzes zich opdringen met het oog op de toekomst van de kerk.
Kortom, als we over de toekomst van de kerk vanuit de reformatorische traditie willen spreken gaat het over veel meer dan over al dan niet rijke of sobere liturgische vormgeving, dan moeten we verder reiken dan de discussies van 100 jaar geleden, en dan kunnen we ons niet tevreden stellen met een begrippenapparaat uit een andere traditie.
Ecclesiologie binnen de gereformeerde traditie?
Ik keer nu terug naar mijn oorspronkelijke constatering, namelijk de onwetendheid bij studenten uit de gereformeerde traditie over de theologie van kerk en ambt. Het wijst erop dat de ecclesiologie niet de plek heeft die het moet hebben binnen de theologie in gereformeerde traditie. Ecclesiologie is binnen de gereformeerde theologie nogal eens één van de klassieke sluitposten samen met bijvoorbeeld de eschatologie. Hoe is dat te verklaren?
Allicht speelt mee de grote verdeeldheid op het gereformeerde erf, die zo erg is dat men aparte denominaties vormt die niet meer ‘on speaking terms’ zijn met elkaar. Ecclesiologie krijgt daarom vaak een sterk apologetisch confessioneel karakter. Het moet namelijk een theologische verantwoording bieden van de eigen weg die de denominatie is gegaan, dikwijls na een theologische kwestie die kerkscheurend heeft gewerkt. Als apologetiek de boventoon gaat voeren is dat het teken dat er iets fundamenteel fout is. Het stimuleert niet creatief theologiseren tegen de achtergrond van de vele uitdagingen waar de kerk voorstaat.
Een andere manier om met die verdeeldheid om te gaan is een ecclesiologie te ontwikkelen die vooral antropologisch van toonzetting is. De kerk is een instituut zoals een ander en daarvoor gelden dezelfde sociologische en antropologische wetmatigheden. Theologisch verstaan van de kerk ligt dan moeilijk. Men schuwt de grote woorden over de kerk omdat die te veel verlegenheid veroorzaken bij de concreet existerende verdeelde kerk. Voor zover het nog theologisch is, is de benadering dan vooral praktisch theologisch, eerden dan systematisch-theologisch.
Verder is het opvallend hoe de afgelopen eeuwen het spreken over de kerk vooral binnen het protestantisme steeds meer is geïnstrumentaliseerd: de kerk wordt gezien als hulp op weg naar individueel heil, of de kerk als organisatie die het pad naar het Rijk Gods bereidt. Tegen deze achtergrond van reductionistische benaderingen van de kerk hoeft het niet te verbazen dat kandidaat predikanten weinig weten over de theologie van de kerk.
Focus van de ecclesiologie
Waarom het echt gaat in de kerk is Christus, niet de kerk zelf. Maar juist om op Christus gericht te zijn en te blijven is het nodig dat we kerk en ambt goed worden begrepen en functioneren. De aandacht voor de kerk is niet ingegeven door navelstaarderij maar door het verlangen om de blik als geloofsgemeenschap op Christus gefocust te houden.
Reeds in de Vroege Kerk leefde het besef dat het goed verstaan van de betekenis van de kerk onderdeel was van de redding die God de mensen en de wereld schenkt in Jezus Christus. De meest brede en fundamentele geloofsbelijdenis van de christelijke kerk, namelijk de belijdenis van Nicea-Constantinopel uit 381 spreekt over de kerk en erkent volgende identiteitsbepalende eigenschappen van de kerk: één, heilig, katholiek en apostolisch.
Binnen de gereformeerde traditie zijn we gewoon te verwijzen naar de elementen zuivere prediking en sacramentsbediening en eventueel naar de tucht als we de kerk willen duiden. Toch zijn deze elementen minder geschikt om een ecclesiologie voor de toekomst mee op te bouwen. Zuiverheid van prediking en sacramentsbediening kwamen bovendrijven in de discussie over de ware en de valse kerk. Dit gebeurde in de context van een maatschappij die zich helemaal christelijk noemde en viel bovendien te midden van een verhit debat over de hervorming van de kerk.
We leven nu in een tijd waarin in vele Europese landen de kerken minderheden zijn geworden. De kerken staan veel minder dan vroeger in een concurrentiepositie ten opzichte van elkaar. Niet langer gaat het zozeer om de vraag wie de ware en wie de valse kerk is maar hoe de kerken het geloof behouden en versterken, hoe ze de gemeenschap versterken en hoe ze een geloofwaardig getuigenis afleveren in een pluralistische en dikwijls seculier context. In deze situatie zijn de vier klassieke eigenschappen opnieuw toonaangevend.
Calvijn vandaag
Mijn getuige bij uitstek is Calvijn. Ik beperk me in het kader van dit artikel tot zijn meer systematisch theologisch werk, de Institutie. Een kwantitatieve benadering is al veelzeggend. Van de vier delen van de laatste editie is het vierde volledig gewijd aan de kerk, zijn ambten, de sacramenten en de relatie tot de overheid. Dit vierde boek is ver weg het meest corpulente. Verder valt het op dat tien van de twintig hoofdstukken betrekking hebben op de ambten in de kerk. Maar ook kwalitatief valt op hoe belangrijk de kerk voor hem is. Als God onze Vader is dan is de kerk onze moeder:
‘... dewijl er geen andere ingang is tot het leven, indien zij ons niet in haar schoot ontvangt, baart, ons voedt aan haar borsten, en eindelijk onder haar hoede en leiding neemt, totdat wij, na het sterfelijk vlees afgelegd te hebben, gelijk zullen zijn aan de engelen.’8
Met deze heilsnoodzakelijke benadering van de kerk kiest hij vanaf het begin voor een sterk katholieke toonzetting van zijn ecclesiologie in het spoor dat in de Vroege Kerk was uitgezet door Cyprianus. Geen redding buiten de kerk. De gedachte is bepalend voor het eerste hoofdstuk. Het is gericht tegen de vertegenwoordigers van de radicale reformatie. Hij is van zijn oordeel dat ze zich isoleren van de kerk door zich terug te trekken in een kring van gelijkgezinden die claimen geheiligd te leven. In latere hoofdstukken zal hij veel polemiseren met de rooms-katholieken, maar voor hij dat doet moet duidelijk zijn hoe fundamenteel voor hem de kerk is. Die katholieke toonzetting is vanaf de eerste versie van de Institutie aanwezig. Het voorwoord aan de Franse koning François I dat daarin reeds aanwezig was is in de eerste editie zal bewaard blijven in alle latere edities gebleven. Calvijn wilde met dit werk precies het katholieke karakter van de magisteriële protestantse reformatie onderstrepen. Zij onderscheidde zich van de anabaptische scheurmakers die de kerk kapot maakten en de samenleving ondermijnden.
De katholiciteit is vooral zichtbaar gemaakt door het werk van de rooms-katholieke theoloog Alexander Ganoczy.9 Deze leerling van Hans Küng analyseerde grondig de ontwikkeling van zijn denken over kerk en ambt. En hij trok lijnen vanaf de Institutie naar het Tweede Vaticaans Concilie, dat zich juist in deze jaren voltrok. Dit opende mijn ogen voor de oecumenische amplitude van het werk van Calvijn.
Nog op een andere wijze wordt het katholiek-oecumenische karakter van Calvijns theologie zichtbaar, namelijk in zijn aandacht voor het ambt. Tien van de twintig hoofdstukken van boek vier van de Institutie analyseren het ambt in de kerk, zijn theologische betekenis, zijn functioneren in de Vroege Kerk, de schandelijke evolutie van de ambtelijke praktijk onder het pausdom, en het tenslotte het drievoudig gezag van het ambt in de kerk: lerend, wetgevend en juridisch.
Wanneer de ogen open gaan voor de centrale plaats van kerk en ambt in de Institutie wordt de structuur ook duidelijk. Boek Vier is geen aanhangsel zoals vroeger wel eens is gesuggereerd, maar juist datgene waarom het echt gaat. De eerste drie boeken leggen een solide theologische fundament om op basis daarvan de theologie van kerk en ambt opnieuw uit te spellen. Zo wordt opnieuw duidelijk waar het in de reformatie echt omging, namelijk de hervorming van de kerk in het Westen. Dat het ambt daarbij een belangrijke rol speelde, hing samen met de constatering dat de ambten in de kerk slecht functioneerden; bovenal de meest vooraanstaande, namelijk die van paus, bisschop en magister. Calvijn stelde daarom ook fundamentele kerkordelijke hervorming voor zoals onder meer blijkt uit zijn kerkordelijk werk in Genève. Dat lag deze juridisch geschoolde man wel. Maar het bijzondere van Calvijn is dat hij deze juridische competentie complimenteerde met een groot theologisch inzicht, zoals blijkt uit zijn hele oeuvre, de Institutie op kop. Die theologische inzichten fundeerden de hervorming van de kerk.
Om Calvijn goed te begrijpen moeten we voor ogen houden dat Calvijn niet dacht in termen van denominatie, zoals dat nu voor protestantse tradities vanzelfsprekend is. Calvijn was niet verantwoordelijk voor een protestantse gemeente in Genève, maar voor de christelijke kerk van Genève in zijn totaliteit. Bekend is ook hoe Calvijn zich maar moeite aansloot bij het plan van een aantal ondergrondse gereformeerde gemeente in Frankrijk op bovengronds te komen op basis van een geloofsbelijdenis, waarbij ze zich als een denominationeel alternatief voor de Rooms-katholieke kerk in Frankrijk presenteerden. Calvijn bleef tot op het einde van zijn leven hopen dat met steun van de Franse overheid de kerk van Frankrijk zou kunnen worden hervormd, zonder dat er nood was aan een aparte protestantse denominatie.10
Zijn theologie is niet ontwikkeld voor denominationalisme, maar is een katholieke herformulering van het Christelijk belijden voor de ene kerk als alternatief voor de ecclesiale praktijk en ecclesiologische theorie van de Rooms-katholieke kerk van die tijd. Zijn theologie van de kerk is geen theologie voor een protestantse denominatie, maar een theologie van de ene kerk op een bepaalde plaats of in een bepaalde regio.
Juist dat laatste is veel calvinistische theologen ontgaan. Velen lazen en lezen zijn theologie door hun eigen confessionele bril en recupereren zijn werk apologetisch, tegen de bedoeling van Calvijn in. De oecumenische strekking van zijn theologie van kerk en ambt gaan zo veloren. De steeds groter wordende verbrokkeling en versplintering van de kerken uit de gereformeerde traditie heeft de receptie van Calvijn als oecumenisch theoloog van de kerk steeds moeilijker gemaakt. Daarbij verdween in vele gevallen ook de interesse in de theologie van kerk en ambt. Zo is het opvallend dat in het Calvijn Handboek dat verscheen naar aanleiding van het Calvijn jubileumjaar geen hoofdstuk is opgenomen over het ambt, terwijl dat thema dan toch in de Institutie een vijfde van alle pagina’s vult.11
Onder gelovigen uit de gereformeerde traditie bestaat nogal wat weerstand tegen het aandringen van rooms-katholieke en orthodoxe gesprekspartners in de multilaterale en bilaterale oecumenische dialogen om nog maar eens aandacht te vragen voor de betekenis van de kerk, sacramenten en ambten. Er is nogal eens de suggestie dat deze thema’s naar binnen richten in plaats van naar de roeping in de wereld. De oecumenische gesprekspartners willen deze thema’s juist op de agenda houden, omdat het ontbreken van gemeenschappelijk belijden op deze punten de scheiding tussen de kerk gaande houdt. Dit, ook omdat ze overtuigd zijn dat juist beter inzicht in de betekenis van kerk en ambt de kracht van het christelijk getuigenis in de samenleving bevordert. Ik vermoed dat Calvijn vandaag zeer gemotiveerd zou zijn om aan deze dialogen deel te nemen. Zijn eigen interesse voor deze thema’s in zijn geschriften maakt dat duidelijk.
Om het nog eens op scherper te stellen. Ik weet niet of Calvijn zich theologisch wel echt thuis zou voelen in de kerken van de gereformeerde traditie als hij vandaag zou leven. Ik vermoed dat zijn oecumenisch/katholieke instelling niet meer zou aarden binnen het denominationalisme en de doorgaande scheuringen in de gereformeerde wereld. Het zou me niet verbazen dat hij de huidige ecclesiologie, kerkorde en kerkelijk praktijk te anabaptistisch zou vinden; dat de mate van instrumentalisering van de kerk hem tegen de borst zou stoten, en dat de verwaarlozing van de theologie van kerk en ambt hem zouden vervreemden. Ik kan me voorstellen dat hij net zoals Volf niet met gereformeerde theologen maar bij rooms-katholieke en orthodoxe theologen in gesprek zou gaan. Stel je voor dat hij dan maar zou besluiten om rooms katholiek te worden of anglicaan, zoals Volf ondertussen episcopaal is geworden. Natuurlijk is dit allemaal speculatie, maar vanuit zijn theologie kan in de huidige evolutie van de kerken deze extrapolatie wel verantwoord worden.
Tegen de reductie van kerk en ambt
De vraag waar we voor staan is niet of we hoog- of laagkerkelijk zijn, maar of we kerkelijk denken, spreken, en handelen. Dat het niet gaat om wat ik geloof, maar of ik kan beamen wat de kerk gelooft. Dus of ik kan beamen wat ‘wij geloven’. Het gaat niet om hoe ik de Schrift versta en uitleg, maar dat ik sta in een christelijke leestraditie. Traditie is een goed woord om de agenda van de ecclesiologie opnieuw te verbreden. Daarbij is het belangrijk dat we de oude tegenstelling tussen Schrift en traditie overstijgen. Het gaat om een breed concept van traditie, dat zowel de Schrift als de doorgaande interpretatie omvat. Het gaat ook om een concept met een normatief aspect. Vandaar de klassieke uitdrukking ‘apostolische traditie’. Die traditie heeft een diachronisch, een synchronisch en een eschatologische element.
Het diachronisch aspect verwijst naar de lijn in de geschiedenis vanaf Jezus en de apostelen tot nu toe en het drukt de apostolische continuïteit uit. Ze komt tot uiting in doorgaande verkondiging, doorgaande zending, doorgaande interpretatie van de Schriften in telkens nieuwe contexten, de doorgaande viering van de sacramenten, en ook in doorgaande doorgave van de ambtelijke verantwoordelijkheid in bevestiging van ambtsdragers. Binnen de gereformeerde kerken bestaat nogal eens de neiging apostolische continuïteit te reduceren tot continuïteit met het Schriftgetuigenis, maar dat is te beperkt.
Het synchrone element van de apostolische traditie verwijst naar die aspecten die de gemeenschap bevorderen zoals de verbondenheid in het gebed, existentiële nabijheid in vreugde en verdriet, de dienstbaarheid, en de eenheid en verbondenheid tussen de kerken. Dit synchrone aspect laat zien hoe het blijven in de waarheid iets is dat men samen moet nastreven in de brede gemeenschap van de kerk. Dit aspect staat haaks op een veel voorkomende gereformeerde realiteit van afscheiding en isolement in eigen deelwaarheid. De geschiedenis van de gereformeerde traditie met de veelvuldige praktijk van kerkscheuringen spreekt in dit verband boekdelen.
Het synchronisch element van de apostolische traditie daagt de gereformeerde kerken uit veel meer werk te maken van de hermeneutische regel de ander vast te houden en zich te laten vasthouden in de evangelische waarheid door blijven in de gemeenschap van gebed, dienstbaarheid en verbondenheid. Dit gemeenschapselement binnen de apostolische traditie impliceert dat we de ander, dat is ook de andere geloofsgemeenschappen, de andere denominaties, de andere kerken, nodig hebben om tot een voller verstaan van de waarheid van het evangelie te komen. Binnen de gereformeerde traditie is de gewoonte ontstaan om de rug toe te keren naar die geloofsgemeenschappen die een afwijkende belijdenis hebben, of die een deels andere Schriftinterpretatie erop nahouden, of die een andere ambtsstructuur kennen, of die andere sacramentele praktijken ontwikkelen. We hebben nagelaten om structuren te ontwikkelen om onze verantwoordelijkheid te blijven opnemen voor en ten opzichte van elkaar. In de plaats daarvan zijn gelovigen, gemeenten, kerken afgeschreven en is het contact verbroken. Met als resultaat een diepe verdeeldheid.
Het eschatologische element van de traditie verwijst naar het gegeven dat de traditie niet af. Ze blijft open naar nieuwe inzichten, naar nieuwe applicaties in nieuwe contexten. Zelfs al beschikt een kerk over een geweldige liturgie, of over een uitstekende traditie van Schriftuitleg, of over een goed functionerende kerkorde en ambtelijke structuur, de waarheid ligt toch nog voor haar. Ze blijft een gemeenschap onderweg. Dit beseft voorkomt ongepaste arrogantie, maakt bescheiden, en doet bidden telkens opnieuw vragen om de gave van de Heilige Geest. Jammer genoeg stellen we binnen de gereformeerde traditie te veel zelfgenoegzaamheid vast, een te apologetische opstelling waarbij men alleen maar verdedigt wat men heeft: een bijbel van kaft tot kaft, een confessie die men met de volle waarheid identificeert, een kerkorde met ambtelijke structuur die men meent rechtstreeks op de bijbel te kunnen terugvoeren, en een liturgie die men niet wil veranderen uit diep respect voor die hen voorgingen in het geloof.
Het grote gevaar is dat we met deze elementen onszelf schijnzekerheden voorhouden. Het zijn hulpmiddelen op de weg die we dankbaar mogen accepteren, maar ze zijn zelf de redding niet. Die is alleen in Jezus Christus te vinden en in het vertrouwen op hem. De dankbaarheid om de traditie mag ons niet doen vergeten dat we nog een weg te gaan hebben in vertrouwen dat de God die zelf naar ons toekwam in Jezus, de Christus, ook nu nog ons begeleidt en leidt door zijn Heilige Geest. Dit eschatologische aspect van de christelijke traditie helpt ook degenen die moeite hebben met het traditie concept. Het zijn zij die het woord traditie associëren met onveranderlijkheid, met verstarring en met stilstand. Zij vrezen dat, met beroep op de vaststaande traditie van de kerk, het verlangen naar vernieuwing van de kerk zal worden gedwarsboomd. Juist omdat de vervulling van het Rijk Gods nog voor ligt, precies daarom is de traditie levend en in realiteit een ondersteunend concept bij de vernieuwing van de kerk.
Als ik aan de toekomst van de kerk denk, dan zijn het deze aspecten van de apostolische traditie waar volgens mij aan moet gewerkt worden: het conserverende van wat ons is overgeleverd, het gemeenschap stichtende en het dynamische open karakter naar de toekomst van God die op ons afkomt. Dit bedoel ik met de kerkelijkheid die de tegenstelling tussen hoogkerkelijk en laagkerkelijk ver te boven gaat.
Noten
1 M. Volf verkreeg zijn Habilitation met een ecclesiologische studie met als titel Wir sind die Kirche! (1993) onder supervisie van J. Moltmann. Het werk werd eerst gepubliceerd in het Duits onder de titel Trinität und Gemeinschaft: eine ökumenische Ekklesiologie, Neukirchen- Vluyn 1996 en later in het Engels als After our Likeness: The Church as the Image of the Trinity, Grand Rapids 1998.
2 Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, 14e herziene druk, Utrecht-Antwerpen 2005.
3 13e herziene druk van 1999.
4 Woordenboek der Nederlandsche Taal, deel VII, band 7, Leiden 1926.
5 Th.J. Haitjema, Hoog-kerkelijk protestantisme, Wageningen 1923.
6 Voor een samenvatting van de liturgische ontwikkelingen in de Nederlands Hervormde Kerk in de twintigste eeuw, zie M.A. Vrijlandt, Liturgiek, Delft 1987, 118-170.
7 Dienstboek – een proeve: Schrift – Maaltijd – Gebed, Zoetermeer 1998 en Dienstboek – een proeve: Deel II Leven – Zegen – Gemeenschap, Zoetermeer 2004.
8 Institutie, boek IV, I, 4, vertaling Sizoo.
9 A. Ganoczy, Le Jeune Calvin. Théologien de l’église et du ministère, Paris 1964 en Ecclesia Ministrans. Dienende Kirche und kirchlicher Dienst bei Calvin, Freiburg-Basel-Wien 1968.
10 H.A. Speelman, Calvijn en de zelfstandigheid van de kerk, Kampen 1994, 125-186.
11 H. Selderhuis (red.), Calvijn Handboek, Kampen 2008. Nogal onduidelijk of de benadering van de schrijver wordt bedoeld, of dat verwezen wordt naar de voorafgaande algemene verwaarlozing. Mogelijk kan de zin helemaal geschrapt worden en dat blijft het nog leesbaar.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 2010
Theologia Reformata | 92 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 2010
Theologia Reformata | 92 Pagina's