Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De katholiciteit van de kerk als kwaliteit van het christendom

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De katholiciteit van de kerk als kwaliteit van het christendom

De visies van Herman Bavinck en Hendrikus Berkhof

37 minuten leestijd Arcering uitzetten

Abstract
The Reformation confessed the catholicity of the protestant churches. The early protestant confessions countered the accusation of being schismatic by an appeal to the continuity with the church of all ages and the claim that Rome was a false church. This article analyzes how the catholicity of the church was perceived by two Dutch theologians, Herman Bavinck and Hendrikus Berkhof. There are differences between the two; Bavinck opposed Roman Catholicism, while, three-quarters of a century later, Berkhof welcomed Roman Catholic ecumenical openness. Nevertheless, Berkhof recognized in Bavinck an early representative of the modern turn to catholicity as a qualitative characteristic of Christianity. Both understood the catholicity of the church as a derivative of the catholicity of the Christian faith.

De katholiciteit van de kerk is een actueel theologisch thema. De vorming van de Protestantse Kerk in Nederland heeft de bezinning op de ecclesiologie een impuls gegeven.1 Ook al versmalde de focus van die bezinning soms tot de vraag welke kerk de voortzetting was van de kerk der Reformatie, de leer van de kerk stond wel in het middelpunt van de belangstelling. Trok de oecumene aanvankelijk vooral de aandacht van het middenorthodoxe deel van de kerk, tegenwoordig zijn alle Nederlandse protestanten zich bewust dat zij deel uitmaken van een wereldwijde kerk. De globalisering draagt aan dat besef bij en daarnaast plaatst de druk vanuit de seculiere samenleving orthodoxe christenen in een andere verhouding tot elkaar; de onderlinge verschillen worden gerelativeerd zonder dat ze daarom per se worden gebagatelliseerd. Rome is voor orthodoxe protestanten eerder een bondgenoot dan een bedreiging.2

Toch blijft ‘de katholieke kerk’ een lastig geloofsartikel voor protestanten; dat blijkt bijvoorbeeld als voorgangers bij de apostolische geloofsbelijdenis de voorkeur geven aan de lezing: “Ik geloof een heilige algemene christelijke kerk.”3 Dit artikel wil bijdragen aan de bezinning door de klassieke visie op de katholiciteit van de kerk, zoals die door de kerkvaders is verwoord en in de protestantse belijdenissen is samengevat, te vergelijken met de visies van Herman Bavinck in De katholiciteit van christendom en kerk (1888) en van Hendrikus Berkhof in De katholiciteit der kerk (1962). Ondanks alle verschillen – waarbij Bavinck de orthodox gereformeerde en Berkhof de middenorthodoxe positie representeert – staan beide theologen een kwantitatieve benadering van de katholiciteit voor. Het onderscheid tussen kwantiteit en kwaliteit kwam in de twintigste eeuw op toen door het zicht op de wereldwijde kerk de gedachte ontstond dat de katholiciteit vooral verstaan moest worden als een intrinsieke kwaliteit van het christendom.4 Voordat Bavinck en Berkhof aan bod komen, volgt eerst een kort overzicht van het begrip, zoals dat in de vroege kerk en de Reformatie gehanteerd werd.

Kerkvaders en protestantse confessies
In de vroege kerk duidt het begrip ‘katholiek’ aanvankelijk op de wereldwijde kerk als het geheel van de plaatselijke of regionale kerken: “De kerk is katholiek omdat zij overal verspreid is.”5 Cyrillus van Jeruzalem (±315-386) stelt in zijn catechetische homiliën dat de kerk katholiek is omdat zij over de hele wereld verspreid is, omdat zij alles leert wat een mens moet weten, omdat zij het hele mensengeslacht tot de verering van God voert, omdat zij elk soort van zonde geneest en, ten slotte, omdat zij iedere denkbare deugd bezit.6 Augustinus duidt met ‘katholiek’ aan dat christenen uit verschillende gebieden in één geloof verbonden zijn.7 In een van zijn preken over de geloofsbelijdenis, zegt hij: De heilige kerk zijn wij. Maar wanneer ik zeg: wij, dan bedoel ik niet als het ware: ons die nu hier zijn, u die mij hoort. Maar ons allen, die hier door Gods genade gelovige christenen zijn in deze kerk, dat is in deze stad, allen die het zijn in deze landstreek, allen, die het zijn in deze provincie, allen, die het ook zijn over zee, allen die het zijn in de gehele wereld: want van zonsopgang tot zonsondergang wordt de naam des Heren geprezen (Ps. 113). Zo is het gesteld met de katholieke kerk, onze ware moeder, de ware Bruid van de Bruidegom.8 Een definitie die door protestanten nogal eens wordt geciteerd, is die van Vincentius van Lérins, die stelt dat ‘katholiek’ is wat overal, altijd en door alle christenen wordt geloofd.9 Deze definitie staat echter in de context van de vraag hoe je kunt weten wat de orthodoxe leer is; de Schrift alleen is niet afdoende, omdat de Bijbel verschillend wordt uitgelegd.10 De gedachte dat je de katholieke kerk nodig hebt om de Bijbel uit te leggen illustreert de spanning tussen het gebruik dat de kerkvaders van de katholiciteit van de kerk maakten om ketters te ontmaskeren en de verwerking van de katholiciteit van de kerk in de protestantse confessies. De katholiciteit is in de belijdenisgeschriften een speerpunt omdat de protestanten zich wilden onderscheiden van de dopers en niet met de Donatisten vereenzelvigd wilden worden.11 Volgens de Augsburgse Confessie (1530) wijken de evangelische kerken in geen enkel geloofsartikel af van de katholieke kerk, maar verwijderden zij slechts een aantal misbruiken.12 Het verwijt dat de Reformatie schismatiek was, werd van gereformeerde zijde weersproken met een verwijzing naar de continuïteit met de apostolische leer en met de concilies van de vroege kerk. De Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561) stelt: “Wij geloven en belijden een enige katholieke of algemene kerk. Zij is een heilige vergadering van ware gelovige christenen, die al hun heil verwachten van Jezus Christus.”13 De Tweede Helvetische Geloofsbelijdenis (1566) erkent het gezag van de concilies van Nicea, Constantinopel, Epheze en Chalcedon. “Op deze wijze bewaren wij het christelijke, orthodoxe en katholieke geloof ongeschonden of volledig.”14 Het hoofdstuk over de katholieke kerk en haar enige Hoofd stelt dat de kerk er altijd is geweest en altijd zal zijn en dat er ook maar één kerk kan zijn, omdat er maar één God is en maar één Middelaar tussen God en mensen, Jezus de Messias, één Herder van de hele kudde, één Hoofd van het lichaam, één Geest, één zaligheid, één testament of verbond. “Haar noemen wij hierom katholiek, omdat zij algemeen is, verspreid over alle delen van de wereld en zich uitstrekkend over alle tijden...”15 In de Reformatie verschuift het accent van de universaliteit van de kerk naar de inhoud van haar boodschap, van de kwantiteit naar de kwaliteit. Het is wel van belang om te onderscheiden tussen de eigenschappen van de kerk – haar eenheid, heiligheid, katholiciteit en apostoliciteit – en de kenmerken waaraan de kerk te herkennen is.16 De protestantse belijdenisgeschriften handhaven de katholiciteit als normatieve eigenschap van de ware kerk. De vraag waaraan je de katholieke kerk kunt herkennen, beantwoorden zij echter niet met een verwijzing naar de katholiciteit, zoals de vroege kerk tegenover de Donatisten deed, maar door de kenmerken van de kerk (notae ecclesiae) vooral te zoeken in de zuivere bediening van woord en sacramenten met de daarbij horende handhaving van de tucht. De reformatoren keerden de argumentatie om en maakten de kwaliteit doorslaggevend voor de katholiciteit. De opponenten zeiden: “Jullie zijn ketters, omdat jullie niet katholiek zijn.” Zij antwoordden: “Wij zijn katholiek, omdat wij geen ketters zijn.” Toch blijft de benadering in de Reformatie in die zin kwantitatief dat de katholiciteit van de – eenmaal op de juiste wijze vastgestelde – ware kerk betrokken werd op de kerk van alle tijden en plaatsen: “Deze kerk is er geweest van het begin der wereld af en zal zijn tot het einde toe; want Christus is een eeuwige Koning, die niet zonder onderdanen kan zijn.”17 De ware kerk is soms klein in aantal geweest, zoals in de tijd van Achab, maar dat doet niets af van haar katholiciteit, want ook als de kerk verdrukt en vervolgd, verspreid en verstrooid wordt, blijft zij verenigd in eenzelfde Geest door het geloof.18 Zolang er nog hoop was op de reformatie van de ene algemene kerk, luidde de claim van de protestanten: “Wij zijn ook katholiek,”19 maar zodra die hoop vervlogen was, beleden zij: “Wij alleen zijn echt katholiek.” De kwalitatieve duiding onderstreept de normativiteit van de katholiciteit als wezenseigenschap van de aan het zuivere Woord herkenbare ware kerk.

Herman Bavinck (1854-1921)
De theologie van Herman Bavinck kan als gereformeerd katholiek getypeerd worden.20 Bij de behandeling van de verschillende theologische loci schenkt Bavinck “veel aandacht aan de probleemhistorische beschrijving van het dogma, waarbij de patres en de scholastieke theologen niet werden verwaarloosd.”21 Bij het verschijnen van het eerste deel van zijn Gereformeerde Dogmatiek schrijft hij dat in geen enkele confessie het christelijke “zoo diep en breed, zoo ruim en vrij, zoo waarlijk katholiek [is] opgevat als in die van de Gereformeerde kerken.”22 De breedte van zijn blik is ongetwijfeld mede te danken aan zijn vorming in Leiden, waar hij als zoon van een afgescheiden predikant ging studeren. Nadat hij in 1880 het kandidaatsexamen in Kampen had afgelegd, werd Bavinck predikant in de Christelijke Gereformeerde Kerk te Franeker. Op 27-jarige leeftijd begon hij als hoogleraar in Kampen met het doceren van onder andere dogmatiek en ethiek. In zijn oraties, die een bijzondere plaats innemen in zijn oeuvre, plaatst Bavinck meestal cruciale theologische onderwerpen in het licht van de actualiteit. Zo begon hij in Kampen met een inaugurele rede over het karakter en de uitgangspunten van de theologie als wetenschap.23 Zijn eerste rede als rector van de theologische school wijdde hij aan het thema van de katholiciteit. Hoewel hij zijn leven lang trouw bleef aan de kerkelijke visie van de afscheiding, was hij daarin niet onkritisch.24 Hij maakte zich zorgen over separatistische tendensen in de kring van de afgescheidenen.25 Verstaan in de historische context was de rede, getiteld De Katholiciteit van Christendom en Kerk, een diepzinnige reactie op de claims van de katholieke kerk, die tijdens het Eerste Vaticaans Concilie in 1870 het dogma van de onfeilbaarheid van de paus had vastgesteld. Het was ook een expressie van Bavincks verlangen naar eenheid met de uit de Doleantie voortgekomen kerken. Zijn perceptie van de katholiciteit is gekleurd door Kuypers leer van de pluriformiteit van de kerk.26 Kuyper was dan ook erg enthousiast over de rede en noemde het een meesterwerk.27 In zijn rede bespreekt Bavinck in de korte inleiding de opvatting van de kerkvaders.28 Zij noemen de kerk katholiek omdat de plaatselijke kerk tot de algemene behoort, omdat de nieuwtestamentische kerk – in tegenstelling tot Israël – gelovigen uit alle volken, tijden en plaatsen omvat, en omdat de kerk de volkomen overlevering bezit. De oratie valt daarna in drie delen uiteen; eerst bespreekt Bavinck de schriftgegevens, vervolgens die uit de kerkgeschiedenis, om in het derde deel aan te wijzen wat de actuele consequenties van de katholiciteit zijn. Bij de bespreking van de Schrift relativeert Bavinck de tegenstelling tussen het Oude en het Nieuwe Testament. Het valt hem op dat de boeken van Mozes beginnen “met de schepping der gansche wereld, en eerst heel het menschdom omvatten, ten slotte uitloopen op allerlei minutieuse bepalingen aangaande heiligdom en priesterschap bij één enkel klein en onaanzienlijk volk.”29 De brede inzet doet al vermoeden dat het einddoel van de openbaring niet de verkiezing van Israël is, maar de prediking onder alle volken. Daarnaast ontwaart Bavinck ook in de wetgeving aan Israël een “innerlijke katholicieit, een religie die den ganschen mensch in geheel zijn leven omvat.”30 Bavinck doelt daarmee op het feit dat de wet van God het hele leven theocratisch reguleert en beheerst: “De universalistische kern zal de schaal van het particularisme verbreken.”31 Bavinck zet niet in bij de continuïteit van de kerk vanaf Abel en spreekt ook niet over Israël als oudtestamentische kerk, maar benadert de katholiciteit vanuit de allesomvattende inhoud en de universele strekking van Gods openbaring aan Israël. Bij de bespreking van het Nieuwe Testament trekt Bavinck deze lijn door. Hij begint niet met de kerk als gemeente van Christus, maar met het koninkrijk van God. Dat koninkrijk is niet alleen een parel van grote waarde, waar je al het andere voor los moet laten, maar het is ook een zuurdesem dat het hele deeg doortrekt. De wereld is door de Zoon geschapen en is Zijn erfenis; eens worden de koninkrijken van de wereld van Christus. “Er komt een nieuwe hemel en eene nieuwe aarde, waarin gerechtigheid woont. Krachtiger en schooner dan in deze woorden kan het volstrekte universalisme van het Christendom niet worden uitgesproken.”32 Vanuit dit universalisme gaat Bavinck naar de katholiciteit van de gemeente als erfgename van die universele toekomst. De beweging is steeds van de katholiciteit van het christendom naar de katholiciteit van de kerk.33 Tegenover het exclusieve judaïsme waardoor de katholiciteit op de proef gesteld werd, handhaafde Paulus de katholiciteit van de gemeente; hij werd daarin door het apostelconvent bevestigd. De eenheid van de vroege kerk was niet organisatorisch, maar apostolisch. In de apostelen zijn alle gemeenten één en de gemeenten uit de heidenen hebben hun eenheid in hun stichter, de apostel Paulus.34 Dieper nog dan in de apostoliciteit fundeert Bavinck de katholiciteit in de triniteit. De eenheid en katholiciteit van de kerk “vloeit onmiddellijk voort uit de eenheid Gods, uit de eenheid van den Middelaar Gods en der menschen, uit de eenheid des Geestes, uit de eenheid der waarheid, uit de eenheid des verbonds, uit de eenheid der zaligheid.”35 Het gaat Bavinck niet om de universaliteit van de empirische kerk, maar om het feit dat de kerk er is “voor alle volk en eeuw, voor iederen stand en rang, voor elke plaats en tijd.”36 In het tweede deel van de oratie – over hoe de katholiciteit door de kerk is verstaan – geeft Bavinck een scherpe analyse van de ontwikkeling vanaf de vroege kerk tot en met de Reformatie. Maar hij richt zich daarbij op de verhouding van de kerk tot de wereld en niet op de ontwikkeling van de katholiciteit als eigenschap van de kerk. De houding van de vroege kerk was er een van wereldverachting, ascese, antithese en zelfs dualisme. Na Constantijn verwereldlijkte de kerk, maar tegelijk erkende zij het goed recht van de ascese op voorwaarde dat dit maar niet beweerde het eenige Christendom, het voor allen geldend ideaal te zijn [...] Op die wijze werd de qualitatieve tegenstelling, welke aanvankelijk tusschen de wereld en de gemeente bestond, in eene quantitatieve omgezet. De oorspronkelijke antithese van heilig en onheilig maakte voor die van het goede en het betere, van zedelijke geboden en evangelische raadgevingen plaats.37 Bavinck gebruikt de begrippen kwaliteit en kwantiteit in een andere zin dan die van het latere onderscheid tussen kwantitatieve en kwalitatieve katholiciteit. Hij verklaart de ‘Roomsche wereldbeschouwing’ vanuit een kwantitatieve tegenstelling tussen het goede en het betere. Dit onderscheid in gradatie leidt tot een dualisme waardoor het christelijke geloof boven de werkelijkheid blijft zweven. Bij Rome komt de genade als een extra bij het natuurlijke leven – Bavinck noemt het roomse stelsel één groot aanvullingssysteem – en dat is iets heel anders dan dat de genade de natuur doortrekt en vernieuwt. Het gewone natuurlijke leven is wel goed, maar van lagere orde. Het huwelijk is goed, onthouding is beter; eigendom is geoorloofd, armoede is verdienstelijker. “Maar de katholiciteit wordt geloochend in dezen zin, dat het Christendom zelf alles als een zuurdeeg doorzuren moet. ’t Blijft een eeuwig dualisme, ’t Christendom wordt geen immanent, geen hervormend beginsel.”38 De norm voor de concrete katholiciteit van de kerk ligt in de katholiciteit van het christendom, in de universaliteit van het koninkrijk van Christus. Daarin verschilt hij met de vroege kerk en de Reformatie, een switch die mede is ingegeven door de acceptatie van de pluriformiteit van de kerk. Volgens Bavinck wordt het katholieke karakter van het christendom in de gereformeerde theologie het helderst verwoord, vanwege de visie op de verlossing als herschepping. De hervorming breekt met het dualisme en biedt een heel nieuwe opvatting over het Christendom. De Protestant gelooft [...] dat de zonde alles heeft bedorven en verontreinigd. Hij belijdt dat de gansche wereld in het booze ligt en vol is van verleiding. Maar tevens erkent hij, dat het natuurlijke niet in zichzelf onheilig is en dat het daarom wel gereinigd maar niet veracht of vermeden behoeft te worden. Juist omdat hij ernstiger dan Rome de zonde bestrijdt, kan hij ook beter het natuurlijke in zijn waarde erkennen. 39 In de gereformeerde theologie is de herschepping niet een aanvulling van de schepping zoals bij Rome, ook geen godsdienstige hervorming die de schepping intact laat zoals bij Luther, veel minder een nieuwe schepping zoals bij de dopers, maar eene blijde boodschap van vernieuwing aan alle creaturen. Hier komt het Evangelie tot zijn volle recht, tot waarachtige katholiciteit. Niets is er dat niet geëvangeliseerd kan en behoort te worden. Niet de kerk alleen, ook het huis en de school, de maatschappij en de staat worden onder de heerschappij van het christelijk beginsel gesteld.40 Bavinck stelt dat de gereformeerde positie het meest katholiek is omdat de gereformeerde leer – anders dan roomse en scherper dan de lutherse – inziet dat de genade is geen extra gave naast de natuur, maar een verlossing van de natuur uit de greep van het kwaad. Vanuit de katholiciteit van het christendom gaat Bavinck nu opnieuw naar die van de kerk. De Reformatie bracht een ander kerkbegrip met zich mee; de kerk wordt opgevat als een vergadering van ware gelovigen, als het volk van God. De eenheid en katholiciteit van de kerk zijn niet langer verbonden aan de organisatie, maar vormen de verborgen grondslag van de ganse christenheid.41 Uit het laatste deel van de rede blijkt dat Bavinck vooral worstelt met de verdeeldheid en gebrokenheid van de kerk. Aan de ene kant betreurt hij de verdeeldheid, waaraan de Reformatie heeft bijgedragen. “Er ligt ook inderdaad in het Protestantsch beginsel naast een kerkhervormend een kerkontbindend element. De ééne christelijke kerk is uiteengevallen in een ontelbaar aantal van kerkjes en secten, van vereenigingen en genootschappen.”42 Dat betekent niet dat je van de nood een deugd mag maken door je kerkelijk af te sluiten en in de afzondering het heil te zoeken; dat zou sektarisch zijn. Tegelijk waardeert Bavinck de pluriformiteit van het christendom positief. Er is nu eenmaal een onderscheid tussen geloofsartikelen die fundamenteel zijn en andere die dat niet zijn. Bavinck wil dit onderscheid organisch toepassen. Gelijk de éne algemene Christelijke kerk meer of minder zuiver in de verschillende kerken tot openbaring komt, zo vindt ook de éne algemene Christelijke waarheid in de verschillende belijdenissen des geloofs, een meer of minder zuivere uitdrukking. Er is geen algemeen Christendom boven, maar toch wel in de geloofsverdeeldheid aanwezig.”43 Geen enkele particuliere kerk valt samen met de katholieke kerk en geen confessie valt samen met de christelijke waarheid. Wie denkt de waarheid exclusief in pacht te hebben is volgens Bavinck sektarisch. Uiteindelijk is de katholiciteit van de kerk een eschatologische werkelijkheid. Nu is de katholieke kerk nog voorwerp van het geloof, de realiteit komt pas als het lichaam van Christus zijn volle wasdom zal hebben bereikt.

Hendrikus Berkhof (1914-1995)
Na een predikantschap in Lemele en Zeist wordt Hendrikus Berkhof in 1950 rector van het theologische seminarium in Driebergen en na tien jaar kerkelijk hoogleraar te Leiden in de dogmatiek en de bijbelse theologie. E.P. Meijering noemt hem “een van de meest invloedrijke en in het buitenland bekende Nederlandse theologen van de 20e eeuw.”44 In de oorlog publiceert hij zijn Geschiedenis der kerk.45 Hij schroomt niet om daarin zijn dogmatische inzichten in de beschrijving van de kerkgeschiedenis te verwerken en tekent de Reformatie als een terugkeer naar het Nieuwe Testament en de vroege kerk en de theologie van Karl Barth als een terugkeer naar de Reformatie.46 Berkhof is intens betrokken bij de oecumene; in 1948 wordt hij afgevaardigd naar de Assemblee van de Wereldraad van Kerken in Amsterdam later is hij jaren lid van het Centrale Comité van de Wereldraad (1954-1974). Al is hij wel kritisch over het optimisme dat soms in oecumenische kringen heerst, toch wordt zijn oecumenische visie gedragen door het vertrouwen dat in Gods ene Waarheid alle onderlinge verschillen bijeen worden gehouden. “Wij hebben ook geen weg terug naar het confessionalisme. Wij kunnen alleen vooruit dóór de verschillen heen.”47

In 1962 verschijnt van Berkhofs hand De katholiciteit der kerk.48 Het is voor de vergelijking met Bavinck niet nodig om een uitputtende samenvatting te geven van dit werk,49 maar twee elementen verdienen wel bijzonder aandacht: het onderscheid tussen kwalitatief en kwantitatief en de eschatologische duiding van de katholiciteit vanuit de volheid (pleroma). Berkhof zet in bij de geografische betekenis van ‘katholiek’ die hij de kwantitatieve noemt. De geografische verbreiding van de kerk functioneert als argument tegen de donatisten, die de katholiciteit vervolgens kwalitatief interpreteren als het geheel van de openbaring of van de gehoorzaamheid. Augustinus neemt dit over, maar betrekt het op de kerk zelf en zo vloeien de betekenissen ‘algemeen verbreid’ en ‘orthodox’ in elkaar over. De kerk is katholiek omdat zij aan het geheel vasthoudt, terwijl bij de ketters steeds alleen deeltjes van de waarheid te vinden zijn.50 Bij Cyrillus – die de katholiciteit betrekt op het geheel van de wereld in geografische zin, op het hele menselijke geslacht, op de hele openbaring, op het geheel van de geestelijke gaven, en op het geheel van de menselijke zonde en de genezing – omvat het kwalitatieve het kwantitatieve. In de polemiek van de Reformatie tegenover Rome domineert volgens Berkhof de kwalitatieve conceptie, omdat gesteld wordt dat de kerk van meet af aan katholiek geweest is en omdat in de Bijbel de waarheid vaak niet aan de zijde van de meerderheid was.51 De Roomse polemisten gingen uit van een kwantitatief concept. In de reformatorische traditie is het niet gekomen tot een vernieuwing van het begrip katholiciteit, omdat de leer van de onzichtbare kerk domineerde. In dat verband noemt hij Bavinck als ‘enige gewichtige uitzondering’ onder de protestantse theologen, omdat hij het begrip van de katholiciteit vernieuwde met een theologisch en kwalitatief concept.52 Hij gebruikt het woord niet alleen voor de eenheid van de kerk midden in haar verdeeldheid, maar ook “en dat is nog opvallender, gebruikt hij het woord in de uitgesproken kwalitatieve betekenis van ‘heiliging der gehele aardse werkelijkheid’.”53 De tegenstelling tussen kwantitatief en kwalitatief doortrekt het boek. Berkhof ontleent de begrippen waarschijnlijk niet aan Bavinck, want die gebruikt ze in de betekenis van gradueel en essentieel.54 Het onderscheid komt in de literatuur vaak voor in de aanloop naar de Assemblee van de Wereldraad van Kerken in Uppsala in 1968, waar bij velen de gedachte leefde dat de Oosterse orthodoxie in plaats een kwantitatieve of geografische, een kwalitatieve opvatting van de katholiciteit inbracht.55 Het onderscheid tussen de kwantitatieve en de kwalitatieve katholiciteit is in feite pas in de context van de oecumenische beweging gemeengoed geworden. Het is niet ondenkbaar dat Berkhof hieraan heeft bijgedragen.56 Berkhof waardeert de kwalitatieve benadering in rooms-katholieke kring als een symptoom voor de nieuwe openheid en het afscheid van de polemiek.57 De kwalitatieve opvatting is voor hem normatief in de moderne tijd; Berkhof wil niet terug naar ‘het klassieke kwantitatieve katholiciteitsbegrip’.58 Het eigene van de bijdrage van Berkhof is vooral de verbinding van de katholiciteit van de kerk met het begrip 'volheid' uit Efeze en Kolossenzen. Hij sluit daarin aan bij de ontwikkelingen in de rooms katholieke oecumenische theologie. Yves Congar (1904-1995) benaderde de ecclesiologie organisch en interpreteerde in zijn Chrétiens Desunis de katholiciteit met behulp van het Paulijnse begrip van de pleroma.59 Dat impliceerde dat de katholiciteit niet langer samenviel met de Roomse kerk; alle aspecten van de christelijke waarheid – ook die bewaard zijn in de van Rome gescheiden kerken – moesten opnieuw in één lichaam worden teruggebracht. Volgens Berkhof wordt hier voor het eerst de katholiciteit geheel kwalitatief opgevat. Naast Congar sluit Berkhof ook aan bij de Lutherse theoloog Wilhelm Stählin (1883-1975) die eveneens uitgaat van het begrip pleroma als “de totaliteit van de elementen die te zamen de Openbaring vormen.”60 Stählin legt meer dan Congar het accent op het groeien naar de volheid.61 In het exegetische deel van zijn studie geeft Berkhof zijn eigen visie op het begrip pleroma als de “de ruimte waarbinnen Christus zijn heerschappij uitoefent.” 62 In Kolossenzen verwijst het begrip naar de kosmos en in Efeze naar de kerk. “Christus’ heerschappij over het al is nu nog verborgen, maar ergens in de kosmos is een ruimte waarbinnen ze nu al openbaar is. In die ruimte wordt, plaatsvervangend voor het al, het Hoofd over het al erkend en gehoorzaamd.”63 Die ruimte is de kerk die anticipeert op de lof die de hele kosmos eens aan zijn Heer zal brengen. Volgens Berkhof ziet Paulus de kerk in ‘kosmisch-eschatologisch licht’; de kerk is het domein van Hem die alles domineert. Hij geeft vanuit dat begrip een Christologische duiding aan de katholiciteit als volheid in Christus. Vervullen is heerschappij uitoefenen in hemel en aarde; de pleroma is het gebied, waarover de heerschappij wordt uitgeoefend. Uit de katholiciteit in de universaliteit van Christus als het Hoofd van de kerk volgt de katholiciteit in de ruimte en in de tijd, de heerschappij van Christus (dominium Christi). De volheid krijgt structuur in de doop, het geloof, de ambten, de voorbede, de verkondiging en de Geestesgaven.

De kerk is in bijzondere zin aan Christus verbonden, heeft zich alleen aan Hem te houden en groeit naar Hem toe. In het laatste hoofdstuk behandelt Berkhof de belemmeringen voor de katholiciteit. In dit gedeelte verbindt hij de volheid van de katholiciteit met het geheel van de mensheid en bekritiseert hij de gereformeerde traditie vanwege het beperken van de verzoening tot de uitverkorenen. Maar hij is ook kritisch over de oecumenische beweging waarin de verdeeldheid van de kerken wordt geaccepteerd en men vooral van elkaar wil leren.64 Alleen een kerk, die wil uitgroeien tot de Kerk, zal het geheim van de oecumenische openheid leren. Zonder de groei naar de volheid kan geen kerk katholiek heten en zonder die groei blijven alle oecumenische woorden en daden slagen in de lucht.65 Het eschatologische karakter van de katholiciteit impliceert dat het zowel om een gave als om een opgave aan de kerk gaat, een indicatief en een imperatief. “Het gaat erom, dat het dominium Christi dat ons als gave geschonken is, zich ook tot in alle hoeken van het bestaan doorzet, of dat wij in de nieuwe werkelijkheid die in doop en geloof over ons is uitgeroepen, steeds verder ingroeien.”66

Vergelijking en evaluatie
Het is niet moeilijk om in een vergelijking tussen Bavinck en Berkhof verschillen op te sommen. Bavinck verhoudt zich polemisch tot Rome terwijl Berkhof driekwart eeuw later blij is met de rooms-katholieke oecumenische openheid. De inzet van Bavinck is trinitarisch, terwijl die van Berkhof christologisch is. Voor Bavinck is de gereformeerde confessie de meest katholieke, terwijl Berkhof vanuit zijn katholiciteitsbegrip de gereformeerde confessie bekritiseert.67 Beiden maken gebruik van het onderscheid tussen kwantitatieve en kwalitatieve katholiciteit, maar duiden de begrippen verschillend.

Een belangrijk verschil zit ook nog in beider opvatting over de essentie van de eenheid van de kerk in haar verscheidenheid. Bavinck is beïnvloed door de pluriformiteitsgedachte van Kuyper en gaat ervan uit dat er in de verdeeldheid toch een katholiek christendom aanwezig is' hij gebruikt daarvoor het begrip 'organisch'. Berkhof verzet zich tegen een organische opvatting van de waarheid, waarbij hij zich overigens niet expliciet richt tegen Bavinck, maar tegen de wijze waarop onder andere Congar de waarheid ziet als organische eenheid van deelwaarheden.68 Berkhof wil het element van de groei wel honoreren, maar verwerpt het idee dat de waarheid uit deelwaarheden bestaat; de waarheid is een enkelvoud en “alleen een oneindige reeks van menselijke enkelvouden kan een heenwijzing zijn naar de onuitputtelijke rijkdom der éne Waarheid.”69 Ondanks alle verschil herkende Berkhof in Bavinck een vroege representant van de moderne wending naar de katholiciteit als kwalitatieve eigenschap van het christendom. Vanuit de inhoud van het christelijke geloof dat bestemd is voor de hele wereld gaan beiden terug naar de kerk. De katholiciteit van de kerk is niet normatief voor de waarheid, maar de katholiciteit van de waarheid is normatief voor de kerk. Daarin zit de belangrijkste wissel ten opzichte van de opvatting over de katholiciteit in de reformatie. Deze herinterpretatie is bij Bavinck ingegeven door de aanvaarding van de pluriformiteit van de kerk. In 1883, drie jaar voor de Doleantie, is hij daar nog erg kritisch over in een recensie van Kuypers Traktaat van de Reformatie der Kerken.70 Hij is het wel met Kuyper eens dat de kerk bestaat uit plaatselijke kerken, maar vindt toch dat Kuyper dit veel te veel benadrukt als hij het kerkverband beschouwt als een net, dat gespannen is over de kersenboom.71 Bavinck verwijst naar Calvijn als het om de eenheid van de kerk gaat; de kerk is wellicht naar taal of nationaliteit onderverdeeld, maar er zijn niet meerdere kerken, er is maar één kerk. De oratie over de katholiciteit markeert bij Bavinck de overgang van een afgescheiden visie op de kerk naar een neocalvinistische ecclesiologie. Deze herinterpretatie is echter ook ingegeven door het besef dat het christendom principieel in een nieuwe context staat. “Hoe toch zijn de tijden veranderd!” 72 De secularisatie gunt iedereen de vrijheid om te geloven wat hij wil, maar dringt tegelijk Christendom en kerk zoveel mogelijk uit het openbare leven naar het privédomein en gunt de theologie nog een bescheiden plaatsje naast het erf van de wetenschap. In de moderne context heeft het theologisch geen zin om katholiciteit te claimen voor een bepaalde geloofsrichting. Het enige antwoord dat Bavinck kan geven is dat het geloof de belofte van de overwinning der wereld heeft. “En dat geloof is katholiek, aan geen tijd of plaats, aan geen land of volk gebonden.”73 Daar ligt zijn hoop voor de toekomst. Bavinck en Berkhof herinterpreteren de katholiciteit van de kerk vanuit de universele strekking van het christelijke geloof. Bavinck doet dat vanuit zijn visie op de verhouding tussen schepping en herschepping en noemt dat “innerlijke katholiciteit” en Berkhof doet dat vanuit zijn visie op het dominium van Christus en noemt dat kwalitatieve katholiciteit. Beiden wenden zij zich uiteindelijk naar het eschaton. Volgens Bavinck komt de ene heilige algemene christelijke kerk − nu voorwerp van geloof − “eerst als het lichaam van Christus zijn vollen wasdom zal hebben bereikt.”74 Berkhof vertrouwt erop “dat de Heilige Geest de Kerk naar die volle gestalte heenleidt en dat het bereiken ervan met het eschaton zal samenvallen.”75 De gedachten die zij aandragen zijn intrigerend en hebben het denken over het thema in het Nederlandse protestantisme diepgaand beïnvloed. In de moderne context zijn de protestantse kerken meer versnipperd dan ooit en tegelijk zich steeds meer bewust van hun bescheiden plaats in de wereldwijde kerk. De Copernicaanse wending – waarin het zuivere evangelie niet meer door de katholiciteit van de kerk bepaald wordt maar andersom de zuivere kerk door de katholiciteit van het evangelie – ligt in het verlangde van de wending in Reformatie naar het Woord als nota ecclesiae. Toch is er ook een essentieel verschil met de vroege kerk en de reformatie. Bavinck en Berkhof lijken van de nood van de verdeeldheid – of dat nu de verdeeldheid van de protestantse kerken is of die van de wereldwijde oecumene – een deugd te maken door de katholiciteit naar de horizon van het eschaton te verschuiven. Hun kwalitatieve benadering impliceert dat de kerk slechts ‘in hope’ katholiek kan zijn, dus niet meer in de concrete realiteit van de geschiedenis. In lijn met de wending in de Reformatie is het wel mogelijk om katholiciteit als een normatieve kwaliteit van het christendom op te vatten, maar de katholiciteit is juist zo ook normerend voor de kerk in haar historische gestalte. De kerk is geroepen om katholiek te zijn door de eenheid van het geheel te zoeken en christenen zijn geroepen om katholiek te zijn door zich bij de ware kerk te voegen en nooit met een beroep op eigen heiligheid afscheid van haar te nemen.76


Noten
1 De bezinning leidde onder andere tot de publicatie van J. Kronenburg en R. de Reuver (red.), Wij zijn ook katholiek: Over protestantse katholiciteit, Heerenveen 2007.

2 Een mooie illustratie is het bezoek van kardinaal mgr. A.J. Simonis op 28 mei aan de open dag van de gereformeerde gemeente van Gouda. ‘Kardinaal Simonis bewondert gereformeerde gemeente Gouda’ Reformatorisch Dagblad (30 mei 2011).

3 Deze versie, ontleend aan de Heidelbergse Catechismus, vertaalt catholica als algemeen en als christelijk; het tweede bijvoeglijke naamwoord stamt van Luther die ecclesia catholica met ‘christliche Kirche’ vertaalde. Cf. J.N. Bakhuizen van den Brink, ‘Credo sanctam ecclesiam catholicam,’ in Ecclesia II, ’s-Gravenhage 1966, 262-295, 292-293. De officiële kerkelijke uitgave van de belijdenisgeschriften in opdracht van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Christelijke Gereformeerde Kerken en Gereformeerde Kerken in Nederland, luidt: “Ik geloof de heilige katholieke kerk, de gemeenschap der heiligen.” De Nederlandse belijdenisgeschriften, ’s-Gravenhage 1983. Het is in het licht van de katholiciteit van de kerk jammer dat bij de nieuwe geautoriseerde uitgave niet gezocht is naar samenwerking met andere kerken. K. Zwanepol (red.), Belijdenisgeschriften van de Protestantse Kerk in Nederland, Heerenveen 2009.

4 Berkouwer spreekt van een belangrijke onderscheiding die in de katholiciteit zelf is gegrond. G.C. Berkouwer, De kerk 1: Eenheid en katholiciteit, Kampen 1970, 130. Cf. “In de nieuwe theologie wordt het kwalitatieve aspect van de katholiciteit sterker naar voren gebracht dan in de oude.” J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, Kampen 1992, 652. Cf. Balke, ‘Eigenschappen van de kerk’, 278. Volf noemt het een ‘established classification’. Miroslav Volf, After Our Likeness: The Church As the Image of the Trinity, Grand Rapids 1998, 265. Joseph Ratzinger stelt dat het kwantitatieve element nooit adequaat tot uitdrukking kan brengen wat het betekent om katholiek te zijn. “The decisive element must be qualitative catholicity.” Pope Benedict XVI, On the Way to Jesus Christ, San Fransico 2005, 133.

5 Optatus van Milevis, De schismate Donatistorum, 2.1, Migne PL¸11, 941.

6 Cyrillus van Jeruzalem, Catechese, 18.23, Migne PG 33, 1044.

7 Er zijn catholicae africanae en catholicae transmarinae. Augustinus, Epistolae 141 ‘Aan Silvanus’, Migne PL 33, 580.

8 Augustinus, In traditione symboli, Sermo CCXIII, VII.7, Migne PL 38, 1064. Cf. W. Balke, ‘De eigenschappen van de kerk,’ in: W. van ’t Spijker (red.), De kerk: Wezen, weg en werk van de kerk naar reformatorische opvatting, Kampen 1990, 259-282, 272.

9 Vincentius van Lerinum, Commonitorium 2,6. Migne PL 50, 640. Cf. Hans Kronenburg, ‘Protestantse identiteit en katholieke horizon: Over het katholieke gehalte van de Protestantse Kerk in Nederland,’ in: Kronenburg en De Reuver, Wij zijn ook katholiek, 13-38, 28.

10 De katholiciteit van de kerk waarborgt de juiste uitleg van de Schrift. Cf. Van Genderen en Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, 107. Vincentius laat open welke instantie de uitleg aan de katholiciteit toetst. P. Steinacker, ‘Katholizität,’ Theologische Realenzyklopädie, Berlin/New York 1989, deel 18, 72-80, 75.

11 De Donatisten worden expliciet veroordeeld in de Confessio Augustana, artikel VIII en in de Confessio Helvetica Posterior, hoofdstuk 17. Als de Confessio Belgica in artikel 28 allen die zich van de ware kerk afscheiden veroordeelt en in artikel 29 spreekt over sekten die zeggen dat zij de kerk zijn, is dit gericht tegen anabaptisten.

12 Confessio Augustana, XXI, Zwanepol, Belijdenisgeschriften 33.

13 Confessio Belgica, art. 27, Zwanepol, Belijdenisgeschriften 183.

14 Confessio Helvetica Posterior, hoofdstuk 11. In: M. te Velde en A. Bijlsma-van Bochove, Confessies: gereformeerde geloofsverantwoording in zestiende-eeuws Europa, Heerenveen 2009, 548.

15 Confessio Helvetica Posterior, hoofdstuk 17, Te Velde en Bijlsma, Confessies, 561.

16 Met de notae ecclesiae voert de Reformatie een kritische maatstaf in waarmee de kerk kan worden getoetst. Berkouwer, Kerk 1, 13.

17 Confessio Belgica, art. 27, Zwanepol, Belijdenisgeschriften 183. De gedachte dat de kerk er al is vanaf Adam, of vanaf Abel, leeft sterk in de vroege kerk. “De kerk [...] die er geweest is vanaf Abel tot aan hen die in het einde geboren zullen worden en zullen geloven in Christus.” Augustinus, In Psalmum XC Enarratio 1, Migne PL 37, 1159.

18 Confessio Belgica, art. 27, Zwanepol, Belijdenisgeschriften 183. De Schotse Geloofsbelijdenis stelt expliciet dat het aantal gelovigen en de ouderdom van de kerk geen kenmerken van de ware kerk zijn. Confessio Fidei Scoticana I, (1560), hoofdstuk 18, in: Te Velde en Bijlsma, Confessies, 426.

19 De auteurs van Wij zijn ook katholiek ontlenen de titel van hun boek aan Melanchthon, maar vermelden geen exacte bron. Kronenburg en De Reuver (red.), Wij zijn ook katholiek, 6.

20 Meijering noemt Bavincks dogmatiek uitgesproken oecumenisch. E.P. Meijering, Van Irenaeus tot Barth: klassieke gestalten van christelijk geloven en denken, Kampen 2008, 266. Bolt spreekt van “Bavinck’s ecumenical (genuinely Catholic) Reformed vision.” John Bolt, ‘Grand Rapids Between Kampen and Amsterdam: Herman Bavinck’s Reception an Influence in North America,’ Calvin Theological Journal 38 (2003), 263-280. Vergelijk de titel van de recente uitgave van een bloemlezing uit zijn werk. Herman Bavinck, Gereformeerde katholiciteit (1888-1918), [Serie Klassiek Licht], [ingeleid door Kees van der Kooi], Barneveld 2008.

21 R.H. Bremmer, ‘Herman Bavinck,’ in Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands Protestantisme, Kampen 1978, deel 1, 42-45, 43.

22 Herman Bavinck, ‘Voorbericht,’ in Herman Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek, Kampen 1895, deel 1, iv. Cf. “Het meest katholiek is die kerk, welke dit internationaal en kosmopolitisch karakter van de Christelijke religie het klaarst in hare belijdenis uitgedrukt en in de practijk toegepast heeft.” Herman Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek, Kampen 19304, [voortaan GD], deel 4, 307.

23 Herman Bavinck, De wetenschap der H. Godgeleerdheid, Kampen 1883. Andere belangrijke oraties zijn Herman Bavinck, De algemene genade: rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Theologische School te Kampen, Kampen 1894 en Herman Bavinck, Godsdienst en godgeleerdheid: rede gehouden bij de aanvaarding van het hoogleeraarsambt in de theologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, Wageningen 1902.

24 “Getoetst aan het Gereformeerd beginsel (art. 28 en 29 der Ned. Geloofsbelijdenis) was de Afscheiding van 1834 recht- en plichtmatig,” stelling 7 bij Bavincks dissertatie te Leiden in 1980. Zie R.H. Bremmer, Herman Bavinck en zijn tijdgenoten, Kampen 1966, 31. Deze stelling heeft hij nooit herroepen. Met dank aan B. Kamphuis die in een coreferaat, getiteld ‘Katholiciteit Effect Rapportage’ bij mijn lezing over ‘De katholiciteit van de kerk: Inhoud en roeping!’ (COGG, Putten, 2 april 2009) mij hierop attent maakte.

25 Hij spreekt in een brief aan Christiaan Snouck Hurgronje over ‘separatistische en sectarische neigingen.’ J. de Bruijn en G. Harinck (red.), Een Leidse vriendschap. De briefwisseling tussen Herman Bavinck en Christiaan Snouck Hurgronje 1875-1921, Baarn 1999, 136.

26 Volgens Brinkman is de rede een pendant van Kuypers leer van de pluriformiteit van de kerk. M.E. Brinkman, ‘Bavinck en de katholiciteit van de kerk’ in G. Harinck and G. Neven (red.), Ontmoetingen met Herman Bavinck, [AD Charta-reeks, deel 9], Barneveld 2005, 307-324, 309. Bavinck stelt zelf dat de kerk sinds de Reformatie is overgegaan ‘in de periode van de pluriformiteit’. Bavinck, GD 4, 304.

27 A. Kuyper in De Heraut (30 december 1889). Geciteerd bij C. Veenhof, Volk van God: Enkele aspecten van Bavincks kerkbeschouwing, Amsterdam 1969, 306.

28 Herman Bavinck, De Katholiciteit van Christendom en Kerk, [Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Theol. School te Kampen op 18 Dec. 1888] Kampen 1888. De paginanummers in dit artikel verwijzen naar deze tekst die ook te vinden is op www.neocalvinisme. nl/hb/broch/hbkath.html (laatst geraadpleegd op 11 juli 2011). De rede is heruitgegeven als Herman Bavinck, De Katholiciteit van Christendom en Kerk, [uitgave door G. Puchinger] Kampen 1969 en in Bavinck, Gereformeerde katholiciteit, 19-63. Een Engelse vertaling van John Bolt is te vinden in Calvin Theological Journal 27 (1992), 220–251.

29 Bavinck, Katholiciteit, 7.

30 Bavinck, Katholiciteit, 8.

31 Bavinck, Katholiciteit, 8-9.

32 Bavinck, Katholiciteit, 11.

33 Kamphuis ‘Katholiciteit Effect Rapportage,’ [3]. Cf. Brinkman, ‘Bavinck en de katholiciteit van de kerk,’ 316.

34 Bavinck, Katholiciteit, 13-14.

35 Bavinck, Katholiciteit, 15.

36 Bavinck, GD 4, 307.

37 Bavinck, Katholiciteit, 18. Cf. “Er is tusschen eeuwigheid en tijd een onderscheid niet alleen in quantiteit en graad, maar ook in qualiteit en wezen.” Bavinck, GD 2, 132.

38 Bavinck, Katholiciteit, 21.

39 Bavinck, Katholiciteit, 30.

40 Bavinck, Katholiciteit, 32.

41 Bavinck, Katholiciteit, 33. Hij verwijst naar de Confessio Helvetica Posterior waar in hoofdstuk 17 de katholiciteit van de kerk verbonden wordt aan de eenheid van God.

42 Bavinck, Katholiciteit, 50.

43 Bavinck, Katholiciteit, 52. De liberale politicus Thorbecke bepleitte in de schoolstrijd een christendom boven de geloofsverdeeldheid. J.H. Drentje, Thorbecke: Een filosoof in de politiek, Amsterdam 2004, 432.

44 E.P. Meijering, ‘Hendrikus Berkhof,’ in J. van Sluis (red.), Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme, Kampen 2001, deel 5, 48-51, 48.

45 Hendrikus Berkhof, Geschiedenis der Kerk, Nijkerk [1942].

46 Meijering, ‘Hendrikus Berkhof,’ 48.

47 Hendrikus Berkhof, ‘Tendensen in de oecumenische beweging,’ in: De maatschappij van morgen en nu, Amsterdam 1958, 302-309. 303. Cf. Aart Willem van Wilgenburg, God en de geschiedenis: een christologisch dilemma. De herijking van het Godsbeeld en de christologie in het werk van zeven Nederlandse theologen in de twintigste eeuw, [Utrecht] 2008, 356.

48 Hendrikus Berkhof, De katholiciteit der kerk, Nijkerk 1962. Er verscheen een Duitse vertaling Hendrikus Berkhof, Die Katholizität der Kirche, Zürich 1964.

49 Een adequate samenvatting bieden Teun van der Leer, ‘De kerk op haar smalst: Op zoek naar een ecclesiologisch minimum voor de kerk aan het begin van de eenentwintigste eeuw,’ [MA-scriptie Center for Evangelical and Reformation Theology (CERT), Vrije Universiteit, Amsterdam, 1 juli 2006] www.emergingnetwerk.nl/download/de-kerk-ophaar-smalst.pdf (geraadpleegd op 11 juli 2011), 30-34 en Jan Martijn Abrahamse, ‘De kerk als één geheel: Een herwaardering van katholiciteit,’ [MA-scriptie Center for Evangelical and Reformation Theology (CERT), Vrije Universiteit, Amsterdam, 13 augustus 2009] www.emergingnetwerk.nl/download/Scriptie-De-kerk-als-een-geheel.pdf (geraadpleegd op 11 juli 2011), 13-23.

50 Berkhof, Katholiciteit, 12.

51 Berkhof, Katholiciteit, 18.

52 Berkhof, Katholiciteit, 20. “Bij mijn weten staat deze studie zo goed als alleen in de protestantse geschiedenis van het begrip. Ze staat zelfs binnen Bavincks oeuvre alleen.” Berkhof, Katholiciteit, 20-21.

53 Berkhof, Katholiciteit, 20.

54 Berkhof verwijst in zijn ‘Ter inleiding’ naar N.A. Nissiotis, ‘Die qualitative Bedeutung der Katholizität,’ Theologische Zeitschrift 17 (1961), 259-280. Berkhof, Katholiciteit, 7. Bij de bespreking van de visie van A. de Poulpiquet zegt hij dat deze de termen ‘kwantitatief,’ ‘geografisch’ en ‘aritmetisch’ afwisselt. Berkhof, Katholiciteit, 21, cf. A. de Poulpiquet, ‘Essai sur la notion de catholicité,’ in Revue des scienes philosophiques et théologiques 3 (1909), 17-36.

55 Maurice Villain, Unity; a history and some reflections, London 1963, 160. Georges Florovsky stelt de kwantitatieve betekenis een uitvinding is van de Westerse kerk tegenover het provincialisme van de donatisten. William Sparkes Morris, The unity we seek: lectures on the church and the churches, Oxford 1963, 22-23. Het onderscheid werd ook in Anglicaanse kring gebruikt. Emmanuel Amand de Mendieta, Rome and Canterbury: A Biblical and free Catholicism, London 1962, 119. Daar kwam het al aan het begin van de vorige eeuw voor. Gordon Milburn, A Study of Modern Anglicanism, London 1901, 170.

56 Berkhof zou invloed gehad kunnen hebben op en beïnvloed kunnen zijn door de theologische doordenking van de katholiciteit rond de Assemblee van de Wereldraad van Kerken in Uppsala in 1968, waar het onderscheid ook in de discussie gebruikt werd. Norman Goodall, The Uppsala Report 1968: Official Report of the Fourth Assembly of the World Council of Churches, Geneva 1968, 19.

57 Berkhof, Katholiciteit, 27.

58 Berkhof, Katholiciteit, 80.

59 Yves Congar, Chrétiens désunis, principes d’un “oecuménisme” catholique, Paris 1937.

60 Berkhof, Katholiciteit, 31.

61 Katholiciteit bestaat slechts als “die dauernde Bewegung auf diese Ganzheit und Fülle hin.” Berkhof, Katholiciteit, 31, Cf. Wilhelm Stählin, ‘Katholizität, Protestantismus und Katholizismus,’ in Die Katholizität der Kirche, Stuttgart 1957, 179-204, 191.

62 Berkhof, Katholiciteit, 58.

63 Berkhof, Katholiciteit, 59-60.

64 Vergelijk zijn opmerking in een interview een jaar later “Als gevaren zie ik een oppervlakkig eenheidsstreven, een soort legpuzzle, waarbij de kerken zich niet bekeren tot een diepere verworteling in Christus, een gevaar van wereldgelijkvormigheid in nieuwe zin.” H.M. Kuitert en G. Th. Rothuizen, ‘Kroniek - Interview met Professor Dr. H. Berkhof,’ in Gereformeerd Theologisch Tijdschrift (1963), 197-207, 202. Cf. Wilgenburg, God en de geschiedenis, 357.

65 Berkhof, Katholiciteit, 8.

66 Berkhof, Katholiciteit, 53.

67 Ondanks deze kritiek is het boek redelijk positief ontvangen in hervormd-gereformeerde kring. H. Bout schreef een recensie in Theologia Reformata en noemde daarin de kritiek op de gereformeerde confessie illegitiem en zwak gefundeerd, maar sloot toch af met ‘een hartelijke aanbeveling'. H.B[out], ‘Recensie van H. Berkhof, De katholiciteit der kerk,’ in Theologia Reformata 5 (1962), 57-59, 59.

68 Berkhof, Katholiciteit, 42. Berkhof illustreert de grote rol die het organisme in de negentiende eeuw speelde met Kuyper, “in wiens werken men wel bijna op elke bladzijde een beeld vindt waarin het geestelijke leven wordt vergeleken met het leven van planten en bomen.” Berkhof, Katholiciteit, 70.

69 Berkhof, Katholiciteit, 76.

70 H. Bavinck, ‘Reformatie der Kerken,’ in De Vrije Kerk. Vereeniging van Christelijke Gereformeerde Stemmen 9 (1883), 542-575, 548-549. Het artikel is een recensie van A. Kuyper, Tractaat van de Reformatie der Kerken, aan de zonen der reformatie hier te lande op Luther’s vierde Eeuwfeest aangeboden, Amsterdam 1883.

71 Bavinck, ‘Reformatie der Kerken,’ 551. Bavinck verwijst voor dit beeld naar A. Kuyper, Welke zijn de vooruitzichten van de studenten der Vrije Universiteit, Amsterdam 1882, 31, 32.

72 Bavinck, Katholiciteit, 41.

73 Bavinck, Katholiciteit, 49.

74 Bavinck, Katholiciteit, 52.

75 Berkhof, Katholiciteit, 83.

76 Met dank aan Jan Hoek en Wim van Vlastuin die een eerdere versie van dit artikel becommentarieerden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 2011

Theologia Reformata | 114 Pagina's

De katholiciteit van de kerk als kwaliteit van het christendom

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 2011

Theologia Reformata | 114 Pagina's