Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Betrokken preken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Betrokken preken

De verantwoordelijkheid voor de hoorder als aspect van pastorale prediking

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Abstract
Pastoral preaching aims for involvement in daily life. For that reason preachers must understand their calling to include responsibility for the hearers. That is, pastoral preaching is not about delivering a therapeutic encounter, but about embodying the paranetic discourse that permeates the New Testament letters, and has long been a vital current in the history of homiletics. Preaching is an art to be mastered through profession and experience. Its pastoral dimension includes three aspects: the communicative nature of preaching, the care for the listener through clarity and relevance in the performance of the sermon, and use of language which is sensitive to the hearers without losing the substance of the paranesis.


Inleiding
Wie preekt, heeft een verantwoordelijkheid naar de bijbeltekst. Een prediker kan niet alles zeggen over de tekst. Bovendien kan de tekst niets terugzeggen. Tot de ambachtelijkheid van het preken hoort daarom een verantwoordelijke omgang met de tekst, waarbij recht wordt gedaan aan de literaire en historische aspecten die bij de uitleg van een tekst aan de orde zijn. Ook als door de tijd heen nieuwe inzichten over de tekst worden gepresenteerd. Een voorbeeld hiervan is het voortgaande onderzoek naar de brieven van Paulus. Wat je ook vindt van oud of nieuw perspectief op Paulus, de vondsten van de Dode Zeerollen en de nieuwe inzichten over de literatuur uit de periode van de tweede tempel vragen om verantwoorde verwerking wanneer gepreekt wordt uit de brieven van Paulus. Juist aan de hand van de huidige belangstelling voor Paulus en het nieuwe perspectief op Paulus laat zich een andere verantwoordelijkheid die tot het ambacht van preken hoort, illustreren: de verantwoordelijkheid naar de hoorder. In het voorwoord op zijn commentaar op de Galatenbrief schrijft Hans Dieter Betz over Maarten Luthers commentaar uit 1535 dat Luthers verklaring van Galaten méér is dan een commentaar op Galaten. Het is, zo schrijft Betz, een ‘herschepping ván de Galatenbrief in de 16de eeuw.’ En hij vervolgt: ‘Luther spreekt zoals Paulus zou hebben gesproken als hij geleefd zou hebben in de tijd waarin Luther zijn colleges zou geven.’1 Betz maakt op deze manier een helder onderscheid tussen Paulus in de eerste eeuw en de zestiende-eeuwse Luther, terwijl hij en passant een omschrijving van prediking geeft waarin de verantwoordelijkheid naar de tekst en naar de hoorder op elkaar worden betrokken: de tekst zo laten klinken zoals hij nu geklonken zou hebben. De tekst laten klinken, daarin ligt de exegetische verantwoordelijkheid. De tekst laten klinken zoals hij nu geklonken zou hebben, daar klinkt de verantwoordelijkheid in door die de prediker heeft naar de hoorder.2
De verantwoordelijkheid voor of naar de hoorder is een aspect van de pastorale dimensie in prediking. Bij pastoraat denken we aan zorg, zoals de oudere benaming ‘zielszorg’ aangeeft, aan hulpverlening, begeleiding en coaching.3 Zoals een predikant vanuit zijn professionaliteit verantwoord wil omgaan met de bijbeltekst, zo is een verantwoorde omgang met mensen, met het mens-zijn en met de horende gemeente als gemeenschap, onderdeel van het homiletische ambacht. Pastorale prediking draagt zorg voor de hoorder in deze tijd, voor de gemeente die vandaag haar geloof belijdt, maar ook voor de wereld waarin de kerk het evangelie present stelt. Die verantwoorde omgang met de hoorder en de gemeente in de prediking heeft in elk geval drie aspecten: (1) de preek is als zodanig een vorm van pastorale communicatie; (2) de performance van de preek moet helpend zijn voor de hoorder om zelf tot verstaan te komen, en (3) in de prediking van het evangelie zal over de hoorder, de gemeente en de wereld met zorgvuldigheid gesproken worden.

Prediking als pastorale communicatie
In zijn bespreking van de hoofdvormen van prediking, onderscheidt Grady Davis tussen het verkondigende (kerugma), het onderwijzende (didachè) en het therapeutische (therapeuein).4 In de homiletische literatuur komt dat laatste het meest voor als de aansporing of de bemoediging. Grady Davis herkent dit in de paranetische gedeelten van de brieven, waar de apostelen de broeders en zusters in de gemeente vermanen, bemoedigen of dringend toespreken. Twee voorbeelden uit 1 Korinthe 14 kunnen hier verhelderend zijn: ‘Wie ... profeteert, spreekt tot mensen woorden van opbouw en vermaning en troost (paramutheomai)’ (1 Kor. 14:3) en ‘wie profeteert, is meer dan wie in andere talen spreekt ... opdat de gemeente erdoor opgebouwd wordt (oikodomeo)’. Meer nog dan het begrip ‘verkondigen’, hebben troosten, vermanen en bemoedigen de concrete gemeente en haar situatie in de wereld voor ogen. De paranese is bij uitstek de beweging naar de gemeente en daarom pastoraal van aard. Christian Möller wijst op het binnenbijbelse verband tussen het nieuwtestamentische parakalein en het oudtestamentische nacham – dat in de Septuaginta doorgaans vertaald wordt met ‘parakalein’ – waarin aspecten als erbarmen, medelijden, op adem komen meeklinken, maar ook – en dat is in dit verband vooral van belang: toewending en gemeenschap.5 Toewending en gemeenschap zijn bij uitstek communicatieve begrippen. De paranese, binnen het geheel van het semantische veld van de bijbelse begrippen zoals troosten, opbouwen en versterken, brengt dus aspecten van de preekpraktijk in beeld, die we kunnen aanduiden als pastorale communicatie.
Prediking als pastorale communicatie kan echter snel vereenzelvigd worden met therapie. J.R. Nichols legt bijvoorbeeld een verband tussen psychotherapie en prediking: in de prediking wordt omgegaan met de emoties van de gemeente, vindt ‘reframing’ plaats en worden soortgelijke doelen nagestreefd als in pastorale counseling, zoals herstel en bevrijding.6 Therapeutisch spreken kenmerkt zich door een gerichtheid op het herstel of de verbetering van de bestaande conditie van de hoorders. In zijn bekende typering van predikers als herauten, pastors en getuigen, wijst de homileet Thomas Long op een aantal gevaren van deze benadering, onder meer dat de preek dan te veel vertrekt vanuit de menselijke ervaring, dat de theologie gereduceerd wordt tot antropologie en dat het evangelie een bron wordt voor menselijke groei.7 Hoewel die bezwaren reëel zijn, is het de vraag of Long op dit punt voldoende recht doet aan de eigen aard van de gemeentelijke prediking als opbouwend spreken.

In zijn boek over pastorale prediking, vraagt Möller terecht aandacht voor het verband tussen pastoraat en de opbouw van de gemeente.8 De kritiek op het therapeutische kan snel voorbijgaan aan het inzicht dat pastorale communicatie een vorm is van de opbouw van de gemeente. Het paranetische, zoals dat met name in de brieven van Paulus naar voren komt, is onderdeel van de apostolische prediking. De opbouw van de gemeente als paranetische functie van de prediking is overigens heel gebruikelijk in de (vroege) gereformeerde homiletiek. Volgens een invloedrijke definitie van Johannes Hoornbeeck werd prediking opgevat als ‘heilige handeling, waarin het Woord van God wordt uitgelegd en waarin het wordt toegepast tot opbouw van de gemeente (ad aedificationem Ecclesiae)’.9
Die homiletiek van de ‘opbouw’ of ‘paranese’ komt in onze tijd onder een ander perspectief naar voren. We kunnen dan denken aan de aandacht die er is voor discipelschap, navolging en praktisch christendom.10 In een seculiere context en een postmoderne inslag, worden meer pragmatische vragen gesteld dan dogmatische, en zoeken christenen naar wegen om als gelovige verschil te maken in de samenleving. Door de geschiedenis heen is dit een vitale dimensie in de christelijke prediking geweest, waarin het concrete leven van de christen in de wereld in beeld komt. Of dat nu de vroegchristelijke apologie is, de middeleeuwse boeteprediking, de zeventiende-eeuwse nadruk op heiliging van het openbare leven, het achttiende-eeuwse methodisme of de negentiende- eeuwse opwekkingsprediking.
Wanneer we de pastorale dimensie van prediking in deze richting zoeken, dan licht daarmee dus iets op van de aard van de homiletische communicatie als zodanig. In de communicatie gaat het om de relatie, om ‘Ich und Du’,11 om een taalhandeling die gemeenschap sticht. Communicatie gaat over toewending, een relationele gerichtheid waarin vergemeenschappelijking plaatsvindt. Nu is de communicatieve situatie van de preek bepaald niet hetzelfde als die van het pastorale gesprek. In een preek kan het individuele levensverhaal, met de geloofsvragen, de vreugden en de zonden, nooit zo tot zijn recht komen zoals dat in het gesprek wel kan. Dat maakt een preek veel algemener dan het gesprek. De communicatieve situatie van de preek brengt nog iets met zich mee. In een gesprek is er een wisselwerking. De rollen van spreken en luisteren worden afwisselend door de gesprekspartners op zich genomen. Dat is in het pastorale gesprek niet anders dan in andere gesprekssituaties. Communicatiedeskundigen die zich bezighouden met de studie van menselijke conversaties, beschrijven een gesprek als een opeenvolging van ‘beurten’ of ‘rondes’ (turns). De ene ronde van spreken en luisteren wordt gevolgd door een volgende ronde, waarbij de rol van spreker en hoorder wisselt. De homiletische interactie kenmerkt zich niet zoals een gewoon gesprek door een conversatie die uit meerdere beurten bestaat. Een preek is één ronde van spreken en luisteren en kan daarom hooguit als een pseudogesprek gezien worden.12
De pastorale dimensie van prediking ligt dus allereerst in haar communicatieve of dialogische karakter. Waarbij het spreken onderdeel is van een gesprek, waarbij de hoorder ook daadwerkelijk hoorder moet en mag worden. Maar, en dat moet hier ook aan worden toegevoegd, de ene preek is onderdeel van het voortgaande gesprek in de gemeente. Preken verwijzen naar God en in preken wordt het heil in Christus benoemd. Maar dit verwijzen en benoemen vindt plaats in relatie tot de geloofsgemeenschap, in relatie tot hen die ook voor en na de kerkdiensten elkaar ontmoeten als broeders en zusters in Christus. De preek is daarmee één onderdeel van een gesprek. Nu klinken in een preek allerlei stemmen mee: de stem van de geloofstraditie, de stem van de gezamenlijke spiritualiteit, maar ook situaties uit de wereld van de hoorder, elementen uit pastorale ontmoetingen of leersituaties. Tegelijk wordt de preek zelf na de dienst ook weer onderdeel van het voortgaande gesprek in de gemeente. Ook dit hoort bij de pastorale dimensie van prediking, dat de preek niet op zichzelf staat, maar deel wordt van het voortgaande gelovige spreken van de gemeente. Op zo’n manier helpen preken de gemeente om in deze wereld ‘van Christus’ te zijn. Als preken te denken geven, dan zetten ze ook aan tot voortgaand gesprek. Pastorale prediking neemt op deze manier ook verantwoording voor het discours in de gemeente. Het draagt bij aan de gedachtenvorming en het gevoelsleven van de gemeente, en daarmee komen we bij de vraag hoe de performance daaraan kan bijdragen.

Medeverantwoordelijk voor het hoorproces
Een eenzijdige nadruk op prediking als verkondiging, brengt met zich mee dat de waarheidsvraag het meest op de voorgrond staat: klinkt het zuivere evangelie en wordt de boodschap van het heil op een juiste manier doorgegeven? De pastorale dimensie van het preekgebeuren vraagt echter ook naar de communicatieve vormen waarop het evangelie in relatie komt te staan tot de hoorder, de gemeente en het leven. Het gaat dan om vragen als: (a) op welke manier gaat de prediker om met de vrijheid en het gevoelsleven van de hoorder; (b) wordt de preek zo opgebouwd dat de preek ook door de hoorder is mee te maken; (c) komen de tekst en het evangelie zó ter sprake dat deze ingaan op het leven van de gemeente in deze tijd; (d) weet de gemeente zich gekend door de prediker.
Om met het laatste punt te beginnen, dan valt op dat soortgelijke aspecten van belang zijn die er ook toe doen in de pastorale relatie. In de bespreking van het helpende gesprek noemt Menken de rogeriaanse principes van echtheid (congruentie of authenticiteit), aanvaarding en empathie.13 Hoorders voelen in preken als de voorganger niet echt is, en of wat hij zegt correspondeert met wie hij is.14 Zoals de gemeente het ook merkt of de voorganger zich inleeft in de situaties die in de preek naar voren worden gebracht, ook wanneer hij vanuit het kritische tegenover van het evangelie spreekt. Dit ligt dicht bij het als eerste genoemde aspect, omgaan met de vrijheid en het gevoelsleven van de hoorders. De presentie van de prediker in de preek werkt, aldus Van der Geest, in op de hoorder. Wanneer de vrijheid van de hoorder onvoldoende wordt gerespecteerd en wanneer onvoldoende wordt afgedaald naar het gevoelsleven, kon dat de hoorder weleens hinderen om geborgenheid en veiligheid te ervaren, om te komen tot een hoopvolle aanvaarding van het evangelie in de ambiguïteit van het bestaan, of om tot een nieuw verstaan van het eigen leven te komen.15
Twee andere aspecten van de pastorale communicatie betreffen de helderheid en de relevantie van de preek. Het gaat dan om de vragen of de preek door de hoorder meegemaakt kan worden en of het in de preek gaat over dat wat er in het leven toe doet. We hebben hier met twee onderscheiden ‘fasen’ in het hoorproces te maken die het waard zijn om iets dieper op in te gaan. Als pastoraal preken betekent ‘de hoorder tegemoetkomen’, dan gaat het ook om wat in de performance van belang is: begrijpen hoorders waar het in de preek over gaat of hindert de onhelderheid hen in het kunnen waarnemen waar het in de preek om te doen is; kunnen hoorders tot identificatie komen of ontgaat de relevantie hun. Kort gezegd, door helder en relevant te preken, neemt een prediker verantwoordelijkheid richting de hoorder. Het is niet voldoende om van de hoorder inspanning te verwachten. Maar de wijze waarop de voorganger de preek structureert, opbouwt en uitvoert, maakt de prediker medeverantwoordelijk voor het hoorproces. Nu is het hoorproces te onderscheiden in twee subprocessen: in het luisteren is de hoorder bezig met waarnemen (waar gaat het in de preek over) en identificeren (herken ik bij mijzelf waar het in de preek over gaat).
Zonder dit hier in meer detail uit te werken,16 is het goed om op de keerzijden van deze processen te letten. Voor waarneming en identificatie is het nodig om te reflecteren op wat je in een preek ‘laat zien’ aan de hoorder en hoe je dat doet. Hoe keuzes gemaakt worden om de aandacht van hoorders te richten en hun in de preek iets te zien te geven waar ze zich al dan niet in kunnen herkennen. Tot begrip kunnen komen en kunnen waarnemen vragen om helderheid in de communicatie; om te kunnen herkennen moet communicatie relevant zijn. Het kan triviaal lijken als hoorders de preek te lang vinden. Opmerkingen hierover kunnen in het licht van het voorgaande ook verstaan worden als uitingen van hoorders dat zij zich door de prediker aan hun lot overgelaten voelen. Een hoorder die het gevoel heeft dat hij aan het lijntje wordt gehouden of zelfs door de prediker in de steek wordt gelaten, vanwege lengte, moeilijkheidsgraad of irrelevantie van de preek, raakt aan pastorale kanten van de prediker: oog hebben voor het hoorproces is een herderlijke taak.
Zorgvuldig omgaan met de horende gemeente in de performance van de preek, vraagt dus om heldere en relevante communicatie. Nu zijn relevantie en helderheid in de homiletiek ook beladen begrippen.17 Betekent relevante prediking niet het inleveren van inhoud? Bepaalt de hoorder dan de agenda van de preek? Hoordersgerichte benaderingen in de preekkunde roepen vaak de tegenreactie op: prediking moet toch vooral Woordgericht zijn? We hebben al gezien dat dit een oneigenlijk dilemma is, want de pastorale en exegetische verantwoordelijkheid van de prediker komen niet in mindering op elkaar. Daar waar de tekst schuurt aan de cultuur of een tegenstem vormt naar de gemeente, is de voorganger naar de hoorder toe geroepen om dat inzichtelijk te maken en voelbaar te maken. Ook dan is preken zielzorg, omdat de hoorder in de vrijheid moet blijven staan om het evangelie, ook in haar schurende en soms ronduit oordelende kracht, aan te nemen of te verwerpen. We kunnen het ook zo zeggen: wanneer de prediker zijn pastorale verantwoordelijkheid richting de hoorder voluit neemt, kan de hoorder in de vrijheid komen om zelf voor het aangezicht van God zich te kunnen verantwoorden over het gehoorde Woord. Daarmee is de eigen aard van het geloof binnen de protestantse theologie getypeerd. Als het geloof een houding is van de menselijke geest, waarin de aanvaarding van de belofte werkelijkheid wordt en de vernieuwing van het leven in de geest van de mens begint, dan moet prediking ook recht doen aan de geestelijke vrijheid van de hoorder. Het aanvaarden van de belofte en de uitnodiging tot de vernieuwing van het leven vindt plaats in het hoorproces. Het is daarom een voluit pastorale bezigheid om in de prediking, in de vormgeving, taal en inhoud van de preek, rekening te houden met dit proces.

Prediking met gevoel voor taal en met een robuuste inhoud
In relatie tot de hoorder moet de prediker kiezen uit een heel repertoire aan theologische begrippen, metaforen en verhalen. Wie betrokken op de hoorder wil preken, zal zijn taal moeten afstemmen op waar de hoorder zich bevindt. Dat afstemmen is niet altijd hetzelfde als aanpassen. Maar de hoorder kan in de preek alleen maar worden opgezocht door middel van talige middelen. Hier komt een vakkundig element om de hoek kijken: van welke taal bedient de prediker zich en op welke manier wordt deze taal gestructureerd. Hier bevinden we ons op een kruispunt van homiletische gedachtenvorming, bijvoorbeeld de polariteit tussen het concrete en het metaforische. Een preek die vooral in metaforen spreekt, geeft de hoorder veel ruimte tot persoonlijke overdenking, zonder dat het allemaal wordt ingevuld. Tegelijk wordt de hoorder dan ook losgelaten en kan hij het gevoel hebben het zelf te moeten doen. Spreek concreet, klinkt het dan terecht bij andere auteurs.
Aan de andere kant geldt dat de vraag of er ook té concreet gesproken kan worden, zelden wordt gesteld. Waar dit vooral voelbaar wordt, is in het gebruik van verhalen als illustraties. Die verhalen roepen vaak concrete situaties op. Een hoorder kan zich daar soms gemakkelijk mee verbinden, omdat het aansluit bij het concrete leven. Concrete verhalen roepen iets op in de verbeelding; imaginative preaching heet dat in de Amerikaanse homiletiek van de laatste decennia van de 20ste eeuw. Daar ligt een grote pastorale kracht voor prediking. Preken troosten niet als de dominee zonder meer het woord ‘troost’ gebruikt. Maar er moet troostend worden gesproken. Een illustratie kan dat heel krachtig neerzetten. Een verhaal kan troost overbrengen, op een wijze waarop dat niet lukt door het woord ‘troost’ te gebruiken. Daar moeten wel drie opmerkingen bij gemaakt worden. Allereerst is het gebruik van illustraties niet ongevaarlijk. Zij vertrekken te veel vanuit een analogie tussen onze ervaringen. Het verhalende in de preek kan afstanden overbruggen, maar suggereert soms ook een gelijktijdigheid die onecht is.
Daarnaast is er in toenemende mate aandacht gekomen voor de stilte. K. Bregman spreekt in dit verband over de ‘witregel’ tussen de strofen van een gedicht. Tussen woorden valt een stilte.18 Niet door de hoeveelheid woorden, maar door een afgewogen zinsbouw, kan de prediker zorgen voor de hoorder. Dan kan ook het gebruik van het woord ‘troost’, ineens troostend zijn. Zoals het begin van Jesaja 40 luidt: ‘Troost, troost Mijn volk, zal uw God zeggen.’ En dan volgt een stilte, een witregel, waarin de troost kan geschieden. Omdat het een troost van Godswege is. Dat brengt bij de derde opmerking. Ook de paranese in de prediking is, om met Rudolf Bohren te spreken, Gottesrede. Op een verantwoorde manier in gesprek gaan met de hoorder, betekent niet zonder meer een antropologisering van de preektaal. Ook een tekstgerichte preek kan voorbijgaan aan de Godsrelatie. Dan verzanden preken in schriftuitleg. De zorg voor de hoorder brengt het spreken van God terug in het centrum van de prediking. Wat heb je anders te zeggen tot de samengekomen gemeente, als dat geen woorden zijn die teruggrijpen op het handelen van God in Christus, die vooruitwijzen naar de toekomst die in Gods belofte is verborgen en die getuigen van openbaring die niet zomaar analoog is aan onze verhalen? Bohren schrijft vanuit het diepe besef van de sprakeloosheid.19 De verlegenheid om over God te spreken en de sprakeloosheid van de kerk. Een paar decennia later spreekt Richard Lischer over een cultuur waarin een einde is gekomen aan de woorden.20 Waar Bohren inzet bij de hartstocht (Leidenschaft), verwijst Lischer naar de roeping (vocation) van de prediker. Maar, wat moet je met hartstocht in een cultuur waarin de verwijzing naar God gebroken is? Wat moet je met roeping in een wereld waarin professionals de communicatie beheersen? De taal van de preek, zo schrijft Lischer, kenmerkt zich door de inhoud van de doop. Hij beroept zich daarbij op Paulus: ‘Paul portrays the ministry of the word as a continuous action of being put to death and being renewed every day, as if pastoral care consists of thousands of mini-funerals and mini-Easters, moments of truth when this cancer or that divorce, this break-through or that triumph, puts the crucified and risen Lord right there with us on the razor’s edge of ministry. This is the mystic chain that connects suffering, action, hope and words.’21 Deze lutheraanse dooptaal brengt een robuuste inhoud met zich mee, die van Christus, de Gekruisigde en Opgestane. Alsof preken zoiets is als het leven dopen: het leven van déze gemeente, van déze hoorders in déze wereld onderdompelen in woorden die de werkelijkheid van Christus oproepen en communiceren.


Noten
1 H.D. Betz, Galatians. A Commentary on Paul’s Letter to the Churches in Galatia, Philadelphia 1979, xv. Betz is een vroege vertegenwoordiger van de retorische benadering van Paulus’ brief aan de Galaten.

2 Het is wel opmerkelijk dat een boek als van Tony Merida, Faithful Preaching. Declaring Scripture with Responsibility, Passion and Authenticity, Nashville 2009, ‘faithful’ vooral opvat als getrouwheid aan de Schrift, maar de verantwoordelijkheid naar de hoorder nagenoeg negeert, ondanks de relationele begrippen in de ondertitel.

3 Vgl. de titels van twee handboeken uit de jaren ’90 door Gerben Heitink: Pastoraat als hulpverlening, Kampen 1992 en Pastorale zorg, Kampen 1998. Corja Menken-Bekius en Henk van der Meulen Reflecteren kun je leren. Basisboek voor Pastoraat en geestelijke verzorging, Kampen 2007, benaderen het pastorale gesprek vanuit Rogers als het ‘helpende gesprek’ (p. 23) en Henk van der Meulen brengt pastoraat ter sprake als ‘geestelijke begeleiding’ in zijn nieuwste boek Om het geheim van het leven, Zoetermeer 2013.

4 H. Grady Davis, Design for Preaching, Philadelphia 1958, 120-138.

5 Christian Möller, Seelsorglich predigen. Die parakletische Dimension von Predigt, Seelsorge und Gemeinde, Göttingen 19902, 73.

6 J. Randall Nichols, The Restoring Word. Preaching as pastoral communication, San Francisco 1987, 86-91.

7 Thomas Long, The Witness of Preaching, Westminster 1989, 35.

8 Möller, a.w., 171vv.

9 Vgl. T. Brienen, De eerste homiletiek in Nederland. Ontstaan, vertaling, inhoud en verwerking van de homiletiek De Ratione Concionandi van Johannes Hoornbeeck, Kampen 2009, 211.

10 Vgl. Sake Stoppels, Oefenruimte. Gemeente en parochie als gemeenschap van leerlingen, Zoetermeer 2013.

11 Vgl. Pascale Käser-Huber, ‘Seelsorglicher oder politischer Gottesdienst?’, in: Ralph Kunz, Andreas Marti, David Plüss (ed.), Reformierte Liturgik – kontrovers, Zürich 2011, 176-178.

12 Theo Pleizier, Religious Involvement in Hearing Sermons. A Grounded Theory Study in Empirical Theology and Homiletics, Delft 2010, 39-55.

13 Corja Menken-Bekius, ‘Pastorale communicatie’, in: Reflecteren kun je leren, Kampen 2007, 23-31.

14 Hoewel hier weinig empirisch onderzoek naar is gedaan, raakt het aan relationele identificatie, zie Pleizier, Religious Involvement in Hearing Sermons, 242-246. In haar onderzoek naar de relatie tussen de psyche van de hoorder en de betekenis van de preek, constateert Hanneke Schaap-Jonker dat de houding naar de prediker van invloed is op de relationele betekenis die de preek voor de hoorder krijgt, zie Hanneke Schaap-Jonker, Before the Face of God. An Interdisciplinary Study of the Meaning of the Sermon and the Hearer’s God Image, Personality and Affective State, Berlijn/Zürich 2008, 204-210.

15 Hans van der Geest, Presence in the Pulpit. The Impact of Personality in Preaching, John Knox Press 1981. Oorspronkelijk verschenen als Du hast mich angesprochen, Zürich 1978.

16 Zie verder Pleizier, Religious Involvement in Hearing Sermons, 209-252.

17 Het wordt te complex om hierbij de pluriformiteit van de gemeente verder in beeld te brengen. Dat kan gaan over geloofsbeleving, maar ook over opleidingsniveau of geestelijke ontwikkeling.

18 Kees Bregman, De stem uit de oneindigheid. Over de talige vormgeving van preken in het licht van poëzie en poëtica van Martinus Nijhoff, Zoetermeer 2007, 258-260.

19 Rudolph Bohren, Predigtlehre, Gütersloh 1980.

20 Richard Lischer, The End of Words. The Language of Reconciliation in a Culture of Violence, Grand Rapids 2005.

21 Lischer, The End of Words, 34.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 2014

Theologia Reformata | 107 Pagina's

Betrokken preken

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 2014

Theologia Reformata | 107 Pagina's