Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Focus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Focus

Overzicht van een zuiverder theologie

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

N.a.v. Synopsis Purioris Theologiae/ Synopsis of a Purer Theology. Latin Text and English Translation. Volume 1: Disputations 1-23. Volume Editor: Dolf te Velde. Translator: Riemer A. Faber. Editor Latin Text: Rein Ferwerda. General Editors: Willem J. van Asselt †, William den Boer, Riemer A. Faber. 620 blz., Brill, Leiden/Boston 2014.


Op vrijdag 3 oktober, de dag waarop de belegering en het ontzet van Leiden met haring en wittebrood worden gevierd, ontving de burgemeester van de stad het eerste deel van de heruitgave van de Synopsis Purioris Theologiae. Drs. Mirjam Elbers, redacteur theologie van Brill Publishers, overhandigde het eerste deel van een serie die op drie banden is berekend. De uitgave biedt de Latijnse tekst met annotaties, alsook een Engelse vertaling. Een niet geringe inspanning ligt hieraan ten grondslag.

De Synopsis verscheen oorspronkelijk in 1625, en ook toen speelde de magistraat als bestuursorgaan een rol van betekenis in het leven van cultuur en religie. Vier professoren die destijds in Leiden theologie doceerden, hadden het voor elkaar gekregen om samen een handboek te schrijven en nog wel over een zwaar omstreden onderdeel van de theologie: de dogmatiek. Het is de wetenschap die zich ten doel stelt om de geheimen van het christelijk denken open te leggen en zó weer te geven dat een eenvoudig mensenkind er werkelijk zicht op krijgt. De anatomie van het menselijk lichaam is nogal ingewikkeld voor wie geen medicijnen heeft gestudeerd. De anatomie van de ziel, waarover Calvijn weleens sprak, lijkt nog ongrijpbaarder. Maar de wonderlijke wegen van het geloofsdenken zijn nog abstracter. En om deze dingen dan ook nog tot een samenhangend geheel bij elkaar te brengen, van het ene mysterie naar het andere – dat is wellicht nog wel het moeilijkste dat zich laat denken. Maar de vier professoren spraken af, dit project gezamenlijk aan te pakken: Joh. Polyander (1568-1646), Ant. Walaeus (1573-1639), Ant. Thysius (1565-1640) en André Rivet (1572-1651). Zij vormden een hecht team en waren van de kracht van dit teamwerk aan de universiteit zo overtuigd, dat zij zich naar buiten toe ook niet anders dan in teamverband presenteerden. Problemen werden gemeenschappelijk besproken, oordelen en besluiten golden omdat zij deze samen hadden geformuleerd. Hier was dus weinig kans voor individualisme. Het kon eigenlijk ook niet anders. De tegenstellingen in politiek, kerk en theologie waren sterk. De lucht was vol van strijd. Tijdens het Twaalfjarig Bestand leek dat weliswaar niet zo sterk, maar alles stond in het teken van een slechts voorlopig gestaakte strijd. De theologische atmosfeer was eveneens zeer geladen. Er kondigde zich een overgang aan naar een minder massieve beoefening van de theologische studie. De vragen van de methodiek waren permanent aan de orde. En zij betroffen vooral de kwesties die juist op die punten speelden waarin de Reformatie sterk en duidelijk was geweest: Woord, genade en kerk. Partijzucht waarde door heel Europa, dus ook door de Lage Landen. In de politiek kon het tot een bestand komen. In de kerk en de religie lag dit anders, omdat het daarin immers niet alleen om de tijdelijke, maar ook om de eeuwige dingen ging.

Het bestand met Spanje schiep tijd voor twisten. We weten hoe de synode van Dordrecht orde op zaken trachtte te stellen. Praktisch, maar vooral theologisch en kerkelijk. Dit laatste betekende dat de keuze soms viel op een soort compromis; de universiteit was er in die situatie om evenwichtig door de tijd te komen onder leiding van hen die het vertrouwen hadden of hoopten te hebben. Reeds op de synode hadden Walaeus, Polyander en Thysius een eensgezinde invloed uitgeoefend. In de redactie van de Synopsis wisten zij deze eenheid te bewaren, ook toen André Rivet in een later stadium benoemd werd en het viertal compleet maakte. Zij zagen hun taak in het bewaren en verdedigen van de theologie, zoals deze met name in de Leerregels van de synode was weergegeven, en ook in de voorafgaande polemieken scherp was gesteld. Centraal stond de leer van de genade, die in de gereformeerde traditie zich had afgetekend tegenover de lutherse zienswijze: niet zozeer geloof en rechtvaardiging, maar geloof en wedergeboorte, volharding en heiliging. Het was de theologische lijn die vanuit Genève, via Heidelberg en de Palts, naar Nederland was gekomen. Met name toen het gereformeerde protestantisme in het gebied van de keurvorst van de Palts onder druk was komen te staan, nam de betekenis van Leiden als theologische universiteit aanzienlijk toe. De materie van het conflict dat vooral aan de universiteit was ontstaan en geleid had tot de twist tussen gomaristen en arminianen speelde in de Synopsis Purioris Theologiae een rol van belang. Het hart van de gereformeerde theologie klopte immers in de leer van de vrije genade, zoals ook was gebleken in de Harmonia Confessionum (1581), een soort reader van gereformeerde belijdenisgeschriften, gangbaar in gereformeerde kerken in het Westen. Een halve eeuw na de editie van deze Harmonia bleek de behoefte aan een meer zuivere weergave van de gereformeerde theologie. De Dordtse synode had in haar leerregels vooral op de volstrekte gratuïteit van de genade de nadruk gelegd. Zij had zich daarbij laten leiden door de probleemstelling zoals die door de remonstranten was geformuleerd. In de Leidse Synopsis treft ons het streven om een totaalbeeld te geven van de gereformeerde theologie, gepresenteerd in de stijl van de eigentijdse theologie en met hantering van het instrumentarium dat de scholastieke methode bood.

In het nu uitgegeven deel van de dogmatiek ontvangt de lezer eerst een heldere uiteenzetting van wat deze scholastieke methode inhield. Allereerst treft de inschakeling van gegevens die ontleend zijn aan de kerkvaders, de leraren van de kerk tijdens de Middeleeuwen, de reformatoren en hun opvolgers. Een moderner benadering van het begrip scholastiek houdt rekening met een innerlijke samenhang van scholastiek, reformatie en humanisme. Daarbij gaat het dan vooral om de praktijk van het onderwijs zelf: ‘More recently however, it is viewed that the term denotes not particular principles, but educational approach. It is now held that Scholasticism refers to the teaching practices of the late-medieval universities, a methodology characterized by the use of a system of definitions, distinctions, argumentative techniques and styles of disputation’ (p. 3). De universiteit van Leiden kon zich met de hantering van deze methode presenteren in de theologische wereld van de eigen tijd en op die manier bijdragen aan de unificatie van de gereformeerde Europese kerken en theologie, een oecumenische factor van belang. Het materiaal dat voorhanden was, kon geordend worden op een manier die de verheldering van de stof diende. Bekende aristotelische, formele categorieën dienden om het materiaal te ordenen, zonder dat de zuiver aristotelische connotatie meeklonk. In ieder geval was dit altijd de bedoeling. Slijtage zou hier op den duur niet kunnen uitblijven en zij zou de plaats bereiden voor andere systemen of voor een radicaal andere inzet, zoals bleek toen het cartesianisme min of meer de leiding overnam. Ook het coccejanisme zou later om een ander theologisch model vragen. Daarvan was bij de eerste uitgave van de Synopsis echter nog geen sprake.

In deze eerste band vinden we de tekst van 23 disputaties, verdeeld over 5 clusters: 1. De Schrift als het fundament van de theologie; 2. De drie-enige God; 3. De schepping van de wereld; 4. De mens als een gevallen schepsel; 5. Wet en evangelie. Wie deze onderwerpen voor zich ziet, bemerkt dat zij inderdaad van fundamentele betekenis zijn. Elk van de vier auteurs had ook een bepaald deel van de bijbeluitleg voor zijn rekening te nemen. Het wezen van gereformeerde theologie was immers vanaf het begin bepaald door en gericht op de uitleg en prediking van de Schriften. De prediking was immers niet een zelfstandig en autonoom verschijnsel binnen de gemeente, zij geschiedde in correspondentie met het dogma. Exegese en dogmatiek hoorden bijeen en vormden een innerlijke eenheid. Zodra zij zich ten opzichte van elkaar verzelfstandigden, werd een heilzaam evenwicht doorbroken. Daarom was het heilzaam, dat in de Synopsis bij iedere locus een brede plaats werd gegeven aan de schriftuitleg, niet alsof hij alleen maar de bewijslast had te leveren, maar om zodoende het Woord van God voluit te laten klinken. Dit gebeurde doordat, zoals in de inleiding wordt aangegeven, op twee fronten de weg gezuiverd werd: tegen de ‘paapse theologen’ en ook tegen het biblicisme van de anabaptisten. Bij de vraag ‘Wie is God?’ komt alles aan op de zelfopenbaring als de Drie-enige: Vader, Zoon en Heilige Geest. In menig opzicht kon de Synopsis voortbouwen op de manier waarop Zanchi en Polanus daarover hadden geschreven. Bij de bespreking van het trinitarisch dogma kwam er wel enig onderscheid tussen de auteurs aan de dag. Maar dit was vooral te zoeken in de manier waarop men zich oriënteerde op theologen van vroegere tradities. In welk spoor men zich ook bewoog, er openbaarde zich in ieder geval een oecumenische benadering die modern aandoet. Men kan deze benadering ook beschouwen als een bewijs dat de moderne wegen binnen de oecumenische discussie meer classiciteit in zich hebben dan op het eerste gezicht wordt vermoed. Een belangrijke notie, bepalend voor de leer van de schepping, is dat de Synopsis ook hier trinitarisch denkt. Dat betekent in ieder geval dat God zijn schepselen in zijn goedheid doet delen. Verrassend is wat in dit verband gezegd wordt over de ‘toelating’, die God oefent ten opzichte van het kwaad. Men bemerkt dat de problematiek, die zich dwingend aandient in de leer van de wil van God, ook hier in de belijdenis van de schepping al speelt: wanneer God een goed gebruik maakt van het kwaad, verliest dit nog niet zijn kwaad karakter.

In de meeste disputaties van dit eerste deel klinkt de echo van Dordt overduidelijk door, zoals ook in het werk als geheel. Dit behoeft niemand te verbazen die weet dat de auteurs tijdens deze synode een rol van betekenis speelden. Het was immers de beslissende kerkelijke vergadering waarop de leer der genade werd vastgesteld, zodat zij ondertekend kon worden door wie de Nederlandse gereformeerde kerk wilde dienen. De auteurs van de Synopsis dienden met hun beschrijving van de gezuiverde theologie inderdaad de kerken. Daarom lijkt het vreemd dat zij pertinent weigerden hun handtekening te zetten toen de particuliere synode van Zuid-Holland dit van hen vroeg. Zij ondertekenden een ander document, dat de universiteit in bewaring hield. Wellicht wilden zij op deze manier de vrijheid van de theologie als wetenschap veilig stellen, ook ten opzichte van de kerken. Deze theologische zelfstandigheid hanteerden zij ook toen vanuit de kerken gevraagd werd aan de universiteit van Leiden om een hoogleraar in de praktische theologie aan te stellen. Zij wezen het verzoek af met het argument dat de colleges voldoende praktische theologie boden, omdat de professoren niet alleen theoretisch bezig waren in hun lessen. De leer wisten zij te verbinden met de praktijk, en zowel bij de exegese als bij de dogmatiek wilden zij het praktische nut ervan aanwijzen.

Intussen was het wel duidelijk: de Synopsis Purioris Theologiae bood niet slechts een gezuiverde theologie, zij presenteerde die ook in een hoogwetenschappelijke vorm van gereformeerd theologisch denken, dat niet vanzelfsprekend een stimulerende kracht kon uitoefenen, rechtstreeks binnen de gemeente van Christus. Reeds eerder had Antonius Walaeus een handboekje uitgegeven naar voorbeeld van de catechismus, bestemd voor hen die in zijn missionair instituut zich voorbereidden op hun taak in de zending. Het was ook in het Latijn geschreven, maar van grote eenvoud. Een vergelijking kan leerzaam zijn, juist nu wij vandaag zoeken naar een vorm van missionaire theologie, gericht op de gemeente.

Voor wie zich op de hoogte wil stellen van wat pure gereformeerde theologie wilde en nog steeds wil zeggen, ligt in deze uitgave een schat aan materiaal ter beschikking. Het is bijeengebracht door een select gezelschap van wetenschappers, onder wie de recent overleden Willem J. van Asselt een leidende en stimulerende positie innam. De school of societas die zij vormen blijkt bezield door een hoog ideaal, van waaruit men met volharding en deskundigheid een belangwekkende uitgave heeft weten te verwezenlijken. Zo vaak gebeurt dat niet. Daarom: respect en erkentelijkheid voluit.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2014

Theologia Reformata | 136 Pagina's

Focus

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2014

Theologia Reformata | 136 Pagina's