Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bonhoeffer en de missionaire roeping van de kerk: een verkenning

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bonhoeffer en de missionaire roeping van de kerk: een verkenning

29 minuten leestijd

Abstract
Although theological discussions of the missionary church have notably increased and grown in importance, they have overlooked the theology of Dietrich Bonheoffer. This article investigates the claim that Bonhoeffer indeed was a missionary theologian, that we can speak of an “early” and a “later” Bonhoeffer, and that a renewed attention to his theology can help the church in thinking about its missionary task.


Inleiding
De missionaire roeping van de kerk staat hoog op de huidige theologische en kerkelijke agenda. Men zie het grote aantal boeken dat alleen al in Nederland de laatste tien jaar verschenen is dat het woord ‘missionair’ in de titel of de ondertitel heeft staan. Wie bij een zoekmachine op internet de woorden ‘boek’ en ‘missionair’ intoetst krijgt een lang overzicht van titels. Wie datzelfde doet met ‘congres’ of ‘symposium’ en ‘missionair’ ziet een even lange, zo niet nog langere lijst. Bij het woord ‘missionair’ wordt dan niet zozeer gedoeld op missie of zending ver weg, maar op het communiceren van het evangelie in de eigen context en samenleving. De grote aandacht voor deze missionaire verantwoordelijkheid zal niet losstaan van het feit dat althans in West-Europa de christelijke godsdienst terugloopt en religie in elk geval bij veel autochtonen meer dan eens minimaal aan het worden is. Godsdienstigheid wordt voor de blanke Europeaan steeds meer iets wat in zijn levensoriëntatie niet meer voorkomt, ook al worden sommige gebruiken nog in ere gehouden: te denken valt onder andere aan de grootschalige viering van Kerst.
Een belangrijke, zo niet de belangrijkste vraag daarbij is: Hoe dient de kerk van Christus missionair te zijn in de huidige postmoderne tijd? Hoe geeft de kerk zo vorm aan haar missionaire roeping dichtbij dat het effectief/adequaat is, beter: dat er zegen verwacht mag worden? Hoe doen we het ‘goed’? De meningen daarover zijn zeer divers. Het zijn voor de kerk in het Westen momenteel grote vragen.
Een naam die daarbij niet heel vaak klinkt is de naam van Dietrich Bonhoeffer. 1 In de Internationale Bibliographie zu Dietrich Bonhoeffer komen slechts zes verwijzingen voor met betrekking tot het begrip Mission, vele andere begrippen krijgen wel honderden verwijzingen.2 Toch schrijft H.J. Abromeit dat hij de missionaire lijn ziet als het centrum van de theologie van Bonhoeffer: het is volgens hem ‘kein Seitenthema, sondern die Mitte Bonhoefferscher Theologie’. 3 Hij is niet de enige, ook Eberhard Bethge, samen met zijn vrouw Renate Bethge en hun vriend Christian Gremmels laten zich in het nawoord van de wetenschappelijke uitgave van Widerstand und Ergebung in dezelfde zin uit:
Bonhoeffers Thema ist nicht ‘die Mündigkeit’, ‘Diesseitigkeit’ und ‘Religionslosigkeit’ der modernen Welt; diesen Formeln, so einleuchtend und eindrücklich sie ausfallen, kommt theologisch gesehen nur eine Hilfsfunktion zu; sie stehen im Dienst der Aufgabe, in der Gegenwart die Gegenwart Jesu Christi zu bezeugen.4

Deze op het eerste gezicht tegenstrijdige geluiden leiden tot een aantal vragen: Was missionair-zijn inderdaad zo belangrijk in de theologie van Bonhoeffer, en zo ja, hoe dan wel? Kan er gesproken worden van een ontwikkeling bij hem op dit punt? Wat valt er voor ons van hem te leren over deze thematiek in onze situatie? Die situatie is anders dan die van Bonhoeffer. De tijd waarin hij leefde en werkte was er één vol van crisis op economisch, politiek, nationaal en internationaal gebied: de Eerste Wereldoorlog om te beginnen, de onrustige tijd erna, en dan de opkomst van de nationaal-socialisten zoals die uitliep op de Tweede Wereldoorlog. Onze tijd is althans in West-Europa en Noord-Amerika politiek en economisch gezien stabieler, maar kerk en geloof verkeren wel in zwaar weer. Nu is bekend dat Bonhoeffer in zijn gevangenisbrieven iets heeft gezegd over de tijd na de Tweede Wereldoorlog. Ook al kunnen we niet doen alsof er in de bijna zeventig jaar sindsdien geen nieuwe en niet te voorziene ontwikkelingen zijn geweest, toch is het de moeite waard om te luisteren naar wat hij aan ontwikkelingen voorziet en hoe hij meent dat de kerk de uitdagingen die daarin liggen het hoofd moet bieden.

...wenn also die Menschen wirklich radikal religionslos werden (...) was bedeutet das denn für das ‘Christentum’? ...wenn wir schließlich auch die westliche Gestalt des Christentums nur als Vorstufe einer völligen Religionslosigkeit beurteilen müssten, was für eine Situation entsteht dann für uns, für die Kirche? Wie sprechen wir von Gott (...) ohne Religion? Wie sprechen wir ‘weltlich’ von Gott?5

Om op de gestelde vragen in te gaan, geef ik eerst aandacht aan de Bonhoeffer van de jaren dertig, daarna aan die van de gevangenisbrieven. Vervolgens wil ik aanwijzen wat het verschil is tussen de beide ‘Bonhoeffers’, om ten slotte te kijken wat wij van hem kunnen leren ten aanzien van de missionaire verantwoordelijkheid van de kerk van Christus in onze tijd.

Bonhoeffer in de tijd van het Predigerseminar
In de tijd dat Bonhoeffer een Predigerseminar leidde ondernam de Bekennende Kirche in Duitsland diverse evangelisatieacties. Dat Bonhoeffer daar niet plichtmatig, maar uit overtuiging aan meedeed blijkt duidelijk uit een door Abromeit verricht onderzoek van de in Zingst en Finkenwalde gehouden colleges over homiletiek en zielszorg. Abromeit citeert Bonhoeffer: ‘Pfarrer sind immer auch Evangelisten. Der Missionsbefehl strukturiert den Dienst des Pfarrers insgesamt.’6
Homiletiek en pastoraat krijgen in Bonhoeffers onderwijs daarom missionaire dimensies.7 Missionair-zijn is echter niet een zaak van de predikant alleen. De brenger van het Woord moet niet een enkeling zijn, maar een gemeente, dat wil zeggen: meerdere gelovigen als een kleine gemeente, een broederschap, die als een gemeenschap onder het Woord leeft.8 Bonhoeffer heeft hier duidelijk het Bruderhaus in gedachten, de kleine ‘kloostergemeenschap’ die hij met anderen vormde in de tijd van de Predigerseminare.9

We kunnen er tevens uit afleiden dat de vorming van het Bruderhaus ook een missionair oogmerk had.
Bonhoeffer wijst er met nadruk op dat de kerk weer een minderheid wordt, als in de eerste eeuwen van onze jaartelling. We kunnen leren van de vroege kerk, maar we kunnen wat onze missionaire taak betreft niet meer spreken alsof we tot heidenen zouden preken.10 Men dient er dus rekening mee te houden dat een postchristelijke wereld er anders uitziet dan de pre-christelijke wereld, houdt hij zijn studenten voor. Niet voor niets heeft hij uitgewerkte modellen voor evangelisatieprojecten ontwikkeld aan de seminaries.11 Bethge schrijft daarover in zijn biografie van Bonhoeffer en laat zien hoe studenten uit het seminarie van Finkenwalde in juni 1936 op reis gingen naar het kerkdistrict Belgard in Hinterpommern om daar evangelisatiearbeid te verrichten.12 De studenten gingen in groepen van vier steeds zo’n zes gemeenten langs, waar ze de hele week bleven. Overdag organiseerden ze bezoeken aan huis, kinderbijeenkomsten en bijbelbesprekingen. Elke avond was er een bijeenkomst in de kerk van het dorp.13 Bonhoeffer ging zelf elke avond naar een van de gemeenten toe.
Na de sluiting van het laatste Sammelvikariat in maart 1940 heeft Bonhoeffer een aantal Thesen op papier gezet onder de titel: ‘Thesenfragment: Was lernen wir aus der Heidenmission?’, waarin hij een aantal lijnen uitzet.14 Ik geef een samenvatting van de belangrijkste gedachten daaruit weer: Missionair-zijn is enkel en alleen geworteld in de opdracht daartoe, niet in medelijden of iets anders. Bij de prediking hoort een zuiver christelijk leven. Anders kan alles kapotbreken. Het leven moet een voorbeeld zijn. Verkondiging is openbaar, aanval, strijd tussen God en de duivel, onttronen van de afgoden, Christusheerschappij. Verkondiging is wegroepen uit oude bindingen naar de unieke binding aan Jezus Christus. Christen-zijn is: direct Hem gaan belijden, werven voor Christus. Geloven is het Woord gehoorzamen, boete doen en navolgen.15

In een schets uit 1940, wanneer hij in het klooster Ettal verblijft, bestemd voor Bethge, die een lezing over missionair werk moet houden, gaat Bonhoeffer dieper op een paar aspecten in. Deze schets is mogelijkerwijs in samenhang met het Thesenfragment ‘Die Bedeutung der Heidenmission für die Volksmission’ ontstaan.16 Bonhoeffer vraagt zich af of de predikanten in de dorpen waar slechts een handjevol mensen naar de kerk komt niet een missionaire opdracht dienen te krijgen.17 Ook hier weer: verkondiging van de ware God is ook onttroning van de afgoden en heidense natuur en cultuur, dat is ook nu nodig. Het zal gaan om prediking van bekering, afleggen van het oude leven, heel concreet: bloedwraak, echtbreuk, diefstal. In dit verband vraagt Bonhoeffer aandacht voor de biecht, bekering staat voor hem niet los van de biecht. Verder: missionair werk gaat gepaard met gemeenteopbouw. Hij wijst op het gevaar van het verlangen naar een volmaakte kerk: te gemakkelijk treedt een ideaal met betrekking tot de kerk in de plaats van de Christus praesens, met alle gevaren van dien.18 Geen wet, maar evangelie. We moeten vanwege de vreugde over wat jong en levendig is de oude eerbiedwaardige gestalte van onze moederkerk niet verachten, ook niet mooier maken, maar haar liefhebben en eren.19

Als we proberen een tussenbalans te schetsen zien we dat de jonge Bonhoeffer nog helemaal denkt in de lijn van wat ik hier noemen wil het klassieke denken met betrekking tot evangelisatie. Hij ontwikkelt programma’s, methoden, activiteiten, en zet zijn studenten stevig aan op dit gebied aan het werk te zijn. Daarbij denkt hij wel grondig na over hoe dat zou moeten, en ontbreekt het hem niet aan originele gedachten en ideeën. Predikanten voor een deel ook in dienst stellen van evangelisatiearbeid zal in die tijd nieuw geweest zijn, dat is het nog. Maar zijn benadering van vragen op het gebied van het missionairzijn van de kerk van Christus kan men met voorbehoud traditioneel noemen.

Bonhoeffer in zijn gevangenisperiode
In zijn gevangenisperiode houdt Bonhoeffer zich opnieuw bezig met de vragen rondom de missionaire taak van de kerk. Maar de problematiek is kennelijk groter voor hem geworden, en wellicht zal gezegd moeten worden: de missionaire opdracht zelf is voor hem een probleem geworden. Hij lijkt zelfs afstand te nemen van de zaak waarom het gaat in de missionaire taak van de kerk. Hij schrijft in zijn gevangenisbrieven dat de christelijke gemeente moet zwijgen, Arkandisziplin, disciplina arcani beoefenen, dat is de centrale inhoud van het christelijk geloof niet uitdragen, maar slechts in de beslotenheid van de christelijke gemeente overdenken en doorgeven. Over disciplina arcani had hij al eerder geschreven, maar nu legt hij andere accenten.

Om te beginnen kijken we naar wat het begrip disciplina arcani inhoudt. Het stamt uit de vroege kerk. Het betekent kort gezegd: verberging van het heilgeheim. Daarin gaat het om het bewaren van het geheim. Het heeft te maken met de praktijk van de vroege kerk, waarbij het besloten eigenlijke deel van de samenkomst van de gemeente pas begon na de prediking. Wie geen lid was moest de kerk verlaten, daarna werd de geloofsbelijdenis gezongen, het avondmaal gevierd, en het Onze Vader gebeden. Zelfs de catechumenen mochten dit deel niet meemaken.20
Hoe functioneert de term arcani disciplina bij Bonhoeffer in de tijd van de kerkstrijd en de Predigerseminare?21 In de dertiger jaren van de vorige eeuw, vlak voor de machtsovername door de nazi’s, pleit Bonhoeffer voor een differentiëring tussen leer, verkondiging en belijden. Als pastores uit Altona in een belijdenisgeschrift protesteren tegen het geweld van de nazi’s richting arbeiders uit die stad in de zogenaamde Altonaer Bekenntnis stelt hij dat een belijdenis naar buiten een gevaarlijke onderneming is: soms is gekwalificeerd zwijgen beter dan ongekwalificeerd spreken vanuit verloochende principes.22 Daar zien we al iets van een toespeling op de Arkandisziplin.
Hij noemt het woord zelf in zijn verhandeling over ‘Das Wesen der Kirche’ (1932), waarin het gaat om de betekenis van de geloofsbelijdenis van de kerk. Daarin zegt hij:
Bekenntnis ist Sache unseres wahren, unmittelbaren Stehens vor Gott. Bekenntnis ist nicht zu verwechseln mit Bekennertum. Bekennertum nimmt das Bekenntnis als Propaganda- und Kampfmittel gegen die Gottlosen. Denn Bekenntnis gehört als Arcanum in die christliche Versammlung der Gläubigen. (...) Das erste Bekenntnis der christlichen Gemeinde für die Welt ist die Tat. Sie interpretiert sich selbst. Wenn die Tat eine Macht geworden sein sollte, dann wird die Welt auch nach dem Wortbekenntnis fragen. (...) Es muß als heiligstes Gut der Gemeinde bewahrt bleiben.23

De belijdenis hoort thuis in de kerk. Het is het arcanum van de kerk. De kerk spreekt naar buiten toe door de daad. Pas dan gaat de wereld naar het beleden Woord vragen.
In de periode van de Predigerseminare (1935-1939/1940) heeft Bonhoeffer zich ook beziggehouden met de disciplina arcani. In een college over catechese behandelt hij het dooponderricht in de vroege kerk. Het eigenlijke dooponderricht in de leer van de doop dat plaatsvond na een uitvoerige introductie in de christelijke leer was tot dan toe geheimgehouden voor de catechumenen en daarvan mocht ook niets bekendgemaakt worden. Diverse studenten tekenden daarbij in hun dictaten aan: disiciplina arcani of een (foutieve) vervorming daarvan.24 In de tijden van vervolging hield dit de gemeente bijeen en beschermde dit de samenkomsten tegen onbegrip en aanvallen van de kant van de heidenen.25
Als Bonhoeffer in deze tijd verwijst naar de arcani disciplina gaat het hem daarin vooral om het beschermen van de christelijke kerk. In een college over homiletiek heeft hij het over de disciplina arcani van de vroege kerk als over een maatregel die dient om het geloof te beschermen tegen de spot van de wereld. Het gaat daarin dus duidelijk om een defensieve houding, die volgens Pangritz niet losstaat van de opvattingen van Bonhoeffer over de ‘kostbare genade’.26 Pas als dat weer begrepen wordt kunnen we verantwoord naar buiten treden. Het dient ertoe de grens tussen kerk en wereld duidelijk te markeren. Al zien we hier ook al iets van een lijn die bij Bonhoeffer steeds sterker wordt: het gaat om een concentratie om daardoor des te sterker naar buiten te treden, door Pangritz mijns inziens terecht aangeduid als een ‘Durchgangsstadium’ in Bonhoeffers theologische ontwikkeling.27

Die lijn zal zich ten volle ontplooien in de oorlogsjaren in de gevangenisbrieven. Bonhoeffer noemt het woord ‘Arkandisziplin’ daarin enkele keren. Onder andere in een brief aan Bethge van 30 april 1944.28 Daarin stelt hij de vraag:

Wie sprechen wir ‘weltlich’ von ‘Gott’, wie sind wir ‘religionslos-weltlich’ Christen? Wie sind wir ekklesia, Herausgerufene, ohne uns religiös als Bevorzugte zu verstehen, sondern viel mehr als ganz zur Welt Gehörige? Christus ist dann nicht mehr Gegenstand der Religion, sondern etwas ganz anderes, wirklich Herr der Welt. Aber was heißt das? Was bedeutet in der Religionslosigkeit der Kultus und das Gebet? Bekommt hier die Arkandisziplin, bzw. die Unterscheidung (die Du ja bei mir schon kennst) von Vorletztem und Letztem neue Wichtigkeit?29

Daarmee brengt Bonhoeffer een belangrijke aanduiding ter sprake die hij in zijn Ethik verder heeft uitgewerkt.30 Wat hij daarmee op dit punt bedoelt wordt duidelijk bij het volgende fragment van Bonhoeffer over de disciplina arcani. Het is de brief aan Bethge van 5 mei 1944. Daarin gaat het onder andere over Bultmann en zijn Entmythologisierung. Bonhoeffer stelt dat niet alleen ‘mythologische’ begrippen, zoals bijvoorbeeld wonderen, maar alle religieuze begrippen problematisch zijn. Men kan niet God en wonderen van elkaar scheiden. Men moet beide nicht-religiös interpreteren en verkondigen. Maar er zijn wel niveaus van kennis en niveaus van belangrijkheid: ‘Es gibt Stufen der Erkenntnis, und Stufen der Bedeutsamkeit; d.h. es muß eine Arkandisziplin wiederhergestellt werden, durch die die Geheimnisse des christlichen Glaubens vor Profanierung behütet werden.’31
Ook hier dezelfde klanken als in de Finkenwalder periode: behoeden, beschermen. Maar wat moet beschermd worden? Met Pangritz valt te stellen: niet meer zozeer de kerk, maar de geheimen van het kostbare geloof, en dat dan niet zozeer tegenover een vijandige buitenwereld, maar tegen ‘Profanierung’ en ‘Propagierung’ van de geheimenissen van binnenuit.32 De grote geheimenissen moeten niet door middel van een voortijdige en ongedifferentieerde propaganda van de zijde van de kerk en de theologie verkondigd worden. Er is nu eenmaal de dimensie van het geheimenis, dat te maken heeft met ‘het laatste’; dat richt zich niet zozeer op openbaarmaking, en is dus aan de disciplina arcani onderworpen. En er is de dimensie van de gehoorzaamheid, van de daad, wat te maken heeft met ‘het voorlaatste’. Pangritz maakt duidelijk wat Bonhoeffer bedoeld moet hebben met zijn (zo vaak verkeerd begrepen) uitspraak over de niet-religieuze interpretatie van het evangelie: ‘Nicht-religiöse Interpretation als der dialektische Kontrapunkt zur Arkandisziplin ist demnach der Akt der Interpretation der überlieferte Worte und Handlungen, die im Arcanum bewahrt werden.’33
Pangritz relateert het aan wat Bonhoeffer schrijft in de bekende Doopbrief (hij schreef deze brief vanuit de gevangenis ter gelegenheid van de doop van een neefje: ‘Gedanken zum Tauftag von Dietrich Wilhelm Rüdiger Bonhoeffer’): alle grote woorden van het christelijk geloof die over de dopeling uitgesproken zullen worden, zonder dat de dopeling ze begrijpt.

Versöhnung und Erlösung, Wiedergeburt und Heiliger Geist, Feindesliebe, Kreuz und Auferstehung, Leben in Christus und Nachfolge Christi’, – was dies alles heißt wird angemessen erst verstanden im ‘Tun des Gerechten unter den Menschen’, d.h. im Kampf um irdischen Gerechtigkeit, im Leiden um der Gerechtigkeit willen und im Teilnehmen an den ‘Leiden Gottes in der Welt’.34

Niet-religieuze interpretatie is dus het doen van gerechtigheid, wat gekoppeld is aan de disciplina arcani, in de verwachting dat eens juist gesproken kan worden. Zoals Bethge heeft gesteld dat men zich bij de paradox dat er een ‘grens’ van het arcanum bestaat moet neerleggen, opdat eens de grenzen van het privilege gesloopt kunnen worden.35 De kerk heeft haar eigenheid, met de geloofsgeheimen van het Koninkrijk die voorshands beschermd en bewaard moeten worden, niet als een pro-memoriepost maar als geheimen waarop de kerk zich intensief heeft te concentreren; pas dan zal het mogelijk zijn om de bescherming te doorbreken en met het getuigenis van Christus naar buiten te treden. Dat is van belang voor de visie van de latere Bonhoeffer op de missionaire roeping van de kerk.

In die Doopbrief stelt Bonhoeffer dat ook wijzelf teruggeworpen zullen worden op de eerste beginselen van het verstaan. Ter wille van een goede interpretatie geef ik nu het hele citaat integraal weer:
Was Versöhnung und Erlösung, was Wiedergeburt und Heiliger Geist, was Feindesliebe, Kreuz und Auferstehung, was Leben in Christus und Nachfolge heißt, das alles ist so schwer und so fern , daß wir es kaum mehr wagen davon zu sprechen. In den überlieferten Worten und Handlungen ahnen wir etwas ganz Neues und Umwälzendes, ohne es noch fassen und aussprechen zu können. Das ist unsere eigene Schuld. Unsere Kirche, die in diesen Jahren nur um ihre Selbsterhaltung gekämpft hat, als wäre sie ein Selbstzweck, ist unfähig, Träger des versöhnenden und erlösenden Wortes für die Menschen und für die Welt zu sein. Darum müssen die frühere Worte kraftlos werden und verstummen, und unser Christsein wird heute nur in zweierlei bestehen: im Beten und im Tun des Gerechten unter den Menschen.36

Wij als christenen moeten zelf de grote woorden van het evangelie weer gaan verstaan. Daarom kunnen we er nu maar beter niet over spreken. We vermoeden in de overgeleverde woorden zoiets nieuws en revolutionairs, dat we er nu nog niet over kunnen spreken. De kerk heeft te veel zichzelf gezocht. De vroegere woorden zijn krachteloos geworden. In feite pleit Bonhoeffer ook hier weer voor een disciplina arcani. Het kan nu alleen nog maar gaan om twee dingen: bidden en het goede doen onder de mensen. Niet alleen bidden, ook niet alleen het goede doen, maar beide samen.

Wat bedoelt hij hier? In het Bonhoefferonderzoek heeft men die twee vaak geïdentificeerd, waardoor het kwam tot een eenzijdige interpretatie van Bonhoeffers gedachtengoed, wat we ook al bij Pangritz zagen. Tegen die eenzijdige interpretatie pleit wat ook verder in de Doopbrief staat:
Es ist nicht unsere Sache, den Tag vorauszusagen – aber der Tag wird kommen –, an dem wieder Menschen berufen werden, das Wort Gottes so auszusprechen, dass sich die Welt darunter verändert und erneuert. Es wird eine neue Sprache sein, vielleicht ganz unreligiös, aber befreiend und erlösend, wie die Sprache Jesu, dass sich die Menschen über sie entsetzen und doch von ihrer Gewalt überwunden werden, die Sprache einer neuen Gerechtigkeit und Wahrheit, die Sprache, die den Frieden Gottes mit den Menschen und das Nahen seines Reiches verkündigt. ‘Und sie werden sich verwundern und entsetzen über all dem Guten und über all den Frieden , den ich ihnen geben will’(Jer. 33,9) Bis dahin wird die Sache der Christen eine stille und verborgene sein; aber es wird Menschen geben, die beten und das Gerechte tun und auf Gottes Zeit warten.37

G.C. den Hertog wijst er terecht op dat we in de laatste zin een nieuw en belangrijk element aantreffen: ‘auf Gottes Zeit warten.’38 Hij laat zien dat wanneer dit veronachtzaamd wordt men kan komen tot een onjuiste Bonhoefferinterpretatie. Dat is ook gebeurd. ‘Doen van gerechtigheid’ leidde vaak tot een bepaald politiek program en ‘bidden’ tot een politieke analyse, dit beide in dienst van een anoniem christendom. Maar juist het ‘wachten op God’ en het ‘wachten op Gods tijd’ laten een dimensie zien die onontbeerlijk is bij de interpretatie van Bonhoeffers gedachtengoed, onontbeerlijk ook voor een juiste visie op Bonhoeffers denken over de missionaire taak van de kerk. Het is wachten op Gods tijd dat mensen weer geroepen worden het Woord van God zo te spreken dat de wereld eronder verandert. De woorden van de Schriften zullen dan weer in hun diepe inhoud gehoord en verstaan worden, ze zullen weer gaan klinken als nieuw en gaan glanzen midden in het leven en midden in de wereld.39

Het is duidelijk dat hier andere geluiden klinken dan in de tijd van de kerkstrijd en het Predigerseminar. Daar komt ook nog iets bij, wat voor onze thematiek van belang is. Namelijk wat Bonhoeffer in zijn Ethik schrijft, dat Christus is ingegaan in de werkelijkheid van het bestaan, en dat die daarmee tot Christuswerkelijkheid is geworden.40 Hij bedoelt dat God in Christus in deze wereld werkt. Dat betekent ook dat Christus in de door Hem verzoende wereld aanwezig en bezig is. Zegt Jezus Zelf niet: ‘Wie niet tegen ons is, is voor ons’?! Er zijn christenen die tegen Christus zijn en mensen die geen christen zijn die voor Hem zijn. Hij verwijst daarvoor ook naar Mattheüs 5:10. Waar het om vrede en gerechtigheid gaat daar is Christus.41 ‘Jesus nimmt sich derer an, die um einer gerechten Sache willen leiden, auch wenn es nicht gerade das Bekenntnis seines Namens ist, er nimmt sie in seinen Schutz, in seine Verantwortung, in seinen Anspruch hinein.’42
Kan het ermee te maken hebben dat Bonhoeffer in zijn verzet tegen Hitler veel bondgenoten had buiten de officiële kerk, die toch handelden in de geest van het evangelie? Zonder twijfel speelt ook hier de situatie van Bonhoeffer zelf sterk mee in zijn gedachten op dat punt. In juli 1944 zit hij ruim een jaar in de gevangenis van Tegel, en zijn vooruitzichten zijn ernstig verslechterd na de mislukte aanslag op Hitler, bij de voorbereidingen waarvan hij betrokken is geweest. Hitler schreef het mislukken ervan toe aan de Voorzienigheid. Aan Wie hij hier dacht valt niet moeilijk te raden, als men bedenkt dat op de koppelriemen van de soldaten ‘Gott mit uns’ stond. Dat is religie (godsdienst van de mens uit), die met Christus niets te maken heeft. Bonhoeffer heeft van daaruit alleen maar kunnen concluderen: God is niet bij en in de religie, de macht, en wat eventueel dan zo vroom en goed zou zijn, maar God is in de lijdende en de waarachtig mede-lijdende mens. Daarover zegt Bonhoefer meer. De Bijbel verwijst de mens naar Gods onmacht en lijden; alleen de lijdende God kan helpen. In zoverre kan men zeggen dat de ontwikkeling tot mondigheid, die afrekent met een verkeerde voorstelling van God, de blik vrijmaakt voor de God van de Bijbel, die door zijn machteloosheid in de wereld macht en ruimte krijgt.43 En de mens wordt opgeroepen deel te hebben aan de lijdende God. Bonhoeffer onderbouwt dat met wat de Bijbel zegt over Jezus in Gethsemane:
Könnt ihr nicht eine Stunde mit mir wachen? fragt Jesus in Gethsemane. Das ist die Umkehrung von allem, was der religiöse Mensch von Gott erwartet. Der Mensch wird aufgerufen, das Leiden Gottes an der gottlosen Welt mitzuleiden.(...) Nicht der religiöse Akt macht den Christen, sondern das Teilnehmen am Leiden Gottes im weltlichen Leben.44

In Bonhoeffers gedicht ‘Christen und Heiden’ komt ditzelfde uit. Na in het eerste couplet geschreven te hebben dat mensen – christen en heiden – in hun nood naar God gaan, zegt hij in het tweede couplet, dat mensen dan stuiten op God in Zijn nood en dat het verschil tussen christen en heiden is dat de christen bij God in Zijn lijden staat.

Menschen gehen zu Gott in Seiner Not,
finden ihn arm, geschmäht, ohne Obdach und Brot,
sehen ihn verschlungen von Sünde, Schwachheit und Tod.
Christen stehen bei Gott in seinen Leiden.45

Bonhoeffer denkt hier stellig aan het bekende woord van Pascal, dat Jezus in doodsstrijd zal zijn tot aan het einde van de wereld en dat we daarom tot die tijd niet mogen slapen. Het wachten op het verlossende Woord is niet iets wat tot passiviteit leidt, maar het vraagt juist om betrokken waakzaamheid en nabijheid waar die nabijheid nodig is. Ook dat is een wezenlijk aspect van de missionaire verantwoordelijkheid!

Conclusies en actualisering
1. Het is niet te veel gezegd wanneer we stellen dat bij Bonhoeffer duidelijk sprake is van een missionaire lijn in zijn theologie, ook al noemt hij het woord niet heel vaak. Het mag gerust een hoofdlijn genoemd worden. In het denken van Bonhoeffer is de blik heel vaak gericht op de wereld, in veel van zijn theologie heeft hij het getuigenis tot de wereld in beeld. Er is reden om Bonhoeffer als een missionair theoloog te duiden. Naar mijn overtuiging stelt Franklin terecht:
Bonhoeffer’s ecclesiology is missional in the sense that mission, understood incarnationally and relationally, is essential to his theology of the Church. For Bonhoeffer, mission is not something peripheral to the Church, just one of its many functions, but is in fact integral to the very being and existence of the Church. Thus, Bonhoeffer does not merely have a theology of mission, which is subordinate to or separate from his theology of Church; instead, he has a missional ecclesiology.46

Daarbij moet wel gezegd worden dat er verschil is tussen de ‘vroege’ Bonhoeffer en de ‘latere’ Bonhoeffer. Bij de eerste is duidelijk sprake van programma’s, een gerichtheid op activiteiten, op het doen, op het verrichten van arbeid op dat terrein, bij de laatste gaat het veel meer om een wijze van ‘zijn’, ook al is het ‘doen’ niet afwezig. Er is dus sprake van continuïteit en discontinuïteit in dezen.

2. Bonhoeffer heeft op meer dan één plaats gesproken over een religieloze tijd in de toekomst. Inmiddels zijn we ettelijke decennia verder, en hebben er ontwikkelingen plaatsgevonden die niet te voorzien waren. Te denken is aan de opkomst van de islam in Europa, alsook aan andere religieuze verschijnselen. Mensen zijn op zoek naar zingeving en betekenisgeving, maar ‘sprokkelen’ dat zelf bij elkaar. Zeker moeten we spreken van een ernstige terugloop van kerkelijke religiositeit. Kerken zijn geen volkskerken meer. Dat stelt geduchte vragen aan de kerk. De kerk zal zich hebben af te vragen hoe zij missionair kan zijn. Daarbij kan de theologie van Bonhoeffer de kerk verder helpen. Bonhoeffer wijst er in zijn latere geschriften op dat het zeker gaat om het doen van de kerk, maar ingebed in het zijn van de kerk. Er is ook een tijd van zwijgen! Alleen wanneer de kerk weer is wat ze heeft te zijn krijgen de woorden kracht. De Doopbrief over: bidden, wachten, en het goede doen is daarbij belangrijk. Dat goede-doen is niet bedoeld als sociaal of politiek program, zoals wel gebeurd is. Bonhoeffer bedoelt iets wat dieper gaat. Het gaat om gelovig zijn, leven, doen en laten. Allereerst als kerk. God Zelf moet de weg banen.47 We dienen als kerk ervoor op te passen ons heil te zoeken in organisatie, planning, probleemoplossingen, projecten, programma’s. Naar mijn overtuiging loopt de kerk dat gevaar. En zal niet juist de Heilige Geest ons moeten leiden? Dat betekent niet: lijdelijk afwachten en niets doen. Het betekent wel dat de kerk van Christus geroepen is, biddend om de Geest, zich intensief te concentreren op de heilgeheimen van het Koninkrijk van God in het besef dat dit grote geheimen zijn.

3. We komen in het huidige missionaire klimaat verschijnselen en uitingen tegen die ik wil aanduiden als een ‘plattificering’ van het evangelie. In kerkdiensten, preken, liturgie, acties en media gaat men soms grenzen over, die het evangelie eerder verduisteren dan verhelderen, omdat de diepe geheimen van het geloof, de hoop en de liefde geprofaniseerd worden waardoor die geheimen geweld wordt aangedaan. Daartegen zou Bonhoeffer zich verzet hebben. In de lijn van de disciplina arcani is het van wezenlijk belang mensen te doen beseffen dat er geheimen zijn die alle verstand en alle woorden te boven gaan.48 Soms is zwijgen nodig. En als er dan gesproken moet worden, kan dat nooit ten koste gaan van de diepten van het evangelie. En helemaal: de gemeente van Christus dient verre te blijven van ‘tricks and trucs’; ze zouden de waarheid van het Woord weleens meer kunnen verduisteren dan we denken. Het Woord worde verkondigd in de g(G)eest van Romeinen 11:33: O diepte van rijkdom, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn Zijn wegen.

4. Bonhoeffer pleit voor het present-zijn van de gemeente van Christus in de wereld als Christus’ praesens, en dan vooral met betrekking tot hen die lijden. De kerk van Christus zal een kerk midden in de wereld zijn, niet als een machtsinstituut, maar levend en levendig vanuit Hem die het Leven is, en dan vooral daar present waar leven geschonden en kwetsbaar is. In de lijn van alles wat Bonhoeffer heeft aangereikt mag getracht worden zo kerk van Christus te zijn in een gehoorzame navolging van Christus, door de Geest. Of dat nu gebeurt door bestaande kerken of door middel van kerkplanting is een vraag van de tweede orde. De vraag van de eerste orde is of dat gebeurt.49

P.S. Dit artikel kwam tot stand onder begeleiding van dr. G.C. den Hertog, mede dankzij een studieverlof dat ik destijds ontving van de kerkenraad van mijn toenmalige gemeente, de CGK 's-Gravenhage-Rijswijk.


1 Vgl. P. Franklin, ‘Bonhoeffer’s Missional Ecclesiology’, in: McMaster Journal of Theology and Ministry 9 (2007-2008), 96: ‘Although numerous features of Bonhoeffer’s theology have drawn the attention of theologians, pastors, and lay people (such as his ecclesiology or Christology), the missiological elements of his thought, while compelling, have not been explored thoroughly. According to Richard Bliese, Bonhoeffer’s relationship to missiology has rarely interested the theological community.’

2 E. Feil (ed.), Internationale Bibliographie zu Dietrich Bonhoeffer, Gütersloh 1998.

3 H.J. Abromeit, ‚Wie kann Christus der Herr auch der Religionslosen werden?‘ Von der Volkskirche zur Missionskirche’, in: M. Herbst, J. Ohlemacher, J. Zimmermann (ed.) Missionarische Perspektiven für eine Kirche der Zukunft, Neukirchen-Vluyn 2005, 71.

4 E. Bethge, R. Bethge, Chr. Gremmels, I. Tödt, ‘Nachwort der Herausgeber’, in: D. Bonhoeffer, Widerstand und Ergebung. Herausgegeben von Christian Gremmels, Eberhard Bethge in Zusammenarbeit mit Ilse Tödt, Dietrich Bonhoeffer Werke (DBW) 8, Gütersloh 1998, 652. Verder afgekort als DBW.

5 Bonhoeffer, Widerstand und Ergebung, DBW 8, 403vv.

6 Abromeit, Wie kann Christus, 67.

7 Abromeit, Wie kann Christus, 78-79.

8 D. Bonhoeffer, Illegale Theologenausbildung, Finkenwalde 1935-1937. Herausgegeben von Otto Dudzus und Jürgen Henkys in Zusammenarbeit mit Sabine Bobert-Stützel, Dirk Schulz und Ilse Tödt. Bearbeitet von Herbert Anzinger, DBW 14, 515.

9 Vgl. W.J. Lamfers, Bonhoeffer en de broeders. De gemeenschap van Christus en de broeders in kerk en seminarie, Zoetermeer 1998.

10 Bonhoeffer, Illegale Theologenausbildung, DBW 14, 514.

11 Abromeit, Wie kann Christus, 81.

12 E. Bethge, Dietrich Bonhoeffer. Theologe – Christ – Zeitgenosse. Eine Biographie, Gütersloh 20059, 614vv.

13 Vgl. ook Abromeit, Wie kann Christus, 82.

14 D. Bonhoeffer, Konspiration und Haft 1940-1945. Herausgegeben von Jørgen Glenthøj, Ulrich Kabitz und Wolf Krötke. Bearbeitet von Herbert Anzinger, DBW 16, Gütersloh 1996, 500.

15 Bonhoeffer, Konspiration und Haft 1940-1945, DBW 16, 501.

16 Bonhoeffer, Konspiration und Haft 1940-1945, DBW 16, 498vv.

17 Bonhoeffer, Konspiration und Haft 1940-1945, DBW 16, 499.

18 Bonhoeffer, Konspiration und Haft 1940-1945, DBW 16, 500. Vergelijk ook wat hij schrijft in Gemeinsames Leben over de ‘Träumerei’ die God ‘haßt’! (D. Bonhoeffer, Gemeinsames Leben/Das Gebetbuch der Bibel. Herausgegeben von Gerhard L. Müller, Albrecht Schönherr, DBW 5, 24.)

19 Bonhoeffer, Konspiration und Haft 1940-1945, DBW16, 500. Vgl. B. Wannenwetsch, (Wie) hielt Bonhoeffer Mission für geboten?, in: C. Tietz, C. Lohr, M. Hüneke (ed.), Bonhoeffer Rundbrief, Groß Oesingen 2013, 40vv.

20 D. Powell, lemma ‘Arkandisziplin’, in: Theologische Realenzyklopädie IV, Berlijn-New York 1979, 1vv.

21 Ik volg hier Pangritz, die een goed overzicht van de visie van Bonhoeffer met betrekking tot deze term heeft gegeven in: A. Pangritz, ‘Aspekte der ‘Arkandisziplin’ bei Dietrich Bonhoeffer’, in: Theologische Literaturzeitung 119 [1994], Nr. 9, 756-768.

22 Pangritz, ‘Aspekte der Arkandisziplin’, 758.

23 D. Bonhoeffer, Ökumene, Universität, Pfarramt 1931-1932. Herausgegeben von Eberhard Amelung und Christoph Strohm, DBW 11, 283vv.

24 Pangritz, ‘Aspekte der Arkandisziplin’, 760.

25 Pangritz, ‘Aspekte der Arkandisziplin’, 760.

26 Pangritz, ‘Aspekte der Arkandisziplin’, 761.

27 Pangritz, ‘Aspekte der Arkandisziplin’, 761.

28 Bonhoeffer, Widerstand und Ergebung, DBW 8, 405vv.

29 Bonhoeffer, Widerstand und Egebung, DBW 8, 405,406.

30 Bonhoeffer, Ethik. Herausgegeben von Ilse Tödt, Heinz Eduard Tödt, Ernst Feil und Clifford Green, DBW 6, Gütersloh 1998 (2e überarbeitete Auflage), 137vv.

31 Bonhoeffer, Widerstand und Ergebung, DBW 8, 415.

32 Pangritz, ‘Aspekte der Arkandisziplin’, 763.

33 Pangritz, ‘Aspeket der Arkandisziplin’, 765.

34 Pangritz, ‘Aspekte der Arkandisziplin’, 765. Dit is een compilatie van citaten uit de bekende Doopbrief en uit een brief aan Eberhard Bethge, zie Widerstand und Ergebung, DBW 8, 428vv en 542vv. Hij vermeldt niet wat Bonhoeffer ook noemt in de Doopbrief: bidden. Ik noem dat omdat het een belangrijk element is in de spiritualiteit van Bonhoeffer, waaraan in het verleden door bepaalde theologen niet altijd recht gedaan is, wat geleid heeft tot een onevenwichtige interpretatie van Bonhoeffer. Vgl. ook Abromeit, ‘Wie kann Christus’, 69vv.

35 Bethge, Dietrich Bonhoeffer, 925.

36 Bonhoeffer, Widerstand und Ergebung, DBW 8, 435.

37 Bonhoeffer, Widerstand und Ergebung, DBW 8, 436.

38 G.C. den Hertog, ‘Een doopbrief als testament’, in: G.C. den Hertog en B. Kamphuis (red.), Dietrich Bonhoeffer. De uitdaging van zijn leven en werk voor nu. Barneveld 2006, 86.

39 Den Hertog, ‘Doopbrief als testament’, 87.

40 Bonhoeffer, Ethik, DBW 6, 348v.

41 Bonhoeffer, Ethik, DBW 6, 348v.

42 Bonhoeffer, Ethik, DBW 6, 349.

43 Bonhoeffer, Widerstand und Ergebung, DBW 8, 534, 537.

44 Bonhoeffer, Widerstand und Ergebung, DBW 8, 535.

45 Bonhoeffer, Widerstand und Ergebung, DBW 8, 516.

46 Franklin, Bonhoeffer’s Missonal Ecclesiology, 98.

47 Den Hertog, ‘Doopbrief als testament’, 86.

48 Vgl. W. Dekker, Marginaal en missionair. Kleine theologie voor een krimpende kerk, Zoetermeer 2011, 40.

49 Vgl. G. Noort, S. Paas, H. de Roest, S. Stoppels, Als een kerk opnieuw begint. Handboek voor missionaire gemeenschapsvorming. Zoetermeer, 2008. Herbst, Ohlemacher, Zimmermann (ed.) Missionarische Perspektiven. Neukirchen, 2008.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 2015

Theologia Reformata | 108 Pagina's

Bonhoeffer en de missionaire roeping van de kerk: een verkenning

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 2015

Theologia Reformata | 108 Pagina's