Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ten geleide

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ten geleide

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit nummer van Theologia Reformata wijkt qua opzet af van wat in ons tijdschrift gebruikelijk is. De vertrouwde rubrieken Meditatie (door dr. R. van Kooten), Focus en Reflexen (dit keer beide verzorgd door prof.dr. M. te Velde) en Boekbesprekingen ontbreken ook dit keer niet. Daarnaast pleegt elk nummer minstens drie hoofdartikelen te bevatten. Dit keer wordt het leeuwendeel van het tijdschrift echter gevuld door een tot nog toe niet gepubliceerd lijvig artikel van de hand van oud-redactielid wijlen prof.dr. C. Graafland (1928- 2004), geschreven in 1982 naar aanleiding van het 25-jarig jubileum van TR. Enige tijd geleden schreef ds. H.J. Smit te Veenendaal mij een brief waarin hij vermeldde dat Graafland hem vanuit vriendschappelijke contacten indertijd dit artikel had toegezonden met daarbij de opmerking ‘geweigerd, omdat men het te scherp en te negatief en wellicht ook te veel verontrustend vond.’ Het is uiteraard een interessante vraag of Graaflands weergave van de redenen waarom de redactie van TR indertijd niet tot plaatsing van het artikel wilde overgaan, correct is. Uit de notulen van de redactievergaderingen van de hand van de toenmalige redactiesecretaris dr. J.de Gier valt wel een en ander te reconstrueren.

Op 24 februari 1982 wordt ter vergadering dankbaar gememoreerd dat TR 25 jaar bestaat. ‘Aan het Hoofdbestuur van de Ger. Bond zal verzocht worden dit jubileum aandacht te schenken, bijv. in de vorm van een gratis abonnement voor een bepaalde categorie lezers (studenten?).’ Op 26 augustus 1982 wordt besloten in het maartnummer van 1983 aan dit 25-jarig bestaan aandacht te besteden. Men denkt daarbij aan twee of drie artikelen: dr. H. Bout zal schrijven over de functie van TR en Graafland zal een evaluatie en toekomstvisie geven. Ook wordt nog dr. A. Noordegraaf genoemd, maar tussen haakjes staat achter zijn naam: (vervalt). Tijdens de vergadering van 15 februari 1983 ligt het conceptartikel van Graafland ter tafel. ‘Op verzoek van de auteur wordt dit artikel in de redactievergadering besproken’, zo melden de notulen. Aanwezig zijn Bout, Graafland, De Gier, prof.dr. H. Jonker, prof.dr. S. van der Linde en prof.dr. W.H. Velema, terwijl dr. A. van Brummelen (wegens ziekte) en prof.dr. W. van 't Spijker ontbreken. We lezen dan:

Graafland licht zijn bedoelingen toe. Hij heeft een bijdrage willen leveren gekenmerkt door een persoonlijke benadering en analyse; een kritische stellingname op bepaalde punten; de overtuiging dat het noodzakelijk is, met het oog op de toekomst, nieuwe wegen aan te wijzen. Tijdens de bespreking – die in essentie als een beleidsdiscussie is op te vatten – komen verschillen in standpunt aan het licht. Onder meer de volgende punten brengen de redactieleden naar voren: de toonzetting; het ter sprake brengen van personen en de keuze van citaten; kernproblemen tegenover detailkwesties; het feit dat redactieleden zich willen kunnen herkennen in een kritisch artikel van een hunner; het feit dat een kritische doorlichting van het beleid in eerste instantie thuishoort op een redactievergadering. De in een open sfeer verlopende discussie – met alle ruimte voor repliek en dupliek – leidt tot de conclusie dat publikatie in deze vorm / opzet niet gewenst is. Misverstanden en ongewilde effecten kunnen beter voorkomen worden. Besloten wordt dat allen vóór de volgende vergadering na zullen denken over de wijze waarop met gebruikmaking van de verzamelde gegevens een andere opzet gerealiseerd kan worden.

Op 29 maart 1983 is de redactie opnieuw bijeen, waarbij Van Brummelen nog altijd wegens ziekte afwezig is en Van ‘t Spijker present, maar Graafland absent is. De notulen geven aan:

Uitvoerig wordt gesproken over het beleid, gelet op het feit dat ons tijdschrift 25 jaar bestaat. Het voorstel dat ieder redactielid op zijn terrein de veranderingen van de afgelopen 25 jaar in een terugblik-in-artikelvorm probeert aan te geven wordt moeilijk realiseerbaar geacht. Besloten wordt daarom af te zien van een uitvoerige terugblik in artikelvorm. Het is vooral van belang naar de toekomst te zien. Kan Theol.Ref. lijnen ontwikkelen naar de toekomst? Beoefening van de geref. theologie, verbonden met het verleden, maar tevens staande in het heden en gericht op de toekomst acht elk redactielid van fundamenteel belang. Een bespreking daarover tijdens een volgende vergadering kan zeer nuttig zijn. Gedacht wordt o.m. aan het kiezen van bepaalde onderwerpen en bepaalde scribenten. (Dit moet nog uitgewerkt worden).

In het maartnummer van 1983 verschijnt een korte beschouwing van H. Bout, ‘Na 25 jaar – hoe nu verder?’, die dus al voor de redactievergadering geschreven moet zijn. Hierin blijft Bout dicht bij zijn eigen vakgebied (het Oude Testament) en polemiseert hij met een historisch-kritische benadering die de eenheid van de Schrift verbreekt en het wonder ontkent. TR wil blijven uitgaan van de openbaring als hemels initiatief. ‘Bij het Woord leven, aan het Woord gehoorzamen, op het Woord hopen. Zo alleen kan ook ons werk van Th. Ref. doorgaan’ (TR, 24, nr.1,12).

Het artikel van Graafland is hiermee van de baan en dat is bij hem duidelijk in het verkeerde keelgat geschoten. Hij bezoekt in augustus 1983 en in februari, juni en september 1984 de redactievergaderingen niet meer. Tijdens laatstgenoemde vergadering, op 10 september, besluit de redactie contact met hem te zoeken om weer on speaking terms te komen:

Drie redactieleden - Van der Linde, Van 't Spijker en De Gier - zullen namens de redactie contact zoeken met Graafland om een nieuw begin mogelijk te maken. Graafland zal gevraagd worden de eerstvolgende redactievergadering weer aanwezig te zijn, waarbij hij alle gelegenheid zal krijgen zijn problematiek toe te lichten, bijv. aan de hand van enige kernpunten. Nadrukkelijk wordt het verlangen uitgesproken om als gezamenlijke redactie, staande in het heden, op fundamentele en functionele wijze gericht te zijn op de toekomst.

In deze geest schrijft De Gier op 30 september namens de redactie een brief aan Graafland (aanwezig in het archief van TR te Apeldoorn):

Amice frater,
Tijdens de laatste redactievergadering van Theologia Reformata hebben we vernomen dat je je voorlopig wat wilt distantiëren van het redactiewerk. We willen allereerst uitspreken dat we begrip hebben voor het feit dat je er behoefte aan hebt enigermate afstand te nemen, zodat er tijd en rust is voor overdenking en overweging, voor terugzien en vooruitzien. Wel voegen we er direct aan toe dat we van ganser harte hopen dat dit slechts van tijdelijke aard is. Wij moeten als redactie verder, maar we ervaren onze kring thans als incompleet. Daarom schrijven we deze brief en spreken de hoop uit dat, mede hierdoor, de huidige impasse spoedig doorbroken wordt en dat je je open plaats weer zult innemen.

Hoewel het je reeds mondeling was meegedeeld, willen we nog eens met nadruk zeggen dat de gehele redactie te allen tijde bereid is te praten over datgene wat je beweegt en bezighoudt. Die bereidheid houdt ook in dat we willen wachten tot je er zelf aan toe bent en ons een seintje geeft. Deze brief besluiten we met je wijsheid en Gods zegen toe te wensen bij je belangrijke werk binnen de gereformeerde theologie. We hopen op een spoedig tot ziens in de redactiekring.

Met broederlijke groeten,
Namens de redactie, (J. de Gier, redactiesecr.).

Deze actie miste haar uitwerking niet en zo is Graafland op 3 januari 1985 weer aanwezig en wordt, zoals de notulen aangeven, ‘uitvoerig met Graafland J. Hoek 3 van gedachten gewisseld over de interne problematiek.’ Hij krijgt dan alle ruimte om zijn punt nog eens te maken:

Graafland benadrukt dat gereformeerd zijn geen verstarring mag betekenen. Ook hier geldt: terug naar de Schrift. Aan de hand van de Schrift zullen we moeten en durven toetsen en analyseren: onze traditie (bijv. werk van de H. Geest, Verkiezing) en onze eigen geschiedenis, inclusief Calvijn (o.m. invloed scholastiek). Zowel traditie als confessie kunnen de toegang tot de Schrift blokkeren. Een grondige analyse zal z.i. “een gistende werking” hebben, maar dat werkt zuiverend en verhelderend. Zonder die mogelijkheid tot analyse is het gereformeerd-zijn krachteloos – en dat geldt ook voor Theol.Ref. – en blijft het geref. belijden in een diep dal.

Naar aanleiding van het bovenstaande worden o.m. de volgende kern-opmerkingen gemaakt:

- Theol. Ref. zit in een spanningsveld; enerzijds geen overbodige commotie veroorzaken, anderzijds een voortrekkersfunctie vervullen.

- Het dal buiten de geref. gezindte is veel groter dan daarbinnen; er zit blinkend goud in de geref. gezindte.

- Op wetenschappelijke wijze, met de stukken in de hand, aantonen wat “waarheid” en wat “onwaarheid” is, heeft in Theol. Ref. altijd gekund.

- Van groot belang is de toon waarin en de wijsheid waarmee het een en ander gebeurt.

Nadrukkelijk wordt uitgesproken dat we elkaar binnen de redactie nodig hebben, dat we samen aan het werk moeten. De gemeenschappelijke basis en wil daartoe zijn in voldoende mate aanwezig. Dit houdt in: eerst intern en pas daarna naar buiten. Graafland zal pogen een korte nota te schrijven met een concretisering van de probleemgebieden.

Hiermee was een kleine storm in de geschiedenis van TR overwonnen. Zoveel jaren later is het moeilijk en ook onnodig om deze hele gang van zaken te beoordelen. We lezen Graaflands verhaal nu in retrospectief en daarom onbevangen. Graafland schrijft uitdagend, gaat soms op tenen staan en deelt plaagstootjes uit. Collega's willen daartegenover meer de nuance, de evenwichtigheid en voorzichtigheid betrachten, zeker binnen eigen kring. De ‘partijen’ vinden elkaar uiteindelijk weer geheel in hun gemeenschappelijke Anliegen: continuïteit en actualiteit van gereformeerde theologie. De huidige redactie van TR kan instemmen met de kwalificaties die ds. Smit in zijn bovenvermelde brief van het artikel gaf: ‘een heel boeiend, breed opgezet en nog altijd leerzaam verhaal. Het geeft een heldere kijk op de theologische stand van zaken in de tachtiger jaren in de Gereformeerde Bond (en de Gereformeerde Gezindte)… Ik denk dat veel van zijn toenmalige kritische gedachten momenteel gemeengoed geworden zijn, maar toch voor velen zeer verhelderend zullen zijn.’ Daarom denkt de redactie – ook al beschikt zij over genoeg actuele kopij – er goed aan te doen gevolg te geven aan de suggestie van Smit om het artikel (aanwezig in het Historisch Documentatiecentrum aan de Vrije Universiteit) alsnog te plaatsen. Uiteraard heeft het verhaal van Graafland aan actualiteit ingeboet, maar het blijft interessant als een programmatisch artikel waarin hij zich (misschien wel voor het eerst) rekenschap geeft van de wegen die hij later in de tachtiger jaren nadrukkelijker zal inslaan (oprichting Kontekstueel in verband met de zoektocht naar gereformeerde hermeneutiek, erkenning charismata, openheid voor vrouwelijke ambtsdragers, herbezinning op de gereformeerde ambtsleer in het algemeen, relativering van de normativiteit van Calvijns exegese, etcetera). Het geeft ook een mooi overzicht van wat er in bijna 25 jaar in TR gepubliceerd is.

Ter introductie van het artikel haal ik enkele observaties van Graafland alvast naar voren:

• Met recht wijst Graafland op de belangrijke rol die TR heeft gespeeld bij de theologische emancipatie van de Gereformeerde Bond en later ook de Christelijke Gereformeerde Kerken;

• Graafland signaleert een beperktheid en eenzijdigheid van de thematiek die in de eerste 25 jaren van TR aan de orde komt. De overgrote meerderheid van de artikelen heeft betrekking op de geschiedenis van het gereformeerd protestantisme. Daarbij heeft een concentratie op de pneumatologie (de orde van het heil) en de kerkleer beperkend gewerkt. Calvijn is te veel als norm gehanteerd en de Nadere Reformatie te zeer in een negatief licht gesteld;

• De confrontatie met de nieuwere theologie heeft een grote plaats ingenomen. Het afwijzende, antithetische had hierbij de overhand, terwijl eigen positie en traditie in dogmatisch en ethisch opzicht werden geconserveerd. Hoe gegrond de kritiek op theologen als H.M. Kuitert en H. Berkhof ook was, toch deed zich hierbij het gevaar van negativisme en verenging, alsook verstarring voor. Graafland steekt hierbij de hand in eigen boezem en constateert dat de confrontatie een meer dialogisch karakter had moeten hebben. De waarheidselementen in de nieuwere theologie (bijv. van Karl Barth) zijn te weinig onderkend;

• De bijbelwetenschappen, met name rond het Oude Testament, zijn stiefmoederlijk bedeeld. Schriftkritiek werd afgewezen, maar positieve bijdragen zijn nauwelijks geleverd. TR bleek er niet aan toe om het authentieke van de reformatorische gehoorzaamheid aan de Schrift vruchtbaar te combineren met de mogelijkheden van een moderne wetenschapsbeoefening;

• De hermeneutiek is weinig aan de orde gekomen. Met name de hermeneutische betekenis van het traditum in relatie tot de Schrift, ofwel de verhouding tussen Schrift, Traditie en tradities, verdient een meer expliciete behandeling. Dit klemt temeer waar vanuit de missiologie de vinger wordt gelegd bij de tijdbetrokkenheid en daardoor ook tijd beperktheid (en, zouden we kunnen aanvullen, culturele bepaaldheid) van onze klassiekreformatorische belijdenisgeschriften en ook de theologie van Calvijn. Dat doet de noodzaak voelen om achter de Reformatie of zo mogelijk via de Reformatie tot de Schrift zelf te komen. We kunnen aan de reformatorische hermeneutiek, hoe waardevol ook, niet het alleenrecht toekennen om de Schrift uitputtend te verstaan;

• De vele nieuwe ethische vragen roepen om ‘een synthese van resoluutheid en duidelijkheid met tegelijk voorzichtigheid en bescheidenheid’;

• Een herijking van inzichten rond de heilsorde en met name de plaats van de wedergeboorte in relatie tot het geloof en de rechtvaardiging, alsook de verhouding tussen Wet en Evangelie of het belijden van de verkiezende God, is nodig en wel ‘door deze zaken meer direct onder het licht van de Schrift te plaatsen’;

• Inzake de verhouding tussen kerk en Israël is een duidelijke ontwikkeling op gang gekomen die een proeve zou kunnen zijn van voortgaand belijden ‘waarin juist het gereformeerd-zijn van onze theologie kenbaar wordt in haar gehoorzaam luisteren naar de Schrift, ook op wegen die onze belijdenisgeschriften (nog) niet hebben zien liggen’;

• Door de jaren heen ziet Graafland zich de ontwikkeling aftekenen dat er een breder arsenaal van theologische deskundigheid beschikbaar komt. Daarnaast ontwaart hij toch ook een verstarring van de fronten en daardoor een dreigend theologisch isolement. Het schort te veel aan het semper reformanda, waardoor het reformata aan bijbelse kracht en geloofwaardigheid inboet.

Nu we dit artikel 34 jaar na dato lezen, rijst uiteraard de vraag hoe het TR sindsdien is vergaan. Had Graaflands verhaal in 1982 een zeker profetisch gehalte? Kenmerkt de verdere ontwikkeling van het blad zich vooral door continuïteit of juist door discontinuïteit? Om deze vragen goed te kunnen beantwoorden, is een even diepgaande analyse nodig als die welke Graafland indertijd bood. Het lijkt gewettigd om zo'n analyse tot een volgend jubileumjaar uit te stellen. In elk geval kunnen we nu al wel constateren dat een globaal overzicht van de tweede 25 jaar TR of ook van de laatste tien jaargangen aantoont dat ons tijdschrift zijn gereformeerde karakter trouw is gebleven. Opmerkelijk is dat de redactie inmiddels, met instemming van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond, is uitgebreid met een lid vanuit de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) en een lid vanuit de Hersteld Hervormde Kerk. Wellicht is in de nabije toekomst verdere uitbreiding mogelijk om zo meer en meer de breedte van de gereformeerde gezindte te weerspiegelen. De door Graafland genoemde aanjagende functie met het oog op de beoefening van de theologie, niet alleen aan de academie, maar ook in de pastorie, is TR mutatis mutandis blijven vervullen. Er is duidelijk meer spreiding gekomen in de behandelde onderwerpen, zodat nu een eenzijdige fixatie op de geschiedenis van het gereformeerd protestantisme beslist niet meer aan de orde is. Zo komen bijvoorbeeld de bijbelwetenschappen met grote regelmaat aan bod, mede dankzij de vakkundigheid waarmee deze aan de theologische universiteiten in Kampen en Apeldoorn beoefend worden. Nadrukkelijk wil TR niet alleen ten dienste staan van de ontwikkeling van gereformeerde theologie, maar ook van kerk en geloof in de hedendaagse cultuur. Met name in themanummers wordt op de eigentijdse culturele context gereflecteerd. Recente nummers over de theologie van Karl Barth, Dietrich Bonhoeffer, over het Oude Testament of over muziek, laten een dialogische openheid zien die niet ten koste gaat van de eigen theologische identiteit. Als redactie willen we ons graag verder begeven in het spoor dat Graafland in 1982 voor zich zag: Theologia Reformata quia reformanda. Moge Gods zegen op dit voornemen en de uitvoering ervan rusten.

Dr. J. Hoek is emeritus buitengewoon hoogleraar gereformeerde spiritualiteit van de Protestantse Theologische Universiteit en parttime hoogleraar systematische theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit (Leuven).

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2016

Theologia Reformata | 97 Pagina's

Ten geleide

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2016

Theologia Reformata | 97 Pagina's