Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hagar - God ziet naar ons om (Genesis 16)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hagar - God ziet naar ons om (Genesis 16)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

I: Het geloof van Sarai

Ondanks alles blijft Sarai erin geloven. Zij en Abram wonen nu tien jaar in Kanaän. Die belofte heeft God vervuld. Ze hebben hun bestemming bereikt, maar missen hun doel. Ze hebben geen kind. Toch gelooft ze dat er een zoon zal komen. Dat heeft God beloofd.

Dat zíj de moeder van het kind zal zijn, moet ze uitsluiten. De feiten liegen niet. Onvruchtbaar is ze (11:30). Ze denkt zelfs dat ze uit de feiten Gods wil kan aflezen. ‘God heeft mijn baarmoeder toegesloten’ (16:2). Het kan niet en God wil het ook niet. Zij zal het kind niet baren.

Mogelijk hebben Abram en Sarai als alternatief aan Lot gedacht. Ze zouden hem als hun zoon kunnen gaan zien. Maar Lot en Abram waren uit elkaar gegroeid. De neef was zijn eigen weg gegaan. Abram bleef alleen achter. Lot kan de beloofde zoon niet worden. Toen was hun oog op Eliëzer gevallen. Een buitenlandse slaaf, uit Damascus. Duidelijk een tweede keus. Maar dat werd door God tegengesproken. Er zal een lijfelijke zoon van Abram komen (15:4). Maar hoe?

Het leven van Sarai is gericht op de vervulling van Gods belofte. Dat vindt ze zo belangrijk dat ze bereid is zichzelf weg te cijferen. Ze gaat zo ver dat ze haar echtgenoot wil delen. Ze legt haar slavin in de armen van Abram. Ze offert zichzelf op om Gods belofte vervuld te krijgen.

Ik bewonder Sarai. Dat ze na al die jaren blijft geloven in de komst van een zoon. En dat Gods belofte haar zoveel waard is, dat ze er alles voor over heeft. Maar haar geloof gaat mank. Als ze denkt dat zíj moet zorgen voor de vervulling van Gods belofte, heeft ze het mis. Mensen kunnen de toekomst niet maken. Het is niet toevallig dat Sarai onvruchtbaar is. Rebekka en Rachel zijn dat ook (25:21; 29:31). Niet één aartsmoeder wordt gewoon zwanger. Steeds is er een wonder nodig. Zo maakt God duidelijk dat alleen Hij een nieuwe toekomst opent.

De methode die Sarai kiest stuit ons tegen de borst. Dat een slavin een kind moet baren voor haar bazin, vinden we stuitend. Maar toen was dat gewoon. Het kwam zo vaak voor dat het zelfs wettelijk geregeld was. Een vrouw die kinderloos bleef, mocht één van haar slavinnen aan haar echtgenoot geven. Het kind dat uit die relatie geboren werd, moest de slavin afstaan en kwam toe aan de oorspronkelijke echtgenote.

Sarai zal in haar optreden dus niets verkeerds hebben gezien. Bovendien was Hagar voor haar een anonieme arbeidskracht. Het valt op dat Sarai haar naam nooit noemt. Het is ook typerend dat aan Hagar niets gevraagd wordt. Sarai geeft haar slavin gewoon ander werk. Niet in de keuken, maar in de slaapkamer. Ze moet een kind gaan baren.

Tussen de regels door laat de bijbelschrijver merken hoe fout het is wat Sarai doet. Hij schrijft: Abram luisterde naar de stem van Sarai (16:2). Dat hebben we eerder gelezen. Toen ging het ook over een man en een vrouw. Adam luisterde naar de stem van Eva. En zoals Eva de vrucht nam en aan Adam gaf, zo neemt Sarai Hagar en geeft haar aan Abram. Het is net als toen. Een nieuwe zondeval.

Zo hoopt Sarai op de kinderzegen. Niet uit haar lichaam, wel op haar naam. Het lijkt erop dat God het zegent. Want Hagar raakt in verwachting. Maar al snel ontstaat er wrijving tussen de vrouwen. Hagar is blij met haar zwangerschap. Fier loopt ze rond. Dat kan Sarai niet verdragen. Zij voelt zich vernederd. De slavin streeft haar voorbij. Sarai doet haar beklag bij Abram: die slavin weet haar plaats niet meer.

Dan laat Abram Hagar als een baksteen vallen. Ze is zijn wettige vrouw geworden, maar hij noemt haar nu: jouw slavin. ‘Neem jouw slavin en doe wat je goed vindt’. Abram wil zijn handen er niet aan vuil maken. Sarai mag het uitzoeken. En dat doet ze. Hagar wordt teruggedrongen in haar rol. Dat is zo pijnlijk, dat Hagar op de vlucht slaat.

Zo eindigt de gelovige kunstgreep van Sarai in een ravage. Hagar zal in de woestijn sterven en dat wordt ook de dood van haar kind. Het kind dat Abrams eersteling zou zijn. Sarai is haar slavin kwijt en Abram zijn tweede echtgenote. Hun huwelijk is opnieuw beschadigd en er is nog steeds geen kind. Wat een puinhoop. Ook gelovige mensen maken de geschiedenis niet.

II: Hagar in de woestijn

Op haar vlucht strandt Hagar in de woestijn. Daar ‘vindt’ de Engel des Heren haar. Die engel is nauwelijks van God te onderscheiden. God gaat dus zelf op zoek naar Hagar. Zoals een herder zijn kudde in de steek laat om het ene schaap te zoeken. En een vrouw haar huis ondersteboven keert om haar penning te vinden. Zo ingespannen zoekt God Hagar. Totdat Hij zeggen kan: ‘Mijn dochter was verloren en Ik heb haar gevonden. Ze was dood en is weer levend geworden’.

Wat een verschil met Abram en Sarai! Die hadden Hagar laten gaan. Het had weinig moeite gekost om Hagar terug te halen. Ze was een vrouw, ging alleen en was ook nog zwanger. Maar ze zijn haar liever kwijt dan rijk. Van Sarai begrijp ik dat. Hagar was haar concurrent. Maar Abram? Hij heeft met haar geslapen en ze draagt zijn kind! Toch laat hij haar gaan. Hoewel hij weet dat ze geen kans heeft om te overleven. Wat kunnen mensen ongenadig hard zijn.

God is anders. Hij zoekt haar op en spreekt haar aan. Dat is voor de bijbelschrijver zo verrassend, dat hij het meer dan eens vermeldt: de Engel van de Here zei tegen haar (7; 9; 10; 11). Vier keer en zonder variatie komen deze woorden terug. De herhaling drukt zijn grote verbazing uit: de Here zelf spreekt een vrouw aan. Een slavin zelfs, die op de vlucht is voor haar eigenaars. Bovendien een Egyptische, het land dat Israël later zal onderdrukken. Maar de voortvluchtige slavin uit Egypte ontvangt een goddelijke openbaring.

En God noemt haar naam. Dat hebben Abram en Sarai nooit gedaan. Maar voor God is Hagar een mens. Ze wordt persoonlijk aangesproken. Hagar kan er niet aan twijfelen dat ze door God geliefd is.

III: Nieuw leven in een oude situatie

De opdracht die God aan Hagar geeft is verbijsterend. Hij zegt: ‘Keer je om, ga terug’. Maar weet God dan wel waar ze vandaan komt? Hoe onhoudbaar het daar is? God weet precies wat er aan de hand is. Dat blijkt uit zijn woorden. Toen Sarai zich beklaagd had, had Abram gezegd: ‘Zie, je slavin, ik geef haar in jouw hand’. Daarna had Sarai Hagar ‘vernederd’. En wat zegt God nu? ‘Verneder je onder haar hand’. God kiest zijn woorden zorgvuldig. Hij laat blijken dat Hij weet wat Abram gezegd en wat Sarai gedaan heeft. Het woord ‘hand’ keert terug en ‘vernederen’ ook. Toch moet Hagar terug.

Waarom kiest God geen partij voor de zwakke? Waarom koopt Hij Hagar niet vrij? Waarom heft Hij de gebrokenheid in Abrams tent niet op? Ik weet het niet. Zoals ik ook niet weet waarom Gods koninkrijk nog niet gekomen is en alles nog bij het oude blijft. Oorlogen woeden en vluchtelingen stromen toe. Mensen lijden onder ziekte en verstoorde verhoudingen. Waarom? Ik weet het echt niet.

Maar God zorgt er wel voor dat Hagar terug kan keren. Want ze weet nu dat ze door God gezocht en gevonden en geliefd is.

En God geeft haar ook grote beloften. Haar kind zal een zoon zijn. Dat is het mooiste dat een oosterse vrouw kan ontvangen. En het is voor het eerst dat God zelf aan een kind een naam geeft. Hij zegt dat het kind ‘Ismaël’ moet heten. Zoveel waarde hecht Hij aan deze geboorte.

En God zal Ismaël laten uitgroeien tot een groot volk. Zijn ‘nageslacht zal zo talrijk zijn, dat het niet geteld kan worden’ (10). Abram had dezelfde belofte ontvangen: Jouw zaad zal zijn als het zand bij de zee en de sterren aan de hemel (15:5; 22:17). Izak ontvangt die belofte van het ontelbare ook (26:4). En Jacob eveneens (28:14). Naast deze drie aartsvaders staat nu een vrouw, een slavin, een Egyptische. En de belofte die zij ontvangt doet niet onder voor de beloften aan de vaderen. Zo groots zal de toekomst van Ismaël zijn.

Met zulke grote beloften kan Hagar terugkeren. Dit laat licht vallen op de oude situatie. Hagar weet nu dat voor haar kind een grote toekomst is weggelegd. Zo kan ze verder.

Wij moeten ook verder in een onverloste, oude wereld. Maar ook wij hebben grote beloften ontvangen voor onszelf en onze kinderen bij de doop en in de verkondiging van het evangelie. Beloften ook voor de wereld waarin wij leven: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. Het laatste wat Hagar in de onveranderde situatie op de been zal houden, is God.

Het is God zelf die zegt wie Hij voor Hagar zal zijn. Ze krijgt de opdracht om haar kind Ismael te noemen. En God legt zelf uit wat deze naam betekent: God hoort.

Het kind moet zo heten, omdat de Here haar ‘verdrukking’ gehoord heeft. Letterlijk: haar vernedering. Dat had in de vertaling terug moeten komen. Want daar gaat het nu juist om. Sarai had haar slavin vernederd en Hagar was weggevlucht. Toen had God haar gevonden. En naast al het goede wat God zei, zei Hij ook: ‘Ga terug naar je meesteres en verneder je onder haar handen’.

Voor die vernedering was Hagar weggevlucht. Maar God stuurt haar terug. Hagar moet zich laten vernederen. Dat is nu geen lot meer. Niet meer iets wat haar overkomt. Het is een keuze, een daad. Hagar kiest ervoor om deze lage plaats in te nemen. Ze láát zich vernederen. Omdat God het haar heeft opgedragen. Waarom weet ze niet. Maar ze gehoorzaamt. Ze volgt de Here zonder vragen. Hagar neemt haar kruis op zich. Ze aanvaardt het omdat God het wil. Dat maakt het kruis heel anders.

En er komt nog iets heel moois bij. Haar kind moet Ismaël heten omdat God hoort naar jouw vernedering. Dat heeft God gedaan. Daarom zocht Hij Hagar op in de woestijn. En als Hagar teruggaat en zich laat vernederen, zal God er ook bij zijn.

Hij zal haar zuchten en haar klagen horen. God zal het kritisch volgen. Sarai kan niet haar gang gaan. Want God zal het zien. En Hij blijft betrokken bij Hagar. Juist in haar vernedering.

De nood en de gebrokenheid in onze wereld duren voort. Mensen strijden tegen het onrecht en komen op voor de zwakken. Terecht. Maar we lossen niet alles op. Integendeel. Mensen maken geen geschiedenis. En terwijl de nood voortduurt, weten we dat God de vernedering van zijn schepping ziet. Hij is er intens bij betrokken. Zijn Geest zucht met ons mee. En op zijn tijd zal Hij antwoorden.

Nadat God heeft gezegd wie Hij is, spreekt Hagar zich uit. Het is opvallend dat ze niet reageert op de opdracht die God haar geeft. Ze zegt ook niets over de geweldige toekomst die God haar kind zal geven. Ze heeft het alleen maar over God. Dat heeft haar het meeste aangesproken. Daar kan ze mee verder. Met Hem kan ze verder. God is voor haar de God die tot haar gesproken heeft. ‘God heeft mij gezien’, jubelt ze ook. En om dit bijzondere gebeuren vast te houden, krijgt die plaats een naam: Lachai-Roï. Dat betekent: Bron van de Levende, die naar mij omziet.

Dat neemt Hagar mee als ze zich omkeert en teruggaat naar de oude situatie. De Here heeft mij gezocht en gevonden. Hij heeft mij aangesproken en mijn naam genoemd. Hij kent ook mijn kind en geeft het geweldige beloften. En Hij blijft nauw op ons beiden betrokken. Zo kan ze in de oude situatie nieuw en anders leven.

Dat geldt ook voor ons. Ook wij kunnen leven, al is er nog zoveel onveranderd en onverlost. We nemen een lage plaats in. We blijven op onze post en dragen ons kruis. En we weten dat God naar ons omziet.

P. Hoogendam is predikant van de Sionskerk in Veenendaal

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 2016

Theologia Reformata | 98 Pagina's

Hagar - God ziet naar ons om (Genesis 16)

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 2016

Theologia Reformata | 98 Pagina's