Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schriftbeschouwing.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schriftbeschouwing.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De openbaring van Jezus Christus. X.

Jezus de Profeet voor Sion.Hoort maar: „de getrouwe Getuige." Die den geheelen weg der zaligheid openbaart, Die getuigt van den Vader en van Zichzelf; Die onder Pontius Pilatus de goede belijdenis bevestigd heeft.

Of heeft de Heiland zelf niet gezegd: voorwaar, voorwaar zeg Ik u: wij spreken, wat wij weten en getuigen wat wij gezien hebben en gijlieden neemt onze getuigenis niet aan" (Joh. 3 : 11, 32). En op een andere plaats: de dingen, die Ik van God gehoord heb, dezelve spreek Ik tot de wereld" (Joh. 8 : 26).

Zoo is Jezus dus de groote en getrouwe Getuige des Heeren om te spreken en te doen naar Gods wil, voorstellende den weg des levens en des doods aan de menschenkinderen.

Niets heeft Hij achtergehouden van hetgeen de Vader wilde dat de menschen weten zouden, den een tot voordeel en den ander tot oordeel.

En nóg doet Hij Zijn getuigenis uitgaan tot de wereld en tot Zijn gemeente, den Geest uitzendende tot vertroosting en tot bemoediging, ook tot overtuiging van zonde en oordeel — waarom wij ook moeten weten, wat dat getuigenis Christi voor ons en voor ons huis is.

Ontloopen kunnen wij het niet; het is overal. Maar is het ons reeds tot voordeel ? Is het reeds een lieflijke klank voor ons? Mogen wij er ons reeds in verheugen, in 'tgeen de Heiland heeft geopenbaard? Is 't ons reeds tot verzoening van onze zonden, tot kennisse van vrede en vreugd ? Is 't ons reeds tot wijsheid en goed verstand ? Is 't ons reeds als uitgezochte spijs?

Zijn Woord bestaat tot in eeuwigheid — en die Hem vindt trekt een welgevallen bij den Heere 1

En dan is Jezus de Priester voor Sion. Want zoo staat er: de Eerstgeborene uit de dooden. En dat veronderstelt Zijn lijden en dood. Dat vermeldt, dat Hij gestorven is om de zonden Zijns volks te verzoenen en dat Hij is opgewekt om Zijn volk gerechtigheid te schenken.

En ja — Hij is de Leeuw uit Juda's stam. Hij is de Vorst des levens, die satan, dood en hel heeft overwonnen. Hij is de sterke Held, die tot in het diepst van het huis van den sterk gewapende is ingegaan, om hem zijn roof te ontnemen en die de Doorbreker is om al Zijn volk in te brengen in het hemelsch Kanaan.

O, is dat niet een troost voor de ziele, die op Christus mag hopen? Ach, laat dan de wereld Zijn getuigenis en woord belachen, bestrijden en bespotten.

Laat dan de wereld de getuigen van Christus vervolgen, haten en dooden. Volk des Heeren, houdt vast in den gèloove aan het getuigenis van uwen Heiland, want het is het Woord van Gods eeuwige waarheid. En o! Hij die u door Zijn getuigenis tot het leven geroepen heeft. Hij is de Eerstgeborene uit de dooden, Die voor u gestorven is om u eeuwig vrij te maken en te behouden. Ja, schaart u rondom Zijn getuigenis, het getuigenis des Heeren, want allen die in Hem gelooven en Zijn Naam belijden zullen leven tot in eeuwigheid.

Hij is eerst opgestaan, als het Hoofd van Zijn volk; en nu Hij is doorgebroken door alle helsche machten henen, met betaling van al de schuld Zijns volks, nu zal ook gansch Sion leven en ingaan in het hemelsch Jeruzalem.

Hij heeft gezegd: „Ik leef— en gij zult leven." Zelfs geen koning of keizer zal het tegen den Heiland kunnen uithouden. Want Jezus is oók „de Overste van de koningen der aarde!" Dat is wat anders dan de vorsten en de volkeren droomen!

Die beraadslagen ie zamen en zeggen: wat hebben wij met Hem van doen! laat ons hunne banden verscheuren en hunne touwen van ons werpen, wij willen niet dat Deze Koning over ons zal zijn!"

En o, dan staat hier, dan roept Johannes het hier uit: Jezus, Sions Borg en Middelaar is de Overste van de koningen der aarde!

W at een oordeel over de handelingen der vorsten, die naar den Christus Gods niet vragen!

't Zal tot hun verbrijzeling zijn!

O! wat zal het in het eind een teleurstelling geven, als de koningen der aarde den Christus Gods zullen ontmoeten.

Ja — dan zal Christus de Heerscher, de Oppermachtige zijn, die Zijn vijanden zal uitwerpen in den poel van vuur en sulfer.

O! wat is ieder dan te beklagen, die Christus veracht, die Zijn getuigenis niet aanneemt, die Zijn ordinantiën vertreedt.

Zelfs al is men koning, dan zal men nog verbrijzeld worden! Waarom de Heere nog zoo ernstig roept: „Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden." Waarbij de ziele die op Christus mag hopen door deze dingen mag vertroost worden, want Sions Koning is een groot Koning, Die regeert tot in eeuwigheid.

„Uw goedheid straalt hen toe; Uw macht schraagt hen in 't lijden; Uw onbezweken trouw zal nooit hun val gedoogen, Maar Uw gerechtigheid hen naar uw Woord verhoogen."

En dan volgt vers 5b, en 6. „Hem die ons heeft liefgehad en ons van onze zonden gewasschen heeft in Zijn bloed, en die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en Zijnen Vader; Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid, Amen.

Dat is dus Johannes' lofprijzing des Heeren, daarin beschrijvende de weldadigheden des Zoons voor Zijn Kerk geopenbaard. Wat heeft de Heiland van eeuwigheid groote liefde geopenbaard over Zijn erfdeel!

Want door Zijn liefde gedreven heeft Hij zich in de eeuwigheid aan den Vader gegeven als het rantsoen dat Sion verlossen zou en uit liefde heeft Hij Zijn bloed uitgestort, om Zijn erfdeel af te wasschen en te reinigen, om hen van den dood te verlossen, om hen vrij te maken, om ben te maken tot een koninklijk priesterdom.

Uit het diensthuis van Satan wilde Hij hen uitleiden, om hen te doen naderen voor Gods heilig aangezichte, opdat zij als een verkregen volk, in zuiverheid des geestes, den Heere zouden dienen, zich zelf opofferend als een levend dankoffer, met. de hartgrondige belijdenis: niet ons, niet ons o Heere! U zij de eere en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen!

Ja — welgelukzalig zijn allen, die den Heere mogen kennen, dienen en vreezen; die op Zijne goedertierenheid hopen en op Zijn Naam vertrouwen. Zij zullen leven door hun Koning. Zij zullen 't hoofd omhoog steken en d'eerkroon dragen, door Hem, door Hem alléén, om 't eeuwig welbehagen!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1910

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Schriftbeschouwing.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1910

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's