Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stemmen en klanken uit den Bond

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stemmen en klanken uit den Bond

4 minuten leestijd

Mijn Couranten-uurtje.

Een vertelling.

II.

Nummer twee van mijn Vrijdagavondsche visite is een heel andere persoonlijkheid. Een deftig heer, wiens hooge hoed en gekleede jas perfect staan, en die in zwarte confectie zijn keur vindt, terwijl hij het altijd omzoomt met het reinste linnengoed aan boord en jasmouwen. Een voorbeeld van nette gereformeerdheid en gereformeerde netheid voor velen. Zijn afkomst is uit Leiden, de academiestad, en niet alleen aan het Dr. voor zijn naam maar ook aan zijn statige manieren is het te bemerken dat zijn opvoeding naar den eisch voorbeeldig geweest is. Hij is goed Hervormd, orthodox in zijn bespreking en confessioneel in zijn allures.

Ondanks al deze voortreffelijke kwaliteiten moet ik er tot mijn spijt bijvoegen dat ik het meer niet dan wel met hem eens ben, en het duurt dan ook gewoonlijk niet zoo heel lang of er komt eene botsing in onze conversatie. Dan hokt het, en dan is het moeielijk om het weer zoo te krijgen als het wel zijn moest. Het jammerste van alles is, dat deze vriend niet altijd eerlijk in zijn beoordeeling is. Liefst negeert hij absoluut wat niet in zijn kraam te pas komt. En wees er van overtuigd, dat ge jaren op antwoord kunt wachten als ge hem iets vraagt, waarover hij zich liever niet uitlaat of waarvan het antwoord hem in moeilijkheid zou kunnen brengen met zichzelf of met zijn vrienden. Dan zwijgt hij „als een mof", en heusch, knap zou de man zijn die hem over zulk een kwestie aan het spreken kon brengen. Een andere weinig beminnelijke eigenschap is, dat hij na een heel lange inleiding met behendige slimheid om de zaak weet heen te redeneeren, eu den onkundigen toehoorder een schijn van recht weet voor te spiegelen, terwijl hij in den grond der zaak toch geheel abuis is. En een derde moeielijkheid in onze conversatie is gelegen in het feit, dat hij weinig houdt van „nieuwe dingen" op theologisch en kerkelijk gebied, omdat hij vindt zoowat het beste wat er te bereiken is zelf al te bezitten. Nieuwe bladen bijvoorbeeld moeten het altijd ontgelden bij hem, en wee hunner als zij wat anders willen dan hij wil, of wat anders willen dan zij vroeger wilden, dan luidt het met een zeker gebaar van zelfgenoegzaamheid: „er zou wel oorzaak zijn om de rekening eens op te maken, maar al doen we dat niet, men houde 't ons ten goede dat we toch de verschijning van zoo'n minderwaardig blad wat uit de hoogte blijven aanzien." Laatst was het merkwaardig in onze huiskamer om ons dispuut aan te hooren. We kregen de praat over „gereformeerd", en daar maakte mijn vriend zich toch zóó kwaad over dat woordje „gereformeerd", en nog wel of het met een g of met een G geschreven moest worden. Neen, zei hij, als het met een kleine g blijft, dan kan het nog, maar o wee, als 't een groote G werd, dan zou het heelemaal misloopen. Och, och, wat maakte dat heer zich toen boos! Hij stampte op den grond van geweld, en hij maakte zich zoo heftig, dat mijn dierbare echtgenoote later ervan zeide: „dat soort van de kleine g handelt toch ook nog wel eens erg on — g —"! Nu ja, de natuur gaat ook wel eens boven de leer! Over bonden praten we samen maar nooit. „Gereformeerde Bond" en „Zendingsbond" vindt hij beide maar matig-g, en te veel-G, en de „gezangenkwestie", alsmede zeker soort van onderwerpelijke predikaties of ook de „blauwtjes uit Maassluis" blijven buiten verhandeling. „Als men zekere puntjes raakt, dan voelt men, o roosje, uw doornen." Onze besprekingen kenmerken zich verder door netheid van toon, accuraatheid van uitspraak en deftigheid wat den vorm aangaat, en wat de „bon-ton" betreft laat het nooit te wenschen over. Toch ben ik niet zoo erg droevig, dat hij alleen maar Vrijdagsavonds komt. Men kan ook van het goede te veel krijgen. {Slot volgt.) X.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1910

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

Stemmen en klanken uit den Bond

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1910

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's