Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staat en Maatschappij.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat en Maatschappij.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ontzettende cijfers.

Zondag werd te Utrecht de jaarlijksche algemeene vergadering van den Nieuw-Malthusiaanschen Bond gehouden.

Naar uit het verslag bleek, steeg het aantal leden der vereeniging van 2217 tot 2860. 4821 gezinnen wendden zich in 1910 schriftelijk tot het hoofdbestuur om inlichtingen en vele arme vrouwen werden kosteloos door de deskundige medewerksters geholpen. Door hoofdbestuur en afdeelingen samen werden in het afgeloopen jaar  57.000 blaadjes en 1200 brochures verspreid ter theoretische bespreking der beginselen van den .bond, terwijl bovendien ruim 9.000 middelenboekjes werden verstrekt, uitsluitend aan gehuwden, die dit verlangden. Nieuwe afdeelingen werden opgericht te Leerdam en Leuven.

Uit deze cijfers blijkt duidelijk, welk een krachtige actie door den Nieuw-Malthusiaanschen bond ter verspreiding zijner beginselen wordt gedreven en hoe die bond er niet voor terugdeinst, om publiekelijk zijne schaamtelooze practijken onder het volk te blijven verbreiden; ja zelfs ging de bond daarmede ditmaal zoo ver, dat men brutaalweg besloot, om den naam van den bond in dien zin te wijzigen, dat er aan wordt toegevoegd de woorden : „ter bewuste regeling van het kindertal".

Dat nu de gevolgen van het in toepassing brengen der verderfelijke Nieuw-Malthusiaansche beginselen niet uitblijven, maar die toepassing steeds ernstiger den aanwas der bevolking bedreigt en daardoor ten slotte vernietigend op ons volksbestaan inwerkt, daarvan leverde dezer dagen een bericht uit de „Nieuwe Rotterdamsche Courant" opnieuw| het bewijs.

In dit blad wordt het met de cijfers gestaafd, hoe er niet alleen achteruitgang der schoolbevolking aan de openbare scholen tel Amsterdam valt waar te nemen, maar hoe deze achteruitgang aanhoudt.

Zoo wordt medegedeeld, dat terwijl de bevolking der openbare scholen haar hoogst cijfer in 1904 bereikte, deze sinds dien tijd afnam van 67.922 in December 1904 tol 63.302 in December 1909, een teruggang dus met 4690 leerlingen. De bevolking der bijzondere scholen, die tot 1906 vrijwel stationair bleef, klom sinds dien tijd met ongeveer 1200.

Het gevolg van dien achteruitgang op de openbare school was, dat men in het begin van 1906 begon met scholen op te heffen. In twee jaar tijds daalde het getal scholen met 10. In' 1910 zijn weer drie scholen verdwenen en thans zal nog een .school worden opgeheven, omdat er voor deze school geen leerlingen genoeg zijn om een aanvangsklasse te vormen.

Stond het zoo met de openbare school; het getal bijzondere scholen steeg.

En als nu opgemerkt wordt, dat de daling bij het openbaar onderwijs de stijging bij het bijzonder onderwijs overtreft, terwijl toch de bevolking der gemeente niet achteruit' gaat en de vraag gedaan wordt, waaraan deze daling is toe te schrijven, dan luidt het antwoord: dat de hoofdoorzaak zonder twijfel hierin ligt, dat het aantal geboorten afneemt Op de 1000 inwoners verminderde het aantal geboorten van 1899 tot 1907 van 30 to 25.5. In 1904 bedroeg het het 27.1, ongeveei 10 procent minder dan in 1899, zoodat het aantal leerlingen, waarvoor 5 jaar na deze jaren plaatsing op de scholen werd gevraagd ook aanmerkelijk minder moest zijn.

Men ziet uit deze ontzettende cijfers, welke heillooze gevolgen het propageeren der Nieuw-Malthusiaansche beginselen na zich sleept.

Zoo ergens elders, dan is hier een krachtige bestrijding tegen de zedeloosheid op hare plaats.

Niet op de hoogte.

In het orgaan der Vereeniging van Hoofden van openbare scholen „De School" komt in het nummer van 21 Januari een ingezonden stuk voor, getiteld: „ De openbare school en de doopbelofte der Hervormden." De schrijver van het stuk, waarschijnlijk het hoofd der openbare school, is de heer J. Bonsema te Terkaple-Akmarijp.

Om de merkwaardigheid drukken wij het schrijven in zijn geheel af; het luidt:

Wanneer ergens een orthodox predikant zijn gemeenteleden warm wil maken voor een zoogenaamd ^Christelijke" school, dan brengt hij gewoonlijk de doopbelofte in 't vuur en stelt vast, dat voor hen die deze belofte aflegden, de plicht bestaat kerkelijk schoolonderwijs voor hun kinderen te begeeren.

Maar hoe luidt die belofte ?

»0f gij niet belooft en voorneemt deze kinderen, als ze tot hun verstand gekomen zijn, in de voorzegde leer naar uw vermogen te onderwijzen of te doen en te helpen onderwijzen.

Mij dunkt — en ik noodig ieder uit het tegendeel te bewijzen — hier is enkel sprake van onderwijs in de kerkleer en er wordt niet gerept van scholen in den gewonen zin des woords. Bovendien beloven de ouders dat onderwijs zelf te zullen geven, zoo niet, dat ze 't zullen doen geven, maar daarbij hun medewerking willen verleenen. Wie is dus in het tweede geval daartoe aangewezen ? Wie anders dan de dienaar der Kerk, de predikant. En 't onderwijs in die leer is dus het catechetisch onderwijs, in de volkstaal het - vragenleeren-. Wanneer zijn de kinderen daarvoor rijp?

Onze vaderen wisten het beter dan de hedendaagsche ijveraars: "als ze tot hun verstand gekomen zijn."

Op de laatste woorden, die veel hebben ven een profanatie, gaan we natuurlijk niet in. Maar wat te .zeggen van eene redeneering zooals deze hierboven wordt gegeven en van de beteekenis, die de inzender hecht aan de woorden: „de voorzegde leer.'"

Immers het behoeft niet nader betoogd te worden, dat de Doopsgelofte veel breeder terrein omvat als de schrijver wel meent.

De Doopsgelofte, wijzende op de leer der Kerk, heeft toch niet alleen het oog op het leven overeenkomstig de leer in het huisgezin en in de Kerk, maar spreekt van een grootbrengen van het kind in de wereld-en levens-en geestesbeschouwing der Kerk. In de Doopsgelofte zijn conditiën aangegeven die geheel de opvoeding, in al haar deelen en gedurende gansch haar verloop binden.

Zoo hebben de vaderen het altijd bedoeld en voorgestaan.

Dat nu een voorstander van de openbare school de beteekenis der Doopsgelofte niet verstaat, is te begrijpen, maar laat zoo iemand dan ook niet in deze zaken als gezaghebbende autoriteit optreden, te meer niet, waar hij niet eens schijnt te weten dat de bedoelde Doopsgelofte niet alleen geldt voor de Hervormde Kerk, dus voor die Kerk iets aparts is, maar voor alle Gereformeerde Kerken bindend is.

Een knieval voor het socialisme.

Terecht wordt van verschillende zijden geprotesteerd tegen het besluit der Centrale Vereeniging ter bestrijding van de tuberculose, om wijziging te brengen in het eenmaal opgevat voornemen ten aanzien van het verzamelen van gelden jaarlijks op 30 April.

Men herinnert zich dat, om het zoo te noemen, bij handreiking, het Nederlandsche volk besloot, om op 30 April uit dankbaarheid voor de geboorte van Prinses Juliana eene inzameling te houden van gelden om de kosten te bestrijden van het verplegen van longlijders in sanatoria en dergelijke inrichtingen. Het Juliana bloempje — het madeliefje met oranjehartje — zou dan voor een klein bedrag ten verkoop worden aangeboden.

Zooals te begrijpen is, verzetten zich de socialisten van meetaf tegen deze inzameling. Niet omdat men van die zijde het doel waarvoor men rondging afkeurde, maar omdat het hier gold een blijk van verknochtheid aan het Oranjehuis.

En zoo iets achtte men uit den booze. Naar de Centrale Vereeniging zich nu voorneemt, zal om tegemoet te komen aan de verlangens der sociaal-democraten de naam van „ Juliana-bloem" gewijzigd worden in dien van „Weldadigheidsbloem", de Centrale Vereeniging zal verder uitzien naar een andere bloem, waarin de oranjekleur wordt gemist, en ook zal de inzameling niet meer plaats hebben op 30 April, maar op een anderen datum.

Tegen dien knieval voor het socialisme komen wij met nadruk op. En ons protest sta naast dat van anderen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Staat en Maatschappij.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's