Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Belijdenis.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Belijdenis.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Art. ld. almachtig, volkomen wijs, rechtvaardig, goed en een zeer overvloedige fontein aller goeden.

XII.

God is ook almachtig. Wil dat zeggen dat de Heere alles kan ? Neen, maar het wil wel zeggen dat God alles kan uitwerken wat Hij wil. Zijn wil is de eenige maatstaf van Zijn vermogen.

Nu hebben we echter hierbij wel in het oog te houden dat de Heere nooit wil hetgeen in strijd is met Zijn eigen Wezen, hetgeen dus in strijd met de Waarheid zou zijn.

De Heere kan b.v. niet liegen. Hij die de overwinning Israels is, liegt niet. De Heere kan ook zichzelven niet verloochenen, aangezien ook dat in strijd met Zijn heilig Wezen zou zijn.

Gods vermogen is dus alleen bepaald door God zelf. Maar anders „dan zal geen ding bij den Heere onmogelijk zijn." Dan is „onze God in den hemel en doet al wat Hem behaagt." Ja, dan „doet de Heere naar Zijnen wil met het heir des hemels en met de inwoners der aarde" en dan „is er niemand die Zijne hand afslaan of tot Hem zeggen kan: wat doet gij ? "

Alle dingen die onmogelijk zijn bij de menschen zijn dan ook mogelijk bij God. Dat toont de Heere in het rijk der natuur, in het werk van schepping en voorzienigheid; maar dat toont de Heere niet minder in het rijk der genade; vraagt het maar aan allen die geestelijk van dood levend, van blind ziende, van doof hoorende zijn gemaakt, en zij zullen allen overeenstemmen in deze belijdenis, dat er voor den Heere niets te wonderlijk is.

Maar niet slechts almachtig, God de Heere is volgens art. 1 onzer Belijdenis ook volkomen wijs. Let wel op dat volkomen wijs. Immers vanr Zijne wijsheid — een van Gods z g.n. mededeelbare eigenschappen — heeft de Heere ook iets aan Zijne schepselen medegedeeld. Sommige menschen zijn met weinige, anderen daarentegen met veel verstandelijke gaven toegerust en al naarmate die gaven ontwikkeld zijn, zijn we met meerdere of mindere wijsheid bedeeld. Vooral in onze tegenwoordige dagen heeft onder het voorzienig bestel des Heeren de menschelijke wijsheid, de wetenschap het zeer ver gebracht en wie zal zeggen hoeveel sporten men op den ladder der wetenschap nog hooger zal klimmen.

Maar hoe wijs een schepsel Gods hier op aarde ook zij, vergeleken bij de volkomen wijsheid Gods is zijn kennis toch nooit anders dan een droppel aan den emmer en een stofje aan de weegschaal. .

De Heere is volkomen wijs; Hij is de God der wetenschappen; Hij kent alle dingen op de meest volkomen en op de allervolmaaktste wijze. Immers „wie heeft den Geest des Heeren bestierd en wie heeft Hem als zijn raadsman onderwezen? De dichter van Psalm 147 heeft het dan ook wel mogen uitroepen: „Zijns verstands is geen getal." .

Na de wijsheid noemt onze Belijdenis ook de rechtvaardigheid Gods. Dat is een deugd van 's Heeren Wezen waarvan de mensch dezer wereld het meest afkeerig is en waarmee het oppervlakkige Christendom onzer dagen ook maar liefst geen rekening houdt. Ja, als ge spreekt over de liefde en over de goedheid Gods dan is zelfs het kind der wereld nog wel eens geneigd het oor te luisteren te leggen, maar als ge de snaren raakt van Gods heilig en onkreukbaar recht dan keert zelfs zoo menigeen, die nog op den Christennaam! aanspraak maakt, zich morrend van u af, omdat hij in zijn dwaasheid meent dat door de liefde Gods Zijn recht ten eenenmale is buitengesloten.

Dwaze voorstelling die men zich op deze wijze van het Wezen Gods heeft gevormd. Alsof Gods liefde niet zou zijn de heilige liefde en alsof de heiligheid dier liefde ooit dulden zou dat zij ongestraft geschonden wordt! Neen, - het is immers juist die heilige liefde Gods die als zij geschonden wordt zich wreken moet; en daarom laten we nooit meenen dat de Heere van Zijn heilig recht afstand zou doen. Abraham verstond dat reeds als hij vroeg: „Zou de Rechter der gansche aarde geen recht doen? "

'En is die rechtvaardigheid Gods nu aan de eene zijde een oorzaak tot schrik voor den zondaar, — immers die rechtvaardigheid Gods zegt het hem dat de Heere is een Wreker, zeer grimmig, die den toorn Zijnen vijanden behoudt, — aan de andere zijde is zij een bron van troost voor een ieder die door genade het recht Gods leerde billijken. Immers nu is het juist dat recht waardoor Zion verlost wordt; en als wij nu onze zonden belijden, dan is het juist, omdat Hij getrouw en rechtvaardig is, dat Hij ons de zonden vergeeft.

Gods liefde is dus als gij haar eenerzijds beziet Zijn rechtvaardigheid, maar anderzijds bezien is het Zijne barmhartigheid en genade of zooals onze Belijdenis het noemt: Zijne goedheid.

Immers de Heere is, zoo zegt art. 1 ten slotte, ook goed en bovendien een zeer overvloedige fontein aller goeden.

De Heere is goed. In zekeren zin is de Heere aan allen goed. Zijne barmhartigheden toch zijn over alle Zijne werken. Ja, alles wat leeft en adem heeft deelt in de algemeene goedertierenheid des Heeren, en het is inzonderheid, aan den mensch, die zich door zijne zonden de zegeningen des Heeren zoo duizendwerf onwaardig heeft gemaakt, dat God zich betoont als de algoede God; het is inzonderheid aan dien ellendigen mensch dat de Heere nog Zijne barmhartigheid en aan dien doemwaardigen mensch dat de Heere nog Zijne lankmoedigheid betoonen en verheerlijken wil.

Maar naast die algemeene goedheid Gods, waarin alle menschen, ja waarin alle schepselen zich mogen verlustigen, is er nog een bijzondere goedheid, een bijzondere genade die de Heere bewijst aan alle dezulken, die daartoe door Hem zijn verordineerd. Er is naast de algemeene gunst een bijzondere genade die de Heere schenkt aan een iegelijk die Hem met een waarachtig hart om die genade leert bidden, aan een iegelijk in wiens ziele de tollenaarsbede: „o God, wees mij zondaar genadig" levendig werd.

En in beide gevallen nu, zoowel wat Zijne algemeene als Zijne bijzondere goedheid betreft, blijkt de Heere niet slechts de goede, maar ook een zeer overvloedige fontein aller goeden te zijn. Of is het in het natuurlijk leven niet waar dat alle goede gaven en volmaakte giften van God als van den Vader der lichten tot ons nederdalen? en zijn in het geestelijk leven de vergeving der zonden, de eeuwige gerechtigheid en de zaligheid in Christus bereid, niet de rijke weldaden die uit den Heere als uit een overvloedige fontein opwellen?

Ja, de Heere is de bron van alle licht, de bron van alle leven, de bron van alle liefde; de Heere is de eenige bron en oorzaak van alle heil en zaligheid die hier in beginsel en eenmaal in volkomenheid het deel zijn van een iegelijk die de vreeze des Heeren is toegedaan. Gelijk een fontein gewoonlijk een overvloed van water bevat en gelijk een fontein dat water in zichzelve bezit, zoo is het ook met den Heere. Hij is het die het leven, den adem en alle dingen in zichzelven bezit en die nu een iegelijk die tot Hem de toevlucht zoekt uit Zijne volheid genade voor genade verleent.

Wat een rijke God is dat eenig en eenvoudig geestelijk Wezen dan, dat ons in art. 1 van onze Belijdenis beschreven wordt.

Gelukkig wie het nu den dichter van Psalm 48 maar mag nazeggen:   

Want deze God is onze God;

Hij is ons deel, ons zalig lot;                                                                                     Door tijd noch eeuwigheid te scheiden;                                                                       Ter dood toe zal Hij ons geleiden.

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Onze Belijdenis.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's