Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Belijdenis.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Belijdenis.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Art. 3a: Wij belijden dat dit Woord Gods niet is gezonden noch voortgebracht door den menschelijken wil; maar de heilige mannen Gods hebben gesproken, gedreven zijnde door den H. Geest, gelijk de heilige Petrus zegt.

XVII.

Daar is een algemeene en een bijzondere Godsopenbaring. De algemeene openbaring van Zichzelf geeft God in de natuur, en de bijzondere openbaring vinden we in de H. Schrift.

Niet dat de H. Schrift met de bijzondere Godsopenbaring vereenzelvigd mag worden. Immers dat deze openbaring breeder is dan het beschreven Woord Gods, dat blijkt al reeds aanstonds daaruit, dat er een tijd was waarin er wel een bijzondere Godsopenbaring, maar waarin er nog geen beschreven Woord bestond.

Het was in de dagen vóór Mozes, den man Gods, door Wien de Heere het eerst Zijn Woord op schrift heeft doen brengen. Toen openbaarde de Heere Zich in bij zonderen zin door mondeling met Zijn volk te spreken en door hun te verschijnen in droom en visioen.

Denk maar aan de wijze waarop de Heere persoonlijk tot Abraham sprak, of aan de manier waarop Hij Zich aan Jacob deed kennen als de God des Verbonds, of aan de droomen van Jozef, of ook aan het gezicht van Mozes bij den brandenden braambosch.

Al deze openbaringen des Heeren bewijzen de waarheid van het woord waarmee de apostel Paulus zijn Hebreërbrief begint, dat n.l. God voor Hij „in de laatste dagen sprak door den Zoon, voortijds veelmaal en op velerlei wijzen tot de vaderen gesproken heeft."

En ook daarin schittert weer de ondoorgrondelijke wijsheid Gods, dat Hij juist in die dagen Zich bediend heeft van het gesproken, terwijl Hij straks Zich meer is gaan bedienen van het geschreven Woord.

Immers juist in die dagen kon het gesproken Woord des Heeren zooveel gemakkelijker dan later worden voortgeplant. De levensduur toch der menschenkinderen was toen zooveel langer dan nu. Denk slechts aan de meer dan 900 jaren die toen meerderen hebben bereikt. Eeuwen lang kon men uit den mond der stamvaders vernemen wat God tot hen had gezegd. Aan hoevele geslachten kon b v. Adam niet vertellen wat hij voor en na den val ondervonden had; aan hoevele van zijne nakomelingen, tot aan Lamech den vader van Noach toe, kon hij niet verhalen van den vloek dien God om der zonde wil over het aardrijk had uitgesproken, maar ook van de belofte des Evangelies die in de Paradijsbelofte lag opgesloten.

Zoo is in de eerste 25 eeuwen na de Schepping de bijzondere Godsopenbaring dus niet een schriftelijke openbaring geweest en daaruit blijkt duidelijk dat de bijzondere openbaring, die thans wel door de Heilige Schrift tot ons komt, niet met die Schrift vereenzelvigd mag worden. Doch als we nu eenerzijds waken tegen de dwaling alsof er tusschen de H. Schrift en de bijzondere Godsopenbaring gansch geen onderscheid zou zijn, dan dienen wij anderzijds op onze hoede te wezen tegen de juist tegenovergestelde dwaling dat n.l. deze bijzondere Godsopenbaring geheel en al van de H. Schrift kan losgemaakt worden, dat er dus tusschen beiden niet alleen een onderscheiding, - maar een zeer besliste scheiding zou zijn.

Er zijn inderdaad velen die het op deze wijze voorstellen en het is met name de ethische richting ten onzent, die het doet voorkomen alsof er wel eene bijzondere Godsopenbaring is en alsof die openbaring ook wel het gemoed van de schrijvers van onzen Bijbel heeft aangegrepen en in hen verschillende aandoeningen en gewaarwordingen heeft gewekt, maar alsof verder de beschrijving van deze openbaring, de mededeeling van die aandoeningen en gewaarwordingen geheel aan deze personen zelve zou zijn overgelaten, en dus zonder de bijzondere inwerking des Heiligen Geestes geschied zou zijn.

Wanneer wij het zoo opvatten, dan gevoelt ieder dat er in de H. Schrift dingen zijn die wel tot de bijzondere Godsopenbaring gerekend moeten worden, maar dat er ook dingen zijn die er niet toe behooren, dat dus het Woord Gods wel in de H. Schrift is vervat, maar dat de H. Schrift zelf niet het Woord des Heeren kan genoemd worden. En op dit standpunt komt men er natuurlijk van zelf toe, dat wij ons menschelijk verstand of ons menschelijk gevoel laten uitmaken wat dan wel en wat niet tot de bijzondere Godsopenbaring behoort.

Tegen deze opvatting echter, die ook in strijd is met de duidelijke verklaring die de H. Schrift van zichzelf geeft, komt ook onze Belijdenis op als zij in het eerste gedeelte van Art. 3 met den aposrel Petrus zegt: dat het Woord Gods niet is gezonden noch voortgebracht door den wil van den men.scb, maar dat de heilige mannen Gods, toen zij spraken, gedreven zijn door den Heiligen Geest.

Hier wordt de H. Schrift dus voorgesteld als een bijzonder werk van den Heiligen Geest, een werk dat van de bijzondere Godsopenbaring wel onderscheiden kan worden, maar daar nooit van te scheiden is. Integendeel, de H. Schrift is van de bijzondere Godsopenbaring de afsluiting, de voltooiing, of wilt ge liever, zij is de sluitsteen er van.

Nu is daar verschil in de wijze waarop men zich deze z.g.n. inspiratie der H. Schrift, m. a. w. die drijving des H. Geestes bij de Bijbelschrijvers kan voorstellen.

Men kan dat z.g.n. mechanisch, maar men kan het ook organisch doen.

De mechanische inspiratie beteekent, dat de profeten en apostelen willooze en zelfs bewustlooze instrumenten in de hand des Heiligen Geestes geweest zouden zijn, dat zij niet anders dan als z.g.n. „spreekbuizen" zouden hebben dienst gedaan. Volgens deze beschouwing zouden, de schrijvers van onzen Bijbel, in die oogenblikken dat zij spraken en schreven, los zijn geweest van hunne persoonlijkheid ; alles wat zij te dien opzichte deden zou buiten hun bewustzijn zijn omgegaan.

Gij gevoelt aanstonds hoe deze opvatting door de H. Schrift zelve weersproken wordt en hoe zij beneden de waardigheid is van Hem, die den mensch nooit als een stok en een blok, maar steeds als een redelijk en zedelijk wezen behandeld heeft. Vandaar dat wij de inspiratie dan ook niet mechanisch, maar wel organisch moeten opvatten. D. w. z. wij moeten het ons zoo voorstellen, dat de Heilige Geest den schrijvers van onzen Bijbel de gedachten wel heeft ingegeven, zoodat zij niet anders spreken en schrijven konden dan de H. Geest hun te spreken en te schrijven gaf, maar toch altoos zóó, dat hunne eigen werkzaamheid door de drijving des Heiligen Geestes niet weggenomen of te niet gedaan is. Integendeel, hun bewustzijn, hun oordeel en hun geheugen zijn onder den invloed des Heiligen Geestes zelf werkzaam geweest.

In al de boeken van onzen Bijbel komt dan ook zoo duidelijk uit dat de schrijvers verschillend waren, zoowel wat hun aanleg en karakter, als wat hun opvoeding en ontwikkeling, als wat zelfs hun taal en stijl betrof. Wat een onderscheid b.v. of gij het evangelie van Mattheus of van Johannes, of gij een der boeken van Paulus of van Johannes, of gij de profetieën van Jesaja of van Amos leest.

Wat een verscheidenheid schittert er in al die eenheid, maar wat een eenheid bhnkt dan ook weer in al die verscheidenheid uit.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Onze Belijdenis.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's