Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Heere regeert.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Heere regeert.

Nieuwjaar

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heere regeert; Ps. 93: 1A.

(NIEUWJAAR.)

De tijd, dien wij hier op aarde doorbrengen, wordt vaak vergeleken met een zee.

De wateren van die zee worden door het scheepke van ons leven doorkliefd.

Nu komt het er voor een schip, dat de zee bevaart, natuurlijk in de eerste plaats op aan of het een stuurman aan boord heeft, die met bekwame hand het roer hanteert. Daar toch hangt het van af of het straks in veilige haven zal aanlanden.

En zoo is het ook met het schip van ons, leven, dat op iederen Nieuwjaarsdag weer opnieuw de haven verlaat.

O wat kunnen we bij het verlaten van de haven nog weinig van die zee overzien! Wat weten we nog weinig van de klippen, die zich ook dit. jaar weer in de zee van ons leven zullen verheffen. Wat zijn we nog geheel onbekend in welke haven ons scheepke ook dit jaar belanden zal!

Zullen daar dagen van vreugde voor ons aanstaande zijn of zullen het wezen dagen van weedom en smart? . Zal, als weer de Oudejaarsavondklok luidt, onze plaats nog in het land der levenden zijn, of zullen we reeds langer of korter zijn weggeborgen in de kameren des doods?

Niet waar, we weten het niet. Maar daar is er Eén, die het wel weet. Het is de groote Stuurman, die het schip van ons leven bestuurt, die ook dit jaar het roer van ons vaartuig in handen heeft.

Hij kent den weg waarlangs Hij ons leiden zal; Hij kent de gevaren die er aan onzen tocht verbonden zullen zijn; Hij kent de haven waarin we straks zullen aanlanden.

En o, als wij nu dit maar mochten gelooven dat het roer van ons scheepke aan goede handen is toevertrouwd, dat ons schip - bestuurd wordt door de Almachtige, door de Alwijze, door de Rechtvaardige en door de Eeuwige hand onzes Gods.

Dat immers wil de dichter ons leeren als hij ons bij den aanvang des jaars toeroept: „de Heere regeert."

Ja, de Heere regeert. En Hij is in de eerste plaats een machtig Regeerder.

O, daar zijn ook aardsche koningen, die met groote macht zijn bekleed. Denk aan Ahasveros, wiens gebied uit niet minder dan 127 landschappen bestond. Denk aan Alexander den Groote, aan keizer Augustus en aan zoovele andere namen die uit de gewijde en ongewijde geschiedenis genoemd kunnen worden. Maar wat was al hun macht anders , dan een druppel aan den emmer en een stofje aan de weegschaal, vergeleken bij de macht van dien Heerscher, die over al de koninkrijken der aarde te gebieden heeft?

Ja, de Heere is een machtige Koning. Hij is immers de Koning des hemels. Alles wat daar in het rijk der heerlijkheid jubelt buigt zich in aanbidding voor Hem, den Heere der heerlijkheid neer. Hij is immers de Koning der aarde, die alreeds naar Scheppingsrecht de Souverein over al het geschapene is. En niet slechts in hemel en op aarde, maar Hij alleen heeft ten slotte ook te gebieden in de diepte der hel.

De Regeerder, die het roer van ons schip ook dit jaar in.handen houdt, is dus een machtige, een almachtige Koning.

Voor Hem zal zelfs geen ding onmogelijk zijn.

De arm van dezen Koning is een sterke arm; de hand van dezen Koning is een machtige hand. De scepter van dezen Koning is een scepter, die Hém heerschen doet zelfs in het midden Zijner vijanden. En daarom, gelukkig als bij de kennis van uw eigen zwakheid uw vertrouwen op dien machtigen Regeerder van uw leven gevestigd mag zijn. Maar niet slechts een machtige, de Heere is ook een rechtvaardige Heerscher.

We weten dat daar weer koningen zijn, die in den Naam des Heeren hier op aarde het recht hebben besteld. Immers dat is juist de taak, die God hier op aarde op de schouders der Overheden heeft neergelegd. „Door Mij regeeren de koningen en stellen de vorsten gerechtigheid." Maar nu is al het oefenen van gerechtigheid, dat door aardsche koningen geschiedt, slechts betrekkelijk. Immers hoe rechtvaardig een aardsch koning ook jegens zijne onderdanen is, omdat hij een zondig menschenkind is, zal hij toch nooit van alle onrecht zijn vrij te pleiten.

De Heere echter is een Koning, die geen Zijner onderdanen nog ooit eenig onrecht heeft aangedaan.

„Zou de Rechter der gansche aarde geen rechtdoen? " Ja, „Gij zijt rechtvaardig, Heere, en elk een Uwer oordeelen is recht."

Elkeen van Gods oordeelen recht! Zou dat waar zijn ? O het lijkt zoo menigmaal anders te zijn. Niet waar, als wij de oordeelen eens nagaan, waarmee God de inwoners dezer wereld bezoekt, lijkt het dan niet vaak alsof zij in plaats van recht een doolhof van allerlei onrecht zijn?

Hoe dikwijls immers komt het — om slechts iets te noemen — niet voor, dat Gods volk wordt geplaagd en verdrukt, dat zij worden voortgejaagd als een hinde op de bergen, dat zij een doelwit van de meest giftige pijlen hunner vijanden zijn? Hoe dikwijls schijnt het niet alsof de Kerke Gods in de minderheid is, terwijl daarentegen de vijanden des Heeren in de meerderheid zijn?

Denk aan het raadsel waarvoor ook de dichter van Psalm 73, voor hij in Gods heiligdommen inging, maar geen oplossing vond. Maar als daar ook een ingang in Gods heiligdom wezen mag, dan wordt het gezien dat op Gods tijd en naar Gods beleid altoos weer het recht triomfeert.

En daarom gelukkig, als bij de erkenning van uw eigen onrecht uw vertrouwen op dien rechtvaardigen Regeerder van uw leven gevestigd mag zijn en als gij iets verstaat van wat de dichter eens zong:

„Zwijg Gode: wacht op 't eind van 's Heeren wegen, Wanneer gij hier der snooden voorspoed ziet."

Maar niet slechts een machtige en een rechtvaardige, de Heere is in de derde plaats ook een wijze Koning. O, daar zijn aardsche koningen, die vaak öok met veel wijsheid zijn toegerust. We denken slechts aan Salomo, die zóó wijs was, dat hij der koningin van Scheba al wat in haar hart was verklaren kon. Maar we weten dat deze wijze koning toch ook veel dwaze dingen heeft gedaan, dat hij er zelfs toe gekomen is om tempelen te bouwen voor de afgoden der heidensche vrouwen die hij genomen had.

De Heere echter is een Koning die nog nooit iets anders heeft gedaan dat wat wijs was en goed.

O, wat een wijsheid! Wat een hemelsche wijsheid schittert er in het werk der Schepping ; wat een goddelijde wijsheid in het werk der Voorzienigheid; wat een heerlijke wijsheid straalt inzonderheid daarin niet uit dat de Heere met behoud van Zijn heilig Recht nog een weg van genade uitgedacht en ontsloten heeft. Ja, diepe wijsheid zijn Gods paden! Een wijsheid zoo groot dat wij menschen, zelfs al zijn we kinderen Gods, haar niet begrijpen kunnen. Of roept zelfs de apostel Paulus het niet uit: „O diepte des rijkdoms, beiden der wijsheid en der kennisse Gods, hoe onderzoekelijk zijn Zijne oordeelen en onnaspeurlijk Zijne wegen!"

En juist omdat de wegen van Gods Wijsheid door ons menschenverstand niet nagespeurd kuimen worden, daarom schijnt het zoo vaak dat die wegen niet slechts niet recht, maar ook niet wijs gekozen zijn.

Maar het is te dien opzichte als met de wijsheid der ouders die door het kind vaak niet begrepen wordt. Niet waar, hoe menigmaal geschiedt het dat een vader of moeder met hun kind wegen bewandelen die in de oogen van het kind zeer dwaas schijnen te zijn. Maar daarom zijn zij niet dwaas. Eerst later, als het kind groot geworden is dan verstaat het dat wel en dan dankt het zijn ouders dat men hem juist die wegen die in zijn eigen oog dwaas waren, bewandelen liet. En zoo is het nu ook met de wegen waarop de Heere hier menigmaal Zijne kinderen leidt.

Die wegen schijnen ook vaak in hunne oogen niet met wijsheid gekozen te zijn. Inzonderheid wanneer het wegen zijn waarop de kastijdende hand des Heeren hen treft, dan meenen zij vaak dat als de Heere wijs gedaan had, Hij toch een anderen weg voor hunnen voet had moeten kiezen. Maar later leeren zij erkennen dat de Heere het zooveel beter wist dan zij, dan leeren zij God danken dat Hij toornig op hen geweest is.

En daarom gelukkig als bij de belijdenis van eigen dwaasheid uw vertrouwen op dien Alwijzen Regeerder van uw leven gevestigd mag zijn en als gij iets moogt verstaan van wat de dichter eens zong:

„'t is goed voor mij verdrukt te zijn geweest. Opdat ik dus Uw Goddelijk Recht zou leeren."

. Maar kan niet slechts een machtige, een rechtvaardige en een wijze, de Heere is ten slotte ook een eeuwige Koning.

En ook in dezen blijkt er weer zoo'n groot onderscheid tusschen den Heere en alle koningen dezer aarde te zijn. Immers al wie hier op aarde regeert, regeert slechts voor een korte spanne tijds.

De koningen die het langst geregeerd hebben waren veertig, of zoo zij zeer lang .op hun troon zaten, vijftig jaar aan het bewind. Maar dan bleek het dat zij allen te doen hadden met een God, „die den geest der vorsten als druiven afsnijdt, die den koningen der aarde vreeselijk is."

Maar de Heere is een eeuwige Koning „Zijn koninkrijk is een Koninkrijk van alle eeuwen en Zijn heerschappij is in aile geslachte en geslacht."

En ziet daarin ligt nu inzonderheid ook bij de intrede van een nieuw jaar de troost van Gods gemeente hier op aarde. Hadden Gods kinderen een koning die hun ontvallen kon, niet waar, dan zou het bezit van dien koning zijn een angstig bezit. O, zoo is het met alles wat we hier op deze wereld bezitten. Van niets, dat we aan het begin van het jaar bezitten zijn we zeker dat het aan het einde van hetzelfde jaar nog onze bezitting zal zijn Wie weet hoeveel ons ook in het pas ingetreden jaar ontvallen zal. Maar als de Heere door het waarachtig geloof onze koning geworden is dan bezitten we in Hem een Vorst van wiens leven wij verzekerd zijn dat het nooit zal worden afgesneden.

En daarom, als dan het geloofsoog voor dien eeuwigen Koning geopend mag zijn, dan is het: laat de wateren bruisen, laat ze beroerd worden, laat de bergen daveren door derzelver verheffing, de Heere in de hoogte is geweldiger dan het bruisen van groote wateren, dan de geweldige baren der zee."

En daarom gelukkig als bij het besef van eigen vergankelijkheid uw vertrouwen op dien eeuwigen Regeerder van uw leven gevestigd mag zijn en als dit het lied mag zijn waarmee gij den nieuwen jaarkring begint:

't Is de Heer' van alle heeren Zions God, geducht in kracht, Die voor eeuwig zal regeeren, Van geslachte lot geslacht, Zion, zing uw God ter eer Prijs Zijn grootheid, loof den Heer'.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

De Heere regeert.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1911

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's