Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Belijdenis.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Belijdenis.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Art. 9b. Want als onze Heere gedoopt werd in den Jordaan, zoo is de stemme des Vaders gehoord geweest, zeggende: deze is mijn geliefde Zoon; de Zoon werd gezien in 't water en de Heilige Geest openbaar4e zich in de gedaante van eene duive. Ook mede is in den Doop aller geloovigen deze forme ingesteld van Christus: doopt alle volken in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. In het Evangelium van Lucas spreekt de engel Gabriel tot Maria, de moeder des Heeren, aldus: de Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; en daarom ook dat Heilige, dat uit u zal geboren \yorden, zal Gods Zoon genaamd worden. Desgelijks: de genade onzes Heeren Jezu Christi, - en de liefde Gods en de gemeenschap des Heiligen Geestes zij met u. Daar zijn drie, die getuigen in den hemel, de Vader, het Woord en de Heilige Geest en deze drie zijn één. In alle deze plaatsen wordt or.s ten volle geleerd dat er drie Personen zijn in een eenig Goddelijk Wezen. En hoewel deze leer de menschelijke verstanden verre te boven gaat, nochtans gelooven wij die nu door het Woord, verwachtende totdat wij de volkomen kennisse en vrucht van dien genieten zullen in den hemel.

XXXVIII.

Hetgeen tijdens de bedeeling des Ouden verbonds in schaduwen gehuld was, treedt in de huishouding des Nieuwen Testaments in een veel helderder licht. Wel wordt ook in het N. T. nog geen bepaalde formuleering van de Drieëenheid Gods gevonden. De formuleering van de verschillende leerstukken en zoo ook van het leerstuk der Drieëenheid is een werk dat eerst door de Kerke Gods van later dagen zou tot stand gebracht worden. Wat we in Gods Woord vinden is slechts de verzameling van stof, die later in de verschilende, dogma's nader'zou worden geordend. De Schrift bedoelt dan ook niet anders dan het goud te leveren voor de verschillende leerstukken, waarvan men eerst later tot een bepaalde formuleering komen kon.

Nu kan het echter niet ontkend dat vooral voor het dogma der Drieëenheid het goud uit de mijn des N. Verbonds wel niet beter is, maar toch in glans en schittering helderder schijnt dan dat hetwelk uit de goudmijn des O. Verbonds kan opgedolvén worden. Heel het N. Testament toch bevat een ontwikkeling van de trinitarische gedachten, die in het Oude Testament als in windselen besloten liggen.

In de eerste plaats leert het N. Testament ons even beslist als het O. de éénheid van het Wezen Gods. Denk maar aan het bekende woord van den Heiland in Johannes 17:3: dit is het eeuwige leven dat zij U kennen, den eenigen, waarachtigen God, en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt"; en denk maar aan het woord des Apostels in 1 Cor. 8:4: wij weten... dat er geen ander God is dan één."

Maar deze ééne, eenige en waarachtige God doet zich nu, bepaaldelijk in de feiten van vleeschwording des Woords en uitstorting des Geestes, duidelijk in Zijn heilige drievuldigheid kennen. Ook te dien opzichte bouwt het N. Testament voort op den grondslag die door het O. Verbond is gelegd. De principia, de beginselen des O. Testaments, treden in het N. veel duidelijker aan het licht. In artikel 9 onzer Belijdenis wordt dit met enkele voorbeelden duidelijk gemaakt.

Eerst wordt gewezen op den Doop van Jezus in den Jordaan, dien we beschreven vinden in Matth. 3:16 en 17. Daar vinden we reeds een duidelijke onderscheiding van de drie Personen in het Goddelijk Wezen gemeld. Immers daar is het de Vader die met goddelijke majesteit uit den hemel spreekt, daar is het de Zoon die afdaalt in den Jordaan om door Johannes gedoopt te worden en aldus alle gerechtigheid te vervullen en daar is het de Heilige Geest, die in de gedaante van een duif nederdaalt om den Middelaar toe te rusten met de krachten en gaven die Hij noodig zou hebben tot vervulling van het drievoudig ambt, tot welks vervulling Hij op de aarde gekomen was.

Een tweede bewijs uit het N. Verbond vindt onze Belijdenis in den doop der geloovigen, die door den verheerlijkten Middelaar na Zijne opstanding en voor Zijn hemelvaart in de bekende formule is ingesteld. Die doopsformule, die we vinden in Mattheüs 28:19, is als 't ware de korte samenvatting van het onderwijs, dat Jezus tijdens Zijn gansche omwandeling op aarde gegeven had. Immers geheel dat onderwijs was trinitarisch geweest. Steeds en overal toch had Jezus den Vader verklaard, die in geheel eenigen zin Zijn Vader was (Joh. 4 : 24; 5 : 26, Matth. 11:27). Steeds en overal had Jezus Zichzelf van den Vader onderscheiden als Diens eigen en veelgeliefde Zoon, die toch één was met den Vader in leven, in heerlijkheid en in macht (Matth. 11:27, Joh. 3 : 16, 5 : 26 en 10 : 30). En steeds en overal had Jezus gesproken van den Heiligen Geest als van een anderen Trooster, dien Hij Zelf zenden zou van den Vader en die gekomen zijnde zou overtuigen, leeren, troosten en in alle waarheid leiden zou (Joh. 15 : 26, 14 : 16). En voor Jezus nu van de aarde heenging, heeft Hij als 't ware de kroon op dat onderwijs der Heilige Drieëenheid willen zetten door tot Zijne discipelen te zeggen: gaat dan heen, onderwijst alle volkeren, dezelve doopende in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes."

Een derde bewijs ziet onze Belijdenis in de aankondiging van de geboorte van den Heiland door den engel Gabriel aan Maria, welke ons in Lukas 1:26-38 beschreven wordt. Daar wordt gesproken over den derden Persoon. Immers „de Heilige Geest zal over u komen"; daar wordt ook gesproken over den eersten Persoon. Immers „de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen", en daar wordt ook de tweede Persoon van het Goddelijk Wezen genoemd: en daarom ook dat Heilige dat uit u zal geboren worden, zal Gods Zoon genaamd worden."

Maar niet slechts in de evangeliën, ook in de apostolische brieven ontbreekt het niet aan gouderts, waaruit straks het dogma der Goddelijke Drieëenheid gegoten is. Het onderwijs van Christus immers, in de doopsformule saamgevat, is door de apostelen nader ontwikkeld geworden. Wanneer ge dan ook de apostolische brieven, zoowel de algemeene zendbrieven als de brieven van Paulus nauwkeurig naleest, dan zult ge bemerken dat ook in die brieven telkens sprake ië van een drievoudige, goddelijke oorzaak des heils, dat n.l. het welbehagen-, de verkiezing, de macht en de liefde meer geacht worden te liggen in de sfeer van den Vader (Rom. 8 : 29, Ef. 1:9, 1 Petr. 1:2), dat de verzoening, de zaliging, de genade en de gerechtigheid meer beschouwd worden als het werk van den Zoon (1 Cor. 1:30, 1 Tim. 2 : 5, 1 Joh. 2 : 2) en dat de wedergeboorte, de vernieuwing, de heiligmaking en het gemeenschap oefenen meer toegeschreven worden aan den Heiligen Geest (Rom. 8:15, 2 Cor. 1 : 21, 22, 1 Joh.' 5 : 6). En wilt gij de samenvatting dezer gedachten, denk dan aan de apostolische zegenbede die ons in 2 Corinthe 13 : 13 beschreven staat: De genade des Heeren Jezus Christus en de liefde Gods en de gemeenschap des Heiligen Geestes zij met u allen."

Ook dit Schriftwoord wordt in Art. 9 onzer Belijdenis als een der N. Testamentische bewijzen van de heilige Drievuldigheid Gods aangemerkt. En behalve op dit worden wij ten slotte ook nog gewezen op het bekende woord dat ons in '1 Joh. 5:7 is bewaard, maar dat in verschillende oorspronkelijke handschriften van onzen Bijbel ontbreekt: Drie zijn er die getuigen in den hemel, de Vader, het Woord en de Heilige Geest en deze drie zijn één." Erkend moet worden dat in dit woord van Johannes: en deze drie zijn één" de Drieëenheid Gods nog wel niet met name, maar toch bijna woordelijk wordt geopenbaard.

Uit al deze voorbeelden nu blijkt duidelijk dat ook het N. Testament, ja dat de gansche H. Schrift ons nog wel geen uitgewerkt dogma over de Drieëenheid aanbiedt, maar dat zij toch leert hoe alle werken Gods naar buiten, zoowel de werken in de schepping als in de herschepping, een drievoudige goddelijke oorzaak hebben. De Schrift en inzonderheid het Nieuwe Testament spreekt het klaar en duidelijk uit, dat er drie Goddelijke Personen zijn die in onderlinge verhouding tot elkander staan. En daarmede zijn al de gegevens verstrekt, waaruit later het dogma der Drieëenheid ontwikkeld zou worden.

Hoe waar echter is de opmerking die in dit artikel onzer Belijdenis van de leer der Drieëenheid wordt gemaakt, dat het nl. een leer is die de menschelijke verstanden verre te boven gaat en dat wij haar dus alleen gelooven kunnen door het Woord, verwachtende totdat wij de volkomene kennis en vrucht van dien genieten zullen in den hemel.

Ja, de leer der Drievuldigheid Gods gaat het begrip des menschen zeer verre te boven. Wel heeft men er zich vaak op toegelegd om haar door beelden op te helderen of door redeneering duidelijk te maken. Zoo heeft men het vooral opmerkelijk gevonden dat het getal drie in de Heilige Schrift over 't algemeen zoo vaak voorkomt en ook menigmaal zulk een rijke beteekenis heeft. Er is immers in Gods Woord sprake van drie deelen der schepping: hemel, aarde en water; van drie volkèngroepen naar de drie zonen van Noach; van drie bedeelingen van het genadeverbond: voor, onder en na de Wet; van drie-patriarchen, van drie deelen van tabernakel en tempel, van drie hoofdfeesten, van drie ambten van Christus, van drie jaren van Zijn openbaar optreden onder het volk; enz. enz. En niet alleen in de Schrift, maar ook daarbuiten is het getal drie vaak van groote beteekenis. Zelfs meende men sporen der Dïieëenheid te kunnen vinden in allerlei voorstellingen die de heidenen zich van hunne goden hadden gevormd of in wijsgeerige stelsels, die onderscheidene heidensche. wijsgeeren, waaronder niet het minst de Grieksche philosoof Plato, zich hadden uitgedacht.

Ook in de geschriften der apostolische vaders en kerkvaders worden allerlei pogingen aangewend om de Drieëenheid Gods te verklaren naar analogie van wat men vond in de natuur. Zelfs Augustinus meende in den inwendigen mensch, voornamelijk in de vermogens der ziel en in de zelfkennis van den menschelijken geest verschillende sporen van de triniteit te kunnen aanwijzen. Ook door latere godgeleerden en philosophen is deze bewijsvoering voor Gods Drieëenheid uit het menschelijk denken overgenomen.

De Kerk des Heeren echter heeft aan de bewijzen die men uit natuur en mensch voor de leer der Drieëenheid meende te kunnen bijbrengen, altoos zeer weinig waarde gehecht. Zij heeft wat men te dien opzichte in de natuur vindt hoogstens beschouwd als zinnebeeld, waarmee men het leerstuk der Drieëenheid eenigermate kan verduidelijken. Maar van bewijzen uit de natuur heeft zij nooit willen weten. Integendeel heeft zij steeds gewaarschuwd tegen de poging om voor deze leer steun te zoeken in de rede van den mensch.

" En zoo dienen dus ook wij er van doordrongen te zijn dat meer dan eenig ander het leerstuk der Drieëenheid een mysterie is, dat alleen uit de bijzondere openbaring van Gods Woord kan worden gekend. Vooral met bet oog op dé Drievuldigheid Gods moet het door ons beleden worden: God is groot en wij begrijpen Hem niet. De leer der Drieenheid is een stuk des geloofs en daarom blijft het hier ook ten opzichte van dit leertuk altoos een „zien door een spiegel in een duistere rede", maar eenmaal zal de volkomen kennis en vrucht ook hiervan in den hemel genoten worden; eenmaal zullen wij ook te dien opzichte „zien van aangezicht tot aanezicht en zullen we kennen gelijk ook wij gekend zijn."

{Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Onze Belijdenis.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's