Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Jong en Oud.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Jong en Oud.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Valsche munt, in Nederland niet meer gangbaar.”

Gedurende de veertiger jaren der negentiende eeuw zijn vele Afgescheidenen naar Amerika geëmigreerd.

Deze uittocht stond in rechtstreeksch verband met de sociale malaise van die dagen.

De naweeën van den oorlog met België deden zich toen gevoelen in drukkende belastingen.

De maatschappelijke welvaart kwijnde. In elken stand viel achteruitgang waar te nemen; in de lagere standen zelfs algeheele verarming.

Daarbij kwamen in 1845 de vreeselijke aardappelziekte en de veepest, waardoor de levensmiddelen ongehoord duur werden. Kommer en gebrek stonden dus voor de deur. En om aan dit dreigend gevaar te ontkomen, zochten velen uitkomst in emigratie.

Duitschland had daartoe reeds het voorbeeld gegeven; een voorbeeld, dat hier te lande, vooral aan de Duitsche grens, in Gelderlands Achterhoek, weldra navolging vond.

Niet het minst onder de Afgescheidenen.

Zij waren meest kleine luijden en hadden bovendien door de vervolgingen ook financieel veel geleden. Menig huisvader was door de hooge geldboeten totaal uitgeput en zag met zorg voor vrouw en kroost de toekomst tegemoet. En dat te meer, toen er in 1846 opnieuw vervolging van de gezelschappen der Afgescheidenen plaats vond; wel niet overal en ten allen tijde, maar toch hier en daar, zoo nu en dan, zooals bij Mevrouw Zeelt te Baambrugge; naar aanleiding waarvan Schimsheimer deze rouwklacht aanhief:

De treurmaar klinkt door heel het land:

„Weer is met opgeheven hand.

De Godsdienstvrijheid aangerand;

Weer 't lezen van het Woord des Heeren,

't Vereend gebed en psalmgezang

Gestoord door rechterlijken dwang."

Waarom? Omdat men God wilde eeren

Met Broed'ren, wier vereende kring

Het twintigtal te boven ging!

Hoel heeft dan Nederland een Wet,

Die 't samenkomen tot gebed.

Tot dienst des Heeren, grenzen zet?

Dat Nederland, dat tachtig jaren

Om vrijheid van geweten streed.

Dat al zijn poorten open deed.

Zoo dikwijls er vervolgden waren.

Dat zelfs den diep verguisden Jood

Welwillend hulp en schuilplaats bood?

Voeg daarbij dat het verbod om christelijke scholen op te richten, vele ouders verhinderde hun kinderen op te voeden naar den eisch hunner consciëntie, dan kan het ons niet verwonderen, dat het sommigen Afgescheidenen te eng werd in een land, waar zij zich in hun heiligste rechten aldus gekrenkt en verkort voelden, en dat zij uitzagen naar een nieuw vaderland, waar zij onbelemmerde vrijheid en ruimte van arbeidsveld konden vinden.

Door Brummelkamp en Van Raalte werd daarom een plan tot landverhuizing ontworpen en meegedeeld in een allerbelangrijkste brochure : Landverhuizing oï waarom bevorderen wij de Volksverhuizing naar Noord-Amerika en niet naar Java.

Eerst had men n.l. het oog naar Java gericht. Maar men vreesde, dat het Gouvernement geen vrije uitoefening van den godsdienst vergunnen zou. Op een aanzienlijke vergadering toch te Amsterdam, met staatslieden, handelaren en geleerden uit onderscheidene oorden des lands, waar men vroeg: „Waarom gaat gij niet liever naar de Oost? waarom blijft gij niet Nederlanders onder het Huis van Oranje? " hadden Heldring en Scholte zich bereid verklaard tot den Minister van Koloniën te gaan en er bij de Regeering op aan te dringen, voor het verleenen van vrijheid en andere vooruitzichten, de landverhuizing naar Java te leiden. Maar de Minister had dat geweigerd.

En zoo werden dan nu vele van de trouwste en vroomste kinderen onzes volks wel gedwongen naar Amerika te emigreeren, het land van godsdienstzin en godsdienstvrijheid, waar geen Staatskerk bestond, die zich het monopolie aanmatigde op geestelijk gebied, en waar men naar hartelust Christelijke Scholen kon oprichten. Maar zoo verdreef men dan ook een groot aantal onderdanen die, uit hooger beginsel aan Vaderland en Oranje gehecht, gewoon waren hun gebeden op te zenden voor den Koning, in wiens naam zij blootgesteld werden aan velerlei moeite en verdriet.

't Waren dus geen gewone landverhuizers, maar ballingen, die het Vaderland feitelijk uitwierp door, om der religie wil, hun het leven hier ondragelijk te maken.

Trouwens, met trotsche verachting of medelijdend schouderophalen zag het land op deze uitgestootene paria's neer.

Toen een der eerste schepen met landverhuizers, waarop ook de Afgescheiden predikant Ds. O. van der Meulen zich bevond, op zee gepraald door een ander, en men den kapitein vroeg wat voor lading hij aan boord had, luidde het antwoord: „valsehe munt, in Nederland niet meer gangbaar, " een antwoord, dat slechts het algemeen gevoelen van het heerschend liberalisme vertolkte.

Was het dan wonder, dat menigeen dezer ballingen Nederland een Sodom, en Noord-Amerika een Zoar noemde?

Reeds in 1837, in de hitte der vervolging, had Scholte gezegd, dat de Heere voor Zijn hier verdrukte gemeente, ginds nog wel een Pella zou hebben. En dezen veelbeteekenenden naam van Pella, het toevluchtsoord der eerste Christenen gedurende den Joodschen oorlog, gaf hij dan ook aan de nederzetting, die hij met ongeveer 350 personen, onder welke ook de Amsterdammer Budde, in 1847 in de prairiën van Jowa stichtte.

En Amerika, dat de Nederlandsche Afscheiding op dezelfde lijn plaatste als die van Schotland, vergoedde den Vader der Afscheiding nu den smaad, dien hij in Nederland had geleden. Men verzocht hem in de Kathedralen te preeken. En toen hij tijdens een vergadering van het Congres op de tribune verscheen, deed men hem naast den President plaats nemen.

Van Raalte werd de baanbreker voor een andere kolonie in de bosschen van Michigan. Op den rug van een Indiaan over een moeras gedragen, bepaalde hij de plaats voor zijn volksplanting „Holland."

In dien tempel van ongekorven hout knielde hij vervolgens bij de aankomst der emigranten neder, om samen Gods hulp af te smeeken op hun voornemen. Onder namelooze ellende is daarna, op de graven van de helft der kolonisten, het land in cultuur genomen. Steden en dorpen hebben zich daar onder de nijvere bevolking ontwikkeld. En deze „valsche munt, in Nederland niet meer gangbaar, " vertegenwoordigt thans een geestelijk kapitaal in „het land van den dollar."

(Overgenomen uit „Hollandia" rubriek „van onsen Stamboom.")

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Voor Jong en Oud.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's