Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staat en Maatschappij.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat en Maatschappij.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Grondwetsherziening.

Kerk en School,

I.

De Staatscommissie, aan welke bij Kon. Besluit van 25 Maart 1910 werd opgedragen, de vraag te onderzoeken welke wijzigingen in de Grondwet behooren te worden aangebracht-en de voorstellen te doen welke zij noodig zou achten, heeft zich van hare taak gekweten. Bij schrijven van 15 Mei 1912 heeft zij haar verslag aan de Koningin aangeboden.

Uit dit rapport, dat dezer dagen openbaar werd, blijkt dat niet maar enkele artikelen der grondwet, maar onze geheele constitutie de aandacht der commissie is voorbijgegaan.

Schier op elk punt stelt de Commissie wijzigingen of herzieningen voor. Het verslag met de daaraan toegevoegde nota's van onderscheidene leden vormt dan ook een lijvig boekdeel, dat om zijn zeer interessanten inhoud een bestudeering overwaard is,

Zooals men begrijpen zal — en wij vestigen er alleen ten overvloede de aandacht op — is de redactie der Grondwet, zooals de Commissie die thans in haar voorstel heeft belichaamd, niet anders te beschouwen dan eene leiddraad voor de regeering bij het ontwerpen van de wetsvoordracht, tot herziening der Grondwet, welke binnen niet al te langen tijd bij de Staten-Generaal zal inkomen.

De regeering is natuurlijk .geheel vrij, om in haar voorstel af te wijken van het ontwerp der Staatscommissie. Toch gelooven wij niet, dat de Koningin anders dan op enkele uitzonderingen na, waarin de regeering eigen meening zal willen doen kennen, van een afwijkend gevoelen van het advies der Staatscommissie zal laten blijken.

Vrij zeker kan daarom worden aangenomen, dat de Grondwetsrevisie, zooals deze door de Commissie is vastgesteld geworden, den inhoud zal teruggeven van het wetsontwerp dat Minister Heemskerk bij de Staten-Generaal zal aanhangig maken.

In dit voorstel van Grond wetsherziening nu komen twee artikelen voor, die bijzonderlijk voor de lezers van ons blad van belang zijn en waaromtrent wij enkele op merkingen willen maken. Het zijn de artikelen 171 en 192 der Grondwet welke betrekking hebben op het stuk van de Godsdienst en op dat van het Onderwijs.

Op beide artikelen wijkt de nieuwe redactie heel wat af van de bestaande.

In de tegenwoordige Grondwet luidt, zooals men weet, art. 171:

De traktementen, pensioenen en andere inkomsten, van welken aard ook, thans door de onderscheidene godsdienstige gezindheden of derzelver leeraars genoten wordende, blijven aan dezelve gezindheden verzekerd.

Aan de leeraars, welke tot nog toe uit 's lands kas geen, of een niet toereikend traclement genieten, kan een traktement toegezegd, of het bestaande Vermeerderd worden.

De Staatscommissie stelt nu voor het art. als volgt .te lezen:

Aan de godsdienstige gezindheden, welke of welker leeraars thans gelden, onder welken naam ook, uit 's Rijks kas genieten, wordt een jaarlijksche uitkeering toegezegd, bedragende het door elke dier gezindheden of hare leeraars in 1912 genotene, behoudens het bepaalde in het vierde lid. Onder het genotene wordt mede verstaan hetgeen in 1912 uit 's Rijks kas aan pensioenen voor oud-leeraars en voor weduwen en weezen van leeraars en oud-leeraars is uitbetaald.

Aan de overige thans bij de Regeering bekende gezindheden, welke en welker leeraars tot dusver geene gelden uit 's Rijks kas genieten wordt eene jaarlijksche uitkeering toegelegd, bedragende voor elk vol duizendtal leden f 4,5

Aan gezindheden ontstaan door splitsing van een of meer der in de eerste twee leden bedoelde gezindheden, wordt uit 's Rijks kas eene jaarlijksche uitkeering toegelegd, bedragende voor elk vol duizendtal leden f 455, indien die gezindheden overigens voldoen aan de vereischten door een algemeene wet te stellen.

Elke tien jaren, te beginnen met 1921, wordt de, jaarlijksche uitkeering aan elk der gezindheden, in de eerste drie leden bedoeld, met f455 verhoogd of verlaagd voor elk vol duizendtal waarmede het aantal harer leden blijkt te zijn toe-of afgenomen. Zoolang krachtens het eerste lid, eene gezindheid voor elk vol duizendtal leden meer dan f455 geniet, vindt geene verhooging — zoolaag zij minder dan f 455 geniet geene verlaging van de jaarlijksche uitkeering plaats.

De uitkeeringen worden, onverschillig of de gezindheden samengesteld dan wel enkelvoudig zijn, en in het laatste geval onverschillig of zij al dan niet in verband met andere gezindheden leven afgedragen aan personen of colleges door haar daarvoor aan te wijzen.

Voor de uitkeering wordt met gezindheid gelijk gesteld eene groep van gezindheden, die behooren tot een verband waarin zij met elkander leven.

De in het derde lid bedoelde algemeene wet behelst mede de nadere 'bepalingen, noodig ter uitvoering van dit artikel en waarborgen aan de onderscheidene gezindheden de rechten welke zij aan bijzondere titels ontleenen.

Ter aanvulling van art. 171 bepaalt art,

IX der Additioneele artikelen van het Ontwerp-Grondwet:

De in art. 171 bedoelde algemeene wet waarborgt in elk geval aan de leeraars en oud-leeraars, zoomede aan hunne weduwen en weezen, de tractementen en pensioenen welke zij op 1 Januari 1912 genoten, of waarop zij, naar de op dien datum geldende voorschriften, voor zooveel die tractementen en pensioenen rechtstreeks of zijdelings ten koste van 's Rijks kas komen, aanspraak kunnen maken.

Het artikel van het Onderwijs, artikel 192 van de Grondwet, in de vigeerende grondwet bepalende, dat:

Het openbaar onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der Regeering,

luidt naar de voorgestelde redactie:

Het onderwijs (het woord openbaar is weggebleven) is een voorwerp van de aanhoudende zorg der regeering.

En voorts in afwijking van de bestaande bepalingen:

Voor zoover zich een behoefte aan ander algemeen lager onderwijs openbaart, dan waarin door de ingezetenen wordt voorzien, wordt dit onderwijs van Overheidswege verstrekt. De inrichting van dit van Overheidswege gegeven onderwijs wordt, onder eerbiediging van de godsdienstige gevoelens van de ouders der schoolgaande kinderen, door de Wet geregeld.

In de kosten voor het algemeen lager onderwijs, op scholen door ingezetenen vrijwillig opgericht, wordt, onder voorwaarden en volgens regels door de wet te stellen, door de openbare kassen voorzien, op gelijken voet als zulks geschiedt ten aanzien van dit Onderwijs op scholen van de Overheid uitgaande.

Uit het bovenstaande, de artikelen 171 en 192 uit de Grondwet van 1887 vergelijkend met de gelijkluidende artikelen uit het Ontwerp-Grondwet der Staatscommissie blijkt, dat het karakter dier artikelen op zeer ingrijpende wijze is gewijzigd geworden.

Opmerking verdient nog, dat wat het. voorstel der Staatscommissie op artikel 171 betreft, geen enkel lid der Staatscommissie, ten minste voor zoover dit kan blijken uit de bij het Rapport gevoegde nota's, die door onderscheiden leden aan het Verslag zijn toegevoegd, een afwijkend gevoelen ten deze heeft doen kennen. Alleen constateert het lid Mr. Troelstra, de sociaal-democratische afgevaardigde voor Amsterdam III in zijne nota, dat de voorstellen der Commissie: den financieelen band tusschen Kerk en Staat nauwer toehalen in plaats van hunne volledige scheiding, ook in geldelijk opzicht, voor te bereiden.

Anders staat het met het oordeel van de linksche leden der Commissie met betrekking tot het voorgestelde in het onderwijs-artikel.

Niet minder toch dan een zestal vrijzinnigen hebben in een nota hunne afwijkende denkbeelden ten opzichte van art, 192 van het OntwerpGrondwet in een nota kenbaar gemaakt. Van die afwijkende denkbeelden wordt door hen in een eigen geredigeerd artikel 192 nader mededeeling gedaan.

Dit nu wat betreft de voorstellen der Staatscommissie met betrekking tot de artikelen 171 en 192 der Grondwet, De volgende week hopen wij D. V, naar aanleiding van de toelichting op die artikelen enkele beschouwin­gen te maken,

(Wordt vervolgd.)

De Bakkerswet verworpen.

Met 49 tegen 42 stemmen heeft de Tweede Kamer het wetsontwerp tot beperking van den Zondagsarbeid en nachtarbeid in de broodbakkerijen verworpen.

Wij hebben met groot leedwezen van dezen uitslag kennis genomen.

Sinds vele jaren toch is met onverdroten arbeid gewerkt geworden en heeft men met kracht en energie geijverd voor losmaking uit de slaafsche banden van Zondagsarbeid en nachtarbeid in het bakkersbedrijf. En het einde van dien onvermoeiden strijd is, dat groote teleurstelling het deel van de bakkersgezellen is geworden.

Toen Minisier Talma met veel zaakkennis zijn ontwerp in de Tweede Kamer verdedigde en hij deswege aller lof mocht inoogsten, zagen zij, die jarenlang naar den dag der bevrijding van het knellende juk van Zondagsarbeid en nachtarbeid uitzagen, den ochtendstond gloren.

Helaas het resultaat, dat verwacht werd, is niet bereikt. De deur van de bakkerswerkplaats zal zich des Zondags en des nachts blijven openen, om aan duizende bakkersgezellen die rust te ontnemen, welke ook het leven van den arbeider behoeft.

Nog eens: de uitslag van de stemming heeft ons zeer teleurgesteld, te meer waar nog twee anti-revolutionairen en niet minder dan negen van de elf Christelijk Historischen in de Kamer hunne stem aan het wetsontwerp onthielden.

Heeft men aan die zijde de gevolgen van de verwerping der wet wel overwogen?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Staat en Maatschappij.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's