Staat en Maatschappij.

Maar matig voldaan.

De uitslag van de stemmingen in den Rotterdamschen gemeenteraad, die ter zake van „de optochten en het voetbalspel op Zondag" op Donderdag 20 Juni plaats had, heeft ons maar matig kunnen bevredigen. ' De stemmingen liepen naar aanleiding van het praeadvies van B. en W. over de tweeledige motie, welke door het anti-revolutionaire raadslid den heer Van der Pols was gesteld geworden.

De motie luidde: I. De raad, van oordeel, dat het gewenscht is, dat de Burgemeester van de hem in art. 13 der verordening op de straatpolitie (Gemeenteblad van 1906 No. 24) toegekende bevoegdheid geen gebruik make, voorzoover het geldt het houden van met muziek of gezang rondgaande of het karakter van betoogingen dragende optochten op den Zondag, noodigt de commissie voor de strafverordeningen uit ten spoedigste de hiervoor noodige wijziging in genoemde verordening in een voorstel te belichamen.

II. De raad besluit de gemeentelijke terreinen niet meer voor voetbalspel, vliegdemonstraties en dergelijke op den Zondag voor 1 uur des namiddags beschikbaar te stellen.

Werd het eerste gedeelte van de motie aangenomen met 21 tegen 20 stemmen, het tweede gedeelte werd verworpen met 27 tegen 14 stemmen.

Alzoo zal dus het voetbalspel op de gemeentelijke terreinen des Zondagsmorgens veroorloofd blijven.

En aan die daad deden zelfs nog Christelijk-Historische raadsleden mede.

Dat wij de beslissing op dit punt betreuren, zal niet nader behoeven gezegd te worden.

Een nieuwe partij.

De Beukelaar vraagt wat de Ned. Hervormden bij de stembus van 1913 te doen staat. Aanleiding tot die vraag geeft in de eerste plaats de benoeming van Dr. Noordtzij, welke naar Mr. van der Laar schrijft, tot groote ontstemming en verontwaardiging geleid heeft en in de tweede plaats de achteruitzetting der Ned. Herv. Kerk in het voorstel der Staatscommissie betreffende artikel 171 der Grondwet.

Zooals de redacteur van het blad oordeelt, is er maar éen antwoord op die vraag te geven en wel dit, dat er van stonde af aan een beslist Nederlandsch-Hervormde politiek worde gevolgd en dat voorts behoort aangestuurd te worden op de oprichting van een Christelijk Sociale partij, die steun aan de Protestantsche Volkskerk voorop stelt.

Zoo dan na de verkiezingen van 1913 de Grondwetsherziening aan de orde komt, zou het naar den wensch van De Beukelaar zijn, dat overwogen werd, of van orthodoxe Nederlandsch-Hervormde zijde niet aan te sturen ware op een samenwerking met dit program:

1e. Protest tegen de coalitie.

2e. Verhoogde finantiëele uitkeering aan de Ned. Herv. Kerk.

3e. Mogelijkheid van kerstening der Overheidsschool, zonder deze mogelijkheid geen algeheele gelijkstelling van bizondere en overheidsscholen.

4e Evenredige vertegenwoordiging.

5e. Herziening der grondwet in anti-Revolutionairen of Christelijk-Historischen zin.

Uit deze programpunten kan men opmaken welke bedoelingen de redactie van „De Beukelaar" met haar voornemen heeft. De De verschillende onderdeelen van het programma zijn wel vaag gesteld, zij geven echter voldoende te denken.

De Nederlandsch-Hervormde Kerk zal als stormram moeten dienen, om den weg te banen voor een allegaartje van politici, die gaarne in troebel water visschen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen