Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zoo velen als er naar dezen regel wandelen, over dezelve zal zijn vrede en barmhartigheid, en over het Israël Gods*. Gal. 6:16.

De regel des levens.

„Arglistig is het hart, meer dan eenig ding, ja, doodelijk is het. Wie zal het kennen ? "

Dat blijkt ook uit het tekst-verband. Want Paulus spreekt over den regel des levens, die tot vrede en zaligheid leidt, maar dan moet hij aanstonds afweren den eigengerechtigen Jood, die zoo trotsch gaat op zijn afstamming van Abraham en op het teeken der besnijdenis in zijn vleesch. Daar wil de Jood van Paulus' dagen zoo gaarne een grond van maken voor de eeuwigheid. En dan spreekt en schrijft Paulus met zooveel ernst, om zijn broederen naar het vleesch duidelijk te maken, dat die daarop zijn vertrouwen stelt en naar dien regel wandelt, Gods toorn en wrake zal ondervinden, daar de Heere niet aanziet wat voor oogen is, maar het harte aanziet.

Neen, Paulus wil niet hooren van het roemen in het vleesch. Abraham kan niet zalig maken. De besnijdenis kan niet behouden. Het opvolgen van regel op regel kan geen vrede werken met God.

Er is maar éen ding, dat vrede kan geven en dat is de toegerekende borggerechtigheid Christi, aan het harte van den zondaar geheiligd door Gods Geest, waarbij de ziele uitroept: Christus is mijn en ik ben Zijn!

O! Paulus schrijft in den brief aan de Galaten zoo ernstig en zoo kostelijk over de doem waardigheid van alle vleesch — óok van degenen, die zich kinderen van Abraham noemen, maar onbekeerde kinderen der duisternis zijn — om alles te leggen in Gods vrije en eeuwige ontfermingen en alles te weten in de kruis-en zoen verdiensten Christi.

En het hoogste goed acht Paulus, wanneer iemand, door Gods Geest geleerd, zich zelf zóo mag leeren kennen, dat hij Christus en dien gekruisigd noodig heeft en geen andere hope kent, dan op Gods vrije genade en Zijne eeuwige beloften in Christus.

Als daar de oogen voor open gaan, dan leert men bekennen wat alléén tot de eeuwige zaligheid dienen kan. Dan leert men den weg des levens kennen. En dan leert men ook bekennen, dat de ziel alleen zal welvaren, als in den geloove gemeenschap gezocht wordt met dat Kruis en wanneer door genade de ziele in die gemeenschapsoefening mag toenemen en blijvend mag voortgaan.

Door de wedergeboorte, door dat wondere en heerlijke werk des Heiligen Geestes, waardoor een mensch waarlijk een arm en verlegen zondaar gemaakt wordt, die leert uitzien naar Christus, — door de wedergeboorte komt men op den weg des levens.

En Gods kinderen zullen goed doen op dien weg voort te gaan, wandelend naar den eenigen regel, die vrede en zaligheid geeft.

In dien weg is het zoo goed, als Christus leeft in het harte der Zijnen en Zijn gunstgenooten leven door Hem. Wanneer de zalige gemeenschap met God gekend wordt in de oefening des geloofs, waarbij het harte zich zet op Jezus en dien gekruisigd.

Daarom moeten Gods kinderen zich dagelijks onderzoeken of ze ook wandelen in oprechtheid voor Gods aangezicht.

Is het hen om Christus te doen, om Zijne gerechtigheid, om Zijn liefde, om Zijn gunst en genade?

Neen, dan is de ziele niet zonder zonde. Maar in oprechtheid bidt de ziele wel: „doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; zie of er bij mij een schadelijke weg zij en leid mij op den eeuwigen weg".

Het is niet te ontkennen, dat er in onze dagen zooveel ontbreekt aan de heldere en levende belijdenis van Jezus Christus en dien gekruisigd en dat de eenvoudige, heerlijke geloofsverzekerdheid zoo weinig gevonden wordt in het midden van de Gemeente.

Men hoort zoo weinig roemen in het Kruis, terwijl dan de ziele zelf beslag mag leggen op Christus, belijdende: „ik weet mijn Verlosser leeft".

Zeker, de Heere blijft in deze vrij om de weldaad van de geloofsverzekerdheid te geven of te onthouden aan Zijn gunstgenooten. Hij weet wat goed voor een ieder van Zijn kinderen is.

Maar de Heere wil het toch geven, dat de mond van Zijn Sion getuigen kan: „ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven mij zal kunnen scheiden van de liefde Gods, die daar is in Christus Jezus, onzen Heere".

Of ook: „ik weet wien ik geloofd heb en ik ben verzekerd, dat Hij machtig is mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot dien dag."

Q! hoe komt het, dat de weldaad van de geloofsverzekerdheid zoo dikwijls gemist wordt bij Gods volk? Is het kerkelijk leven wel in orde? Gaat het onderling wel naar behooren ? Is men wel bezig in de dingen van Gods Koninkrijk? Veracht men ook misschien wat God nog goeds geeft in het midden van Zijn huis?

Of is er misschien een slordig leven? een wandelen in gierigheid? een hand reiken aan de wereld? een vasthouden van moedwillige zonden?

Komt de Heere dan niet. in toorne? met het zwaard, met den ban, met Zijn plagen?

O! wat schrikkelijk, dat zoo menige ziel zoo slordig en zoo eigenzinnig, zoo nukkig en zoo boos is en dat de Heere zoo beleedigd wordt in Zijn gaven en inzettingen!

Wandelt men wel naar den regel des levens dien Paulus aangeeft in den Galatenbrief?

O! die bij deze leer blijft, in zake de rechtvaardigmaking voor God in het bloed Christi en die in geloove mag wandelen, die mag vasthouden aan des Heeren beloften, voor een arme zondaarsziel zoo verrassend rijk! Of heeft de Heere niet beloofd, dat Hij de zonden Zijns volks nimmermeer zal gedenken en dat Hij hunne overtredingen zal uitdoen in het boek Zijner gedachtenis?

En wil Hij de kracht van die beloften telkens niet doen ervaren, tot blijdschap der ziele, door Zijn Woord en Geest, bij de prediking en bij de sacramentsbediening, bij het lezen en bidden, bij het mediteeren en bij het samenspreken?

Geloovig te mogen wandelen in dien weg, met liefde tot God en den naaste, in oprechtheid des harten — dat blijft niet zonder vrucht-gevolgen.

Bang te zijn iets toe te voegen wat des menschen is en in diepe afhankelijkheid voor Gods aangezichte te wandelen, oog en hart op Jezus Christus, den Borg en Middelaar, den Hoogepriester, en Voleinder des geloofs — dat doet niet verlegen staan, maar vervult met goederen.

Volstandig te volgen in dien weg, door voorspoed en tegenspoed, door kwaad gerucht en goed gerucht heen — dat doet de ziel verzadigd worden met het goede.

Blijmoedig en vroolijk op te merken, dat de Heere goed is en Zijne goedertierenheden in eeuwigheid duren, doet uitroepen: Hij, die ons geroepen heeft, is getrouw en zal doen naar Zijn Woord!

0! dat is een zalige weg. Want het vervult met vrede en barmhartigheid !

Vrede in de verzoening met God en de verzekering daarvan in het hart door den Heiligen Geest,

En uit God, de fontein des Heils, zal barmhartigheid vloeien over alle ware geloovigen, die rechte Israëlieten zijn en van God daarvoor erkend worden.

OI wat is het Kruis allernoodzakelijkst en dierbaar.

Het is tot verzoening, tot vrede. Het is de betooning van Gods barmhartigheden en de opening van Zijn eeuwige liefde.

Behooren we reeds tot dat ware Israël? Hebben wij het teeken van de besnijdenis des harten door den Geest reeds ontvangen ? Kennen wij reeds die goddelijke genade, om als een verlegen zondaar uit te zien naar den volzaligen Christus Gods, om uit Hem te mogen ontvangen wijsheid, gerechtigheid, heiligmaking en verlossing?

Dat geeft vrede en vreugde, door den barmharligen God en Vader van onzen Heere Jezus Christus.

Terwijl het onbekeerde hart vol armoede en ellende voor eeuwig zal omkomen.

Onderzoek u zelf nauw in deze. Dat Paulus zoo extra er bij voegt „en het Israël Gods" heeft beteekenis.

Niets kan ons baten voor de eeuwigheid, dan als een burger in Sion geboren te worden en daar onze schat te mogen kennen.

Wat geen zaak van vleesch en bloed is — integendeel, 't wordt door vleesch en bloed niet begeerd en zoo lang mogelijk vol vijandschap tegengestaan.

Maar 't is een wonder van ontfermen, 't welk de Heere bewijzen wil aan verslagene harten, die geen helper hebben en uit de diepte van ellende hebben leeren roepen tot God.

Die wil Hij genadig zijn; om onder de schaduw van het Kruis van vrede te spreken, tot prijs Zijner barmhartigheid!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's