Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want Gij weet de genade onzes Heeren Jezus Christus, dat Hij om uwentwille is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijne armoede zoudt rijk worden. 2 Cor. 8 : 9.

Om armen rijk te maken.

't Is al jaren geleden, dat ik eens in een groote stad zat onder de predicatie van een prediker, die reeds dadelijk bij het noemen van zijn tekst de opmerking maakte dat hij het verhaal, waarin zijn tekstwoord voorkwam, beslist ongeloofwaardig achtte. Het kon niet waar zijn.

Welke die tekst was en welk verhaal, 'k zal het u zeggen. Dat was de geschiedenis van Izaaks offerande. Zoo'n vader was er niet en zoo'n God nog veel minder, die zulk een eisch zou stellen.

Wij leggen deze critiek zóó op zij. We merken alleen op; hoe treurig toch, dat men zich geroepen meent iets te verkondigen, wat men zelf niet gelooft. Schrikkelijk zulk eene verantwoordelijkheid op zich te nemen. Waar we evenwel op willen wijzen is dit, dat een natuurlijk mensch er zelfs niet in kan komen, hoe een vader die kracht zou hebben zijn zoon, zijn eenige, te stellen tot een offerande, 't Schijnt hem een volslagen dwaasheid, dat God de Heere dit ooit zou vragen. Daar kan hij niet bij.

't Vragen zelfs gaat zijn begrip te boven. Maar nu het doen. Wat de Heere van Abraham vroeg, dat heeft Hij zelf gedaan. Hij heeft Zijn Eengeboren Zoon gegeven.

Toen het bij Abraham zoover gekomen was, dat het doodend lemmet werd opgeheven, werd hij staande gehouden: „Abraham, Abraham. Strek uwe hand niet uit naar den jongen en doe hem niets, want nu weet Ik, dat gij godvreezende zijt en uwen zoon, uwen eengeboren Mij niet hebt onthouden".

Toen het er toe stond, trad de Heere storend tusschen beide. En als Abraham zich omwendt, weet hij, dat de Heere Zelf in alles heeft voorzien. In de struiken zit het offerdier als wachtende op de hand, die het nemen zal.

De Heere zou Zich Zelven van een brandoffer voorzien.

Wij nemen deze geschiedenis niet alleen aan, ze is ons niet enkel dierbaar, maar we zien er nog meer in n.l. eene afschaduwing van de offerande, die eenmaal zou plaats hebben op Calvaria's heuveltop, en waarvan het zichtbaar uittreden ligt in Bethlehems stal. Hier gaf God Zijn Zoon aan d' aard'. Daar had de schenking plaats.

Alles wat er kwam lag hier reeds in opgesloten. Het Kruis is er maar niet bij gekomen — neen Bethlehem en Golgotha is één rechte lijn. Wie dit uit het oog verliest, ziet in de kribbe te weinig, heeft als 'ter op aankomt, er niets aan.

In Joh. 3:16 ligt het volle Evangelie: „alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn Eengeboren Zoon gegeven heeft". Gegeven, eigenlijk kon beter gezegd, overgegeven.

Waarbij zullen we 't vergelijken ?

Bij het lam, dat de offeraar straks zou vinden als wachtende op den offeraar. In den doomenheg werd Hij vastgemaakt, toen Maria Hem wond in de doeken.

Wij menschen zien er gewoonlijk zoo bitter weinig van. Bethlehem wekt vaak zoo'n oppervlakkigen jubel. Het is de ontlediging van den Koning, van den Koning der koningen. Hij legt alles af. Hij laat Zich alles ontnemen, opdat doodarmen zouden rijk gemaakt worden, begiftigd met de schoonste heilsgoederen.

Geve de Heere ons iets van die genade te verstaan, waarvan onze tekst spreekt.

„Daar Hij rijk was".

Ja rijk was Hij, in den meest volstrekten zin des woords. Alles bezittende en alles gevende zonder in rijkdom af te nemen. Ge zoudt dezen rijkdom kunnen vergelijken met de zon. lederen dag opnieuw schiet zij uit duizenden, millioenen, niet in getallen uit te drukken stralenbundels van licht en warmte naar de gansche aarde, en leent van haar licht aan millioenen sterren en hemelbollen en toch wie onzer kan zeggen: die zon wordt er niet beter op, haar licht wordt minder en haar warmte krimpt in ?

Zoo is de rijkdom waarvan hier gesproken wordt.

„Daar Hij rijk was".

Zal ik u terugvoeren in gedachte tot het punt, dat Hij leefde — in ongestoorde heerlijkheid bij den Vader.

Hij spreekt daar Zelf van in het hoogepriesterlijk gebed, wanneer Hij zegt: „Vader, verheerlijk Mij, bij Uzelven, met de heerlijkheid, die Ik bij U had eer de wereld was. Dat is iets schoons geweest — lezer, de koestering van den Eeuwige te ondervinden, zooals Hij. Geen pen is bij machte die zaligheid in woorden weer te geven. Engelen kunnen hiervan slechts stamelen:

„Daar Hij rijk was".

Hij was rijk in genieten, maar niet minder in kunnen en in hebben.

Leest eens wat God de Vader deed door Hem.

In den beginne schiep God den hemelen de aarde. Wiens werk was dat? Door wiens hand geschiedde zulks ?

Het 1ste hoofdstuk van het Johannes-Evangelie bant alle onzekerheid.

„Alle dingen zijn door Hem gemaakt. Zonder Hem is geen ding gemaakt, dat gemaakt is". De hemel door Hem gemaakt en de aarde door Hem voortgebracht.

Alles boog zich voor Hem neder.

Nu — die 2de Persoon van het goddelijke Wezen, die Zoon — dio zoo onmetelijk rijk mocht heeten, wordt arm — doodarm. Hij laat zich letterlijk alles ontnemen.

„Arm geworden".

Hij komt op de wereld. De schoot, door Hem gezocht, is een van de armsten naar de wereld.

Neen, Hij ging Jeruzalem voorbij. Herodes werd deze gunste geweigerd en naar Rome wendde zich zijn zoekend oog niet — het keizerlijk paleis zou deze onderscheiding niet ten deel vallen.

Onder het geknechte, verachte volk der Joden had Hij een Maria verkoren. „Arm geworden".

Ja, wel arm, vraagt het maar eens aan de herders hoe ze 't bevonden hebben.

In een stal, waar de dieren wonen werd Hij nedergelegd, voor Wien de Seraffijnen zich kortelings hadden nedergebogen.

Ja, wel arm, volgt Hem maar eens op Zijne gangen — een rustig nederliggen wordt Hém daar nog niet gegund. Herodes noodzaakt Hem tot vluchten. En zoó het begin, zoó het einde. Neen, dat is niet juist daar is een gestaage rijzing, evenals Izaak steeds klom, steeds hooger klom met zijn vader naast zich, die hem binden zou, zoo ook de Heiland, als Hij van deze aarde moet heengaan, wordt Zijn gang hoe langer hoe moeilijker. Hij wordt van alles beroofd.

Als ge iets van de diepte zien wilt — zoo moet ge Hem zien kruipen in den Olijvenhof, of hangen aan het hout van schande. Van allen en alles verlaten. Tusschen de moordenaren. Een vloekeling.

Of Hij ook arm was — het kon niet armer.

En waarom was dat nu?

Waarom had Hij Zich zoo geheel ontledigd ? O, lezer, plaats uw medelijden niet verkeerd. Roep geen meewaren uit over Hem, maar over een, die heel dicht bij staat.

Om uwentwille — zegt de Apostel.

Opdat gij door Zijne armoede zoudt rijk worden.

Weet ge dat al?

Van nature verstaat daarvan de mensch niet veel. Hij vindt zijn beeltenis in Openb. 3:17 gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt. Hij meent dat hij rijk is en verrijkt en geens dings gebrek. Ja dat maakt zijne armoede des te treuriger als hij 't maar verstond. Hij heeft niet-met-al van alles beroofd, en hij weet het niet. Vandaar ook dat hij de komst van den Zoon in het vleesch niet verstaat. Dat is voor den mensch, die nog rijk is en verrijkt een raadsel. Wat moet Deze toch op aarde?

Armen rijk maken, hongerigen met goederen vervullen, die gansch ontbloot zijn met de kleederen des heils omhangen.

Voor de zoodanigen is het een heerlijke tijding, een allerliefelijkst Evangelie. De Zone Gods ontledigde Zich opdat hun ledig harte vervuld zou worden. Al Zijne schatten deelde Hij uit aan Zijn dood-arm volk.

Weet gij daar nu van  lezer?

Kent gij dat woord „genade"?

Daar loopt het over: „Gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus", zegt de Apostel.

Van hoevelen moet met smarte getuigd, dat zij van dit woord, niets verstaan.

Het wil niet anders zeggen dan alles verbeurd en verzondigd en toch smeeken om behoud.

De kribbe van Bethlehem, de komst van den Christus in de wereld is de krachtigste veroordeeling van den mensch. Het roept hem toe, dat zijn weg onherroepelijk voortliep, daar was geen andere mogelijkheid om de redding deelachtig te worden, dan door de gave Gods. Het snijdt al het menschenwerk bij den wortel af.

Is dit het eene — aan de andere zijde is het ook zoo'n ondubbelzinnig blijk van Godes nietssparende ontferming. Zijn Eengeboorne gaf Hij om Zijn in zich-zelf verloren volk van den eeuwigen dood te redden. Verliet de Zoon de heerlijkheid — het was opdat de Zijnen diezelfde heerlijkheid straks zouden beërven. Gaf Ilij het leven, het was opdat door Zijn dood het volle rijke leven Gods zou geschonken worden aan allen, die dien Christus behooren.

Hing Hij eenmaal, alleen, van alles beroofd, aan het kruis — de gemeente daaronder zou de vrucht daarvan erlangen.

Een van onze formulieren zegt hier van zoo schoon: Hij verlaten, opdat ik nimmermeer verlaten zou worden.

Och dat Zijne naaktheid ons toch uitdrijve tot den Troon der genade.

Zonder deze Borg zullen de bergen worden aangeroepen en de heuvelen gesmeekt om te bedekken voor Zijn heilig oog.

Met dezen Heiland voor ons, zal de mantel Zijner gerechtigheid ons sieren voor eeuwig.

In het bekende hoofdstuk van Jesaja — waar met zulke levende lijven Zijne armoede geteekend staat, vind ik een wonderlijk woord: „Hij is bij den rijke in Zijn dood geweest".

Zou dit ook niet gelden van al Gods kinderen, — door de poorte van het graf gaan ze heen, om bij hun rijkmakenden Heiland te komen.

Als ze daarop zien — al het hunne werd het Zijne, en al het Zijne het hunne, — het wacht nog maar op de volle uitdeeling, op het heerlijk aanschouwen.

Dan zingen zij, in God verblijd, Aan Hem gewijd. Van 's Heeren wegen: Want groot is 's Heeren heerlijkheid, Zijn Majesteit ten top gestegen; Hij slaat toch, schoon oneindig hoog, Op hen het oog. Die needrig knielen; Maar ziet van ver met gramschap aan Den ijdlen waan Der trotsche zielen.

.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 1912

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's