Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ingezonden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ingezonden.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarde Redactie,

Na lezing van Uw artikel »Dat zij allen éen zijn«, in het No. van 30 Mei j.l., moet mij een bezwaar van 't hart. Ondanks de vele juiste opmerkingen, daarin voorkomende, meen ik mij nochtans niet te mogen verhelen, dat er ook eene bedenkelijke zijde aan is. Ik doel in dit verband op passages en uitdrukkingen, waar de geachte schrijver het heeft over degenen, die inderdaad met ons, Herv. Geref., één in belijdenis blijken te zijn en van wie we, om allerlei oorzaak nochtans kerkelijk gescheiden leven. En nu is in eerste instantie mijn gravamen, dat de schrijver hier veel te spoedig met zijn conclusies gereed is, die van eene zekere oppervlakkigheid niet zijn vrij tepleiten. Laten we ons, in weerwil van de zeer Schriftuurlijke eenheidseisch, niet gaan aandienen bij degenen, die nu eenmaal den naam van Gereformeerd hebben (haast met uitsluiting van anderen) en dit daarom dan ook zouden moeten zijn. Als dan gezegd wordt, dat te beschouwen zijn als onze broeders Dss. A., B. en C. van de Geref. Kerken en Dss, A. en B. van de Chr. Geref. Kerk. dan wil ik dat niet tegenspreken, maar inzonderheid de 2 volgende zinnen doen mij de hand opsteken en zeggen: wacht even.

Is dan de geachte schrijver een vreemdeling in het Gereformeerd Jeruzalem en weet niet de dingen, die geschied zijn ? Daar zijn met name de leergeschillen in de Geref. Kerken, die, na al de ellende, die men dienaangaande reeds heeft doorgemaakt, nog onlangs Ds. Bos, van Dokkum, stof gaf om te schrijven, dat ook in de Geref. Kerken eene betrekkelijke leervrijheid is. Wij, Geref. Herv., kunnen onmogelijk meegaan met de leer der rechtvaardigmaking van eeuwigheid, veronderstelde wedergeboorte bij den doop en alle verdere afwijkende z.g. Verbondsleer. Tot welke ongelukkige practijken men daardoor komt, is in menige Geref. Kerk na te gaan, treedt ook aan den dag, wanneer men meermalen met, vergun mij de uitdrukking, doorsneê-menschen daarvan in gesprek of aanraking komt. Meest erg politiek aangelegd, maar met haast geen geestelijk onderscheid. Hoe wordt alles veelszins veruitwendigd; veel wordt opgegeven van »de eere Gods« en God komt niet aan Zijn eer in het stuk der rechtvaardiging, de zondaar wordt niet ontbloot en het uitwendig lidmaatschap der Kerk doet zooveel bij hem voor, dat een hartgrondige bekeering der ziel en de noodzakelijkheid der wedergeboorte voor ieder, hoofd voor hoofd, hoe langer zoo meer op den achtergrond komt. Ik wil van de Geref. Kerken geen zwart schilderij ophangen, maar we moeten waar zijn. Hier is een geestelijk-treurige toestand, terwijl men roemt op paarden en wagens, onder het opsteken der vaandelen. Waar ook scheiding en doleantie onder het oordeel blijken te liggen, zoeken we dan geen gekunstelde eenheid. Immers de groei ook der Chr. Geref. Kerk ten koste der Geref. Kerken rechtvaardigt dit.

Grijp hier en daar een predikant der Geref. Kerken, een van den ouden stempel, maar zeg mij: zou ons Herv. Geref. volk het kunnen uithouden, als het in één huis moest wonen met zoovelen, die aan onderscheidene levenswaarheden een filosofisch betoog vooropgezet hebben? en die in de practijk met het oude volk, dat nog van zuchten en kermen verstand heeft, niet zouden kunnen en willen omgaan? Waar gaat het heen met het Nieuw-Gereformeerdendom? Neen, waarde Redactie, wél zij ons roepen tot God vanwege den ellendigen toestand der Kerk, maar beter eene zuivere waarheid in een diepgezonken Kerk, dan een ongereformeerde leering in eene naar het schijnt gezuiverde Kerk. Al zou eene groote schare in één Gereformeerde landskerk samenwonen, wanneer de Geest des Heeren niet vaardig worde en — indien 's Heeren welbehagen hiermede kon samenvallen — zelf niet samenbrenge wat door éénen Geest is gedrenkt, het zal niet bestaan kunnen. De wacht betrokken bij de beproefde waarheid, nuchteren en wakende. En voorts: »Och, dat al het volk des Heeren profeten waren, dat de Heere Zijn Geest over hen gave.»

Met dank voor uwe gastvrijheid,

's Gravenhage, 9 Juni '13.                           L.G. Bruijn.

Onderschrift van den Hoofdredacteur.

Wij willen gaarne voor dit stuk een plaatsje ruimen in ons Bondsblad.

Of we niet weten, dat er »dwalingen» zijn in het midden van de Geref. Kerken? Ach ja, evengoed, als we weten dat er »dwalingen« zijn onder de Gereformeerden in de Herv. Kerk. Gelijk we ook weten, dat er in elke kerk dwalingen geweest zijn en zullen blijven.

Maar ieder voelde wel uit den toon van ons schrijven, dat het niet om de gebreken van anderen ging in deze. Maar dat het om het Goddelijk gebod ging in deze zaak: wees éen!

En neen, we willen niet meedoen om de gebreken van de Geref. Kerken te ontkennen.

Maar we zouden zoo gaarne willen dat èn zij die zijn uitgegaan èn wij die bleven, voelden, dat de Geref. Kerk verscheurd ligt en dat zij, die nu gescheiden leven van elkander, van den Heere hebben af te smeeken: „O HEERE, God der heirscharen, .breng ons weder; laat Uw aanschijn lichten, zoo zullen wij verlost worden." Als ook: »Heilige Vader! bewaar ze in Uwen Naam, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij éen zijn, gelijk als Wij."

Dat zou van beide kanten veel „verbijten en vereten" kunnen wegnemen.

't Is altijd onze leuze geweest, te bidden om den vrede van Jeruzalem en de eenheid der broederen, gelijk aan den kop van ons Bondsblad is te zien.

Misschien kan het z'n nut hebben om in dit verband nog eens te herinneren aan 't geen Dr. Kuyper in 1897 schreef, vooral wat no. 4, 5 en 6 betreft. We bedoelen deze verklaring:

De ondergeteekende, van onderscheidene kanten vernomen hebbende, dat vele antirevolutionaire kiezers, die tot de Nederduitsche Hervormde Herk behooren, beducht zijn gemaakt, als zou de overwinning der antirevolutionaire partij uitloopen op schade voor de Hervormde Kerk, gevoelt zich gedrongen desaangaande het navolgende te verklaren.

1. dat hij een beslist tegenstander is van de scheiding van Godsdienst en Staatsrecht. De souvereiniteit van God Almachtig moet naar zijn vaste overtuiging ook in het Staatsrecht erkend, gehandhaafd en ge ëerbiedigd worden.

2, dat hij evenzeer een beslist tegenstander is van de scheiding van Kerk en Staat, gelijk de Liberale partij die wel bepleit, maar zelve niet aandurft, en dat hij--daarentegen steeds, evenals Groen van Prinsterer, het staatsrechtelijk karakter der Kerk van Christus verdedigd heeft.

3 dat hij met de geheele antirev. partij daarentegen steeds aandrong en aandringen blijft op herstel van de geldelijke zelfstandigheid der Kerk en uit dien hoofde het beginsel voorstaat, om de gelden die aan de Kerken toebehooren, niet langer onder beheer van den Staat te laten maar onder beheer der kerken zelve te brengen. Art. 20 is door hem dan ook steeds zóó uitgelegd, dat alle Kerken die nu uit de Rijkskas trekken, haar inkomsten behouden zouden en dan in vast kapitaal.

4 dat hij, afgezien van de politiek, als Godgeleerde, als Canonicus, en als Belijder van den Christus, aan de Ned. Herv. Kerk geen anderen eisch stelt, dan - dat zij voor het gezag der Heilige Schrift weerbuige en terugkeerê tot de Belijdenis der vaderen, gelijk die in het bloed onzer martelaren bezegeld is.

5 dat hij en met hem alle Gereformeerden, zoodra dit zal geschied zijn, met dankbare vreugde weer met alle broederen de aloude eenheid van de kerk onzer vaderen in dezen lande zal helpen herstellen.

6 dat hij zoolang dit uitblijft, zeer zeker in verzet komt tegen al wat in de Ned. Herv. Kerk den Christus verloochent en tegen God en Zijn Woord wederpartijdig is. maar op prijs stelt, waardeert en lief heeft, al wat in die kerk uit God geboren is en gelijkvormigheid Vertoont met den Beelde Zijns Zoons«.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Ingezonden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's