Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Gereformeerde Kerk en het Volksleven.

IV.

Ook als de toestanden in het midden van Christus' Kerk zoo diep treurig zijn heeft Gods velk een zoo hooge en heilige roeping te vervullen in haar midden.

Het voorbeeld van Elia, levende te midden van zooveel ellende, is en blijft zoo sterk sprekend.

Niet „met een boekske in een hoekske", maar als een licht te midden van een krom en verdraaid geslacht, pleitende op Gods beloften, vasthoudende aan den God des eeds en des verbonds, wandelende naar uitwijzen van Zijn heilig Woord.

Want ten eerste zijn er dikwijls nog meer getrouwen dan men vermoedt — zooals in de dagen van Elia, toen hij meende alléén overgebleven te zijn, terwijl de Heere ter Zich nog 7000 had overgehouden, die hun knie voor Baal niet hadden gebogen.

En ten tweede hebben we niet te vragen naar het aantal der menschen, maar we hebben.te zien op den eisch Gods en te hopen op Zijn genade, trouw en waarheid, zijnde een God groot van krachten, die wonderen werkt.

Ook de dichter van Ps. 80 wist van geen wijken. En was de eilende zeer groot, tot wankelmoedigheid kwam het niet. maar tot gebed uit de diepte van ellende.

Wat was 't verleden schoon geweest.

Wat was het heden in-droevig.

En dan het gebed: „O Herders Israels! neem ter ooren, die Jozef als schapen leiddet; die tusschen de Cherubim zit, verschijn blinkende. Wek uwe macht óp voor het aangezicht van Efraïm en Benjamin en Manasse en kom tot onze verlossing. O Godl breng ons weder en laat uw aanschijn lichten, zoo zullen wij verlost worden."

In bange tijden laat het kind van God niet los wat de Heere Zich zelf gemaakt heeft tot een heiligdom.

Als de breuke maar gevoeld mag worden, de zonde gekend, de schuld beleden — dan is er nog een God in den hemel die met majesteit is bekleed.

Hoort den dichter van Ps. 80 bij vernieuwing beginnen met z'n smeekbede: „Gij hebt eenen wijnstok uit Egypte overgebracht, hebt de Heidenen verdreven, en hebt denzelven geplant; Gij hebt de plaats voor hem bereid en zijne wortelen doen inwortelen, zoodat hij het land vervuld heeft.

De bergen zijn met zijne schaduw bedekt geweest en zijne ranken waren als cederboomen Gods. Hij schoot zijne ranken uit tot aan de zee en zijne scheuten tot aan de rivier.

Waarom hebt Gij zijne muren doorgebroken, zoodat allen, die den weg voorbijgaan, hem plukken?

Het zwijn uit het woud heeft hem uitgewroet en het wild des velds heeft hem afgeweid.

O God der heirscharen! Keer toch weder; aanschouw uit den hemel en zie en bezoek dezen wijnstok en den stam, dien uwe rechterhand geplant heeft en dat om den Zoon, dien Gij U gesterkt hebt!

Hij is met vuur verbrand, hij is afgehouwen ; zij komen óm van het schelden Uws aangezichts.

Uwe hand zij over den man uwer rechterhand, over des menschen Zoon, dien Gij U gesterkt hebt.

Zoo zullen wij van U niet terug keeren; behoud ons in het leven, zoo zullen wij Uwen Naam aanroepen.

0 HEERE, God der heirscharen! breng ons weder; laat Uw aanschijn lichten, zoo zullen wij verlost worden".

Neen, de kinderen Gods hebben niet te wanhopen. Laat Sion nooit twijfelen aan hun God.

Ook David wist door genade in een land vol moordspelonken, omringd zijnde door vijanden, aan zijn God vast te houden en bij bidt, dat de Heere met hem mag zijn, om niet te zwijgen waar gesproken moet worden en om met zijn God door een bende te kunnen heénbreken en te springen over een muur!

In bange tijden is de taak voor Gods kinderen in het midden van de Kerke Christi niet afgeloopen.

Integendeel! Zij hebben hunne wegen te doorzoeken. Zij hebben de toestanden na te speuren. Zij hebben acht te geven op 't geen oorzaak was van 't verval en 't geen als gevolg op de zonde gezien wordt.

En ze hebben saam in de schuld te komen. Op te treden als getuigen des Heeren, die wel op den mond geslagen zullen worden, die wel beschuldigd zullen worden de Kerk en het volk niet lief te hebben, maar die nochthans niet zullen mogen zwijgen en die door den Heere nog gebruikt kunnen worden lot groote dingen.

Of sprak de Heere door den mond van Jesaja niet, dat Hij, ook na de treurigste tijden, nog weer genade weet te bewijzen? En zei Hij zelf niet waartoe Hij dan Zijn kinderen zou gebruiken, toen Hij getuigde: En die uit u voortkomen, zullen bouwen de oude verwoeste plaatsen ; de fondamenten, van geslacht tot geslacht verwoest, zult gij oprichten; en gij zult genaamd worden: die de bressen toemuurt, die de paden weder opmaakt, om te bewonen". Jes. 58 : 12.

0! er mag in het midden van onze Kerk wel om getrouwheid gebeden worden door allen die God vreezen en die beven voor Zijn Woord.

Zoolang onze Hervormde (Gereformeerde) Kerk nog haar aloude belijdenis heeft, als een bewijs dat God het fundament er nog niet onder uit geslagen heeft, mag er wel gebeden worden om getrouw makende genade, opdat de Kerk des Heeren niet verlaten worde en opdat in het midden van de Kerk, waar met hout, stroo en stoppelen gebouwd wordt op het fundament Gods, geen stilzwijgen mag gevonden worden bij allen die de Waarheid naar Gods Woord liefhebben.

Want wègloopen is zonde, zoolang de Heere nog niet is weggegaan met Zijn genade en Geest, wat Hij bewijst door zoo menig ding.

Maar te blijven en niet te getuigen van de rechten en de inzettingen des Heeren is óok zonde.

En daarom is het een begeerlijke toestand om in bange tijden den God Jacobs tot zijn hulpe te hebben en met Joel dan te mogen belijden: de zwakke zegge: ik ben een held" (Joel 3:10).

Waarbij de Heere door den mond van Zacharias zoo ernstig, maar ook troostvol laat verkondigen: „tegen de herders was mijn toorn ontstoken en over de bokken heb Ik bezoeking gedaan; maar de Heere der heirscharen zal Zijne kudde bezoeken, het huis van Juda; en Hij zal hen stellen, gelijk het paard Zijner majesteit in den strijd. Van hetzelve zal de hoeksteen, van hetzelve zal de nagel, van hetzelve zal de strijdboog, te samen zullen van hetzelve alle drijvers voortkomen. En zij zullen zijn als de helden, die in het slijk der straten treden in den strijd, en zij zullen strijden: want de Heere zal met hen wezen en zij zullen die beschamen, die op paarden rijden.

En Ik zal het huis van Juda versterken en het huis van Jozef zal Ik behouden en Ik zal hen weder inzetten: Want Ik heb Mij hunner ontfermd en zij zullen wezen als of Ik hen niet verstoot en had: want Ik ben de Heere, hun God, en Ik zal ze verhooren.

En zij zullen zijn als een held van Efraïm, en hun hart zal zich verblijden, als van den wijn; en hunne kinderen zullen het zien en zich verblijden, hun hart zal zich verheugen in den Heere" (Zacharia 10).

{Wordt vervolgd.)

't Was dan toeh waar!

Wat wij in ons artikel „met een doode musch blij" schreven in betrekking tot Leiden, konden we in „Correspondentie" van ons laatste No. (van 11 Juli) nog even recht zetten, door mee te deelen, dat niet Ds. Schokking maar de Kiesvereeniging zich schuldig maakt aan uitbannen van de mannen van den Geref. Zendingsbond, zoodat deze menschen, wanneer het gaat om als gemachtigde in het Kiescollege gekozen te worden, steeds worden achteruitgezet.

Dit feit nu wordt door Ds. Schokking in het laatste No. van „de Geref. Kerk" erkend met deze woorden:

De genoemde Dr. Schokking toch is tot heden ten eenemale vreemd gebleven van elk advies bij het stellen van candidaten voor het Kiescollege, en alzoo ook van een advies, als waarvan hij in bovenstaande aanhaling beticht wordt.

Wel is er iets anders gebeurd; toen hem in een gesprek van het exclusivisme, dat ten opzichte van leden van den Geref. Zendingsbond had plaats gehad, iets werd meegedeeld, heeft hij dat afgekeurd.»

(De cursiveering is van óns, red. W.)

Nu herhalen we, dat het ons grootelijks verheugt, dat Ds. Schokking niet heeft mee gedaan.

Dat hij het ook heeft afgekeurd.

En wij achten ons verplicht dit op deze plaats van ons Bondsorgaan nog eens neer te schrijven.

Maar de zaak zelve is dan toch waar geweest: dat in Leiden óok gevonden wordt een achteruitzetting en bevechten van de Gereformeerden door de confessioneel en.

En daar ging het om.

Dat vinden we zoo in-treurig.

Van bevriende zijde hoorden we, dat door mannen die het weten kunnen beweerd is, dat „wat wij schreven van Woerden, niet waar is.

Het zal ons aangenaam zijn, wanneer die mannen, die het weten kunnen, openlijk in ons Bondsblad tegen ons beweren willen opkomen, dan hebben we gelegenheid om nog eens over deze dingen te spreken.

Niet dat ons dat zoó aangenaam voorkomt. Integendeel!

Maar het gaat om de waarheid van de zaak zelve, waarover we schreven.

En dan hebben we nog meer, dat, als 't noodig is, maar eens geplubiceerd moet worden.

Misscbien dat de lucht dan wat gezuiverd wordt.

Wat Amersfoort betreft.

Ds. K. den Hollander van Amersfoort komt in een ingezonden stuk in „de Geref. Kerk" van 10 Juli j.l. op tegen hetgeen wij schreven in ons artikel „met een doode musch blij". Dat hadden we verwacht en we zijn er hem dankbaar voor.

Wat blijkt nu uit hetgeen hij schrijft?

1e. dat ook hij meedoet aan dat opzitten en pootjes gevem voor het aangezicht van Dr. de Lind van Wijngaarden, omdat deze niet in Amersfoort is komen preeken op uitnoodiging van een kring van Herv. menschen, die de Geref. waarheid liefhebben. Ds. de Bruin, Ds. Bieshaar, Ds. Schippers, Ds. Kuylman, Ds. Kruyt, Ds. Hupkes enz. enz. zijn er wèl geweest, maar Dr. de Lind van Wijngaarden, onderzocht hebbende den toestand in Amersfoort, wilde niet meedoen. „Gaarne breng ik hem daarvoor mijn oprechten dank" schrijft Ds. den Hollander.

Wat lief. 't Is om er naar van te worden.

En dat, waar Dr. de Lind van Wijngaarden principiël in het z.g.n. evangeliseeren veel, véél verder gaat dan de vurigste Bondsman.

Kan het ook zijn, dat Dr. de Lind van Wijngaarden van het werken af heeft leeren zien en zich stil heeft neergezet of kan ook familierelatie hier misschien wat verklaren? Iets, wat een der ouderlingen beter zou kunnen zeggen dan wij. Wat dus in de kwestie waar het overgaat, absoluut niets bewijst.

2e. zegt Ds. den Hollander „hierin zijn we 't roerend eens met elkander: we willen geen strijd over gezangen, over Heer of Heere, over allerlei vormen; wij willen zondaren leiden tot Jezus".

Wanneer zoo gesproken wordt weten we het al!

Dan wordt alles onder de „Vormen" gerekend.

En de gereformeerden mogen toezien. Heel hun gereformeerdheid is immers maar een „vorm". Een stomme e. Geen gezangetje. 't Beteekent allemaal niets. Ze moeten maar tevreden zijn met wat ze krijgen.

Terwijl degenen die zoo spreken, dan zoo heel goed weten kunnen en weten moesten dat het niet over dingen gaat die slechts „vormen" zijn, zelf dan ook wel met inspanning van alle krachten zorgend, dat ze van die „vormen" geen last krijgen!

3e. blijkt mede uit het schrijven van Ds. den Hollander, dat in combinatie met de ethischen Ds. Pannebakker het kon winnen van Dr. Schokking van den Haag. Ds. Pannebakker, „de predikant van Nederhemert".

Ds. Pannebakker „die zich bij geen enkele partij heeft aangesloten".

Die „den Christus naar de Schriften" predikt.

Die moest en zou in Amersfoort komen!

4e. schrijft Ds. den Hollander: „toen de gemeenteleden in Juni werden opgeroepen tot het kiezen van gemachtigden, zetten zij bijna alleman, die ook maar eenigszins aan de samenkonsten in de Luthersche Kerk hebben medegewerkt, buiten het Kiescollege".

Dat is natuurlijk een domme streek door een tweede domme streek nog erger maken.

5e. zegt Ds. den Hollander: „Als er wanorde is, dan is dit een gevolg van de z.g.n. Evangelisatie. Doch gelukkig is hier van wanorde op 't oogenblik weinig of niets te bemerken.

In den Kerkeraad heerscht een broederlijke geest, het Kerkbezoek is zeer goed, al wenschten wij het in de avondbeurten ook beter". Dat is het oude liedje: men geeft den gereformeerden niets; worden ze dan wat ontevreden, dan is heel de schuld daarvan bij .. de gereformeerden.

En wat het Kerkbezoek aangaat; iemand schreef ons: „Ds. den Hollander weet beter en schrijft hier de waarheid niet".

Terwijl diezelfde persoon schrijft: "de broederlijke geest in den kerkeraad is een bewijs voor Uw beweren, het gaat hier veel te broederlijk toe, naar myn meening, behalve dat men de gereformeerden haat als de grootste vijanden".

Hier zullen we het bij laten.

We raken er aan gewoon, dat men ons wil gebruiken en dan eenvoudig niet met ons rekent.

Bij de ethischen zijn zooveel goede, brave, beste, vrome menschen.

Van de gereformeerden deugt eenvoudig niemand.

We weten het reeds lang.

Maar we zullen er toch niet over zwijgen. We willen ons protest keer op keer doen uitgaan, opdat we welen wat we aan elkander hebben.

't Is geen tijd om zich achter algemeenheden te verschuilen en intusschen de gereformeerde waarheid vijandig te zijn.

We moeten de lijnen uitstippelen voor prediking en arbeid en het moet zijn naar Gods Woord en naar den zin van onze gereformeerde belijdenisschriften.

De Synode van 1913.

De aanstaande gewone vergadering van de Algemeene Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk wordt gehouden op Woensdag 16 Juli a.s. in het gebouw der Synode Javastaat No. 100 te 's Gravenhage.

De Synode zal dit jaar als volgt zijn samengesteld :

A. De hoogleeraren Dr. P. E. Daubanton van Utrecht en Dr. A. van Veldhuizen te Groningen.

B. De afgevaardigden vanwege de Prov. Kerkbesturen : Ds. L. A. F. Creutzberg, predt. te Echteld en R. E. Menthen, ouderl. te Arnhem voor Gelderland;

Ds. H. van Druten, predt. te Rijnsburgen Ds. J. Steenbeek, predt. te Vianen voor Zuid-Holland ;

Ds. Eilerts de Haan, predt. te Heilo en J. Zijp Hz., oud ouderl. te Twisk, voor Noord-Holland ;

Dr. G. J. Weylandt, predt te Veere en P. Landsman, ouderl. te Vlissingen, voor Zeeland;

Ds. K. A. de Groot, predt te Houten en Ds. C. F. Gronemeyer, em. pred. en ouderl. te Utrecht voor Utrecht;

Ds. H. A. Leenmans Jr., predt te Harlingen en W. Koopmans, ouderl. te Wolvega voor Friesland;

Ds. Otto Schrieke, predt te Enschede en Joh. Weener, ouderl. te Enschede, voor Overijsel;

Ds. E. Tammens, predt te Zuidbroek en Ds. P. J. Franke te Hoogezand voor Groningen ;

Ds Pb. H. Edling, predt te Budel, voor Noord-Brabant en Limburg;

Dr. G. Visser, predt te Assen, voor Drenthe; en Ds. E. E. Picard, Waalsch predt te Dordrecht, vanwege de Waalsche Commissie.

Zijn we wèl ingelicht, dan zijn van de 19 leden der Synode 12 rechtzinnig en 7 vrijzinnig — terwijl de beide Hoogleraren, die met adviseerende stem zitting hebben, rechtzinnig zijn. Ook de secretaris Ds. J, Knottenbelt is rechtzinnig.

Dat de vergaderingen der Synode onder leiding van des Heeren Geest nog tot zegen mogen zijn voor onze Herv. (Geref.) Kerk!

Niet voor oppervlakkigen.

In onze rubriek Van de Leestafel schreven we voor veertien dagen, dat we de brochure „De Kerk en het volk" van Ds. W. Th. Boissevain, predikant te Wilhelminadorp, niet goed begrepen hadden.

Nu lazen we in Kerkblaadje van de hand van Dr. Locher te Waspik ook een recensie van deze brochure en deze zegt dan:

Wat we hier krijgen van Br. Boissevain is, zooals we van hem gewoon zijn, pittig, krachtig, geestig, niet voor oppervlakkigen, die alles als gesneden koek willen hebben. Zulken vinden bij Dr. Kuyper en de zijnen hun gading; zulken zullen het nooit begrijpen, hoe tegelijk van de Kerk geëischt kan worden, dat zij volkskerk zij, het volk niet loslate, en belijdende Kerk. Het is onmogelijk te verstaan, als men van den mensch uitgaat, en niet van het recht Gods. Het is eene zaak des geloofs. Met genoegen hebben we deze brochure gelezen en wenschen haar vele lezers.

Aan het (slot zouden we altijd de dingen iets anders gezegd hebben. We zouden het Woord nog meer op den voorgrond gezet hebben. Gaat het om het Woord, dan moet ook de reorganisatie in orde komen. De reorganisatie worde echter niet zóó op den voorgrond gesteld.

W.L.

Nu verstaan we waarom we zoo weinig begrepen hebben van genoemde brochure. Deze is „niet geschreven voor oppervlakkigen, ' die alles als gesneden koek willen hebben. Zulken vinden bij Dr. Kuyper en de zijnen hun gading enz."

Wat is die Dr. Kuyper toch een ongelukkig man, die „als gesneden koek schrijft voor oppervlakkigen", en wat zijn mannen als Dr. Hoedemaker, Ds. Boissevain enz. toch geluksvogels, dat ze zóo krachtig, pittig en geestig weten te schrijven, dat gewone menschen altijd moeten zeggen: „dat begrijpen we niet goed, dat moest nu een ander eens in gewone taal overbrengen, dan zouden we er misschien veel aan hebben."

Intusschen weten weten we, dat de bedoeling goed is.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 29 juli 1913

De Waarheidsvriend | 1 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 29 juli 1913

De Waarheidsvriend | 1 Pagina's