Uit het kerkelijk leven.
Het recht der Modernen in de Herv. Kerk.
IV.
In 1815—'16 zijn de Drie Formulieren van Eenigheid, zijnde de leer onzer Ned. Herv. Kerk niet afgeschaft en losgelaten.
Ze waren er en ze bleven.
Er is toen een andere Kerkvorm gekomen.
Maar het was en het bleef dezelfde Kerk, die met de Kerk van Geneve, Nassau, Hessen, den Paltz, Engeland enz. op de Synode van Dordt vergaderd zijnde, in de Drie Formulieren van Eenigheid het kerkelijk accoord van gemeenschap koos, zich scherp verzettend tegen de leeringen der Remonstranten.
En dat kerkelijk accoord bleef.
De Drie Formulieren van Eenigheid bleven de alleen officieele en eenig geldende belijdenisschriften.
En de leerstukken die daarmee verschilden, wat geest |en hoofdzaak betreft, zouden na 1816 niet worden geduld. Men zou niet toelaten dat de hoofdwaarheden van de kerkelijke belijdenisschriften werden ontkend en geloochend en bestreden, waardoor de fundamenten der Herv. Kerk zouden worden losgewoeld.
Men heeft in 1816 dus niet een nieuw protestantsche kerkgemeenschap gesticht, voör Hervormden, Lutherschen, Remonstranten
Doopsgezinden enz. saam. Men heeft van onze Herv. Kerk geen vereeniging willen maken, waarin alle mogelijke richtingen zich zouden kunnen bewegen naar eigenzin en lust, de Remonstrant naast den Gereformeerde, de Luthersche met den Calvinist, de Doopsgezinde met den Sabbathist, alles en allen in één verband, onder éen prediking, bij éen sacramentsbediening. Neen, het is wel degelijk duidelijk en onomwonden uitgesproken dat men zulks niet wilde. Luthersch zou Luthersch blijven. Remonstrant zou Remonstrant zijn. De Doopsgezinden zouden als Doopgsgezinden zich openbaren. Maar de Ned. Hervormde Kerk zou zijn en blijven de Ned. Hervormde Kerk, die in haar belijdenisschriften uitdrukking gaf van de opvatting der waarheid, voor prediking en sacramentsbediening, als ook wat de beginselen van kerkregeering betreft.
De eenvoudigste onder ons kan dat rustig nagaan wanneer hij 't volgende nog maar eens lezen wil.
7 Januari 1816 werd bij Koninklijk besluit een nieuwe kerkelijke organisatie aan onze aloude Gereformeerde Kerk opgelegd en bekrachtigd.
't Spreekt van zelf, dat ieder zich daar niet mee kon vereenigen. Dat er ook waren, die in ongerustheid verkeerden, vreezende dat deze nieuwe organisatie de leer onzer aloude Geref. Kerk zou schaden. En die ongerust waren dorsten wel niet allen te spreken — want het was toen een eigenaardige tijd, toen de Fr-ansche overheersching pas voorbij was en weer een geliefde Oranjetelg op den troon zat, die deze nieuwe organisatie van. boven af de Kerk oplegde.
Maar er waren er toch, die hun mond open deden. En gelukkig. Want al heeft het niets geholpen wat die nieuwe organisatie betreft, er zijn toen tengevolge van de gestelde vragen en het ingediende protest woorden gesproken en verklaringen gegeven, die ons nu nog van dienst kunnen zijn!
Den 7den Maart 1816 — 2 maanden dus nadat de Koninklijke hand aan de Gereformeerde Kerk de nieuwe bestuurs-organisatie gegeven had, was er bij Z. M. den Koning een adres van de classis Amsterdam, waarin men vroeg waarom de sedert meer dan twee eeuwen gevestigde kerkelijke vergaderingen niet waren opgeroepen, om eerst over de invoering van een nieuwe kerkorde te spreken ? De Kerk zelf had toch eerst gehoord moeten worden in deze zuiver-kerkelijke aangelegenheden. Dat kwam toch den Vorst des lands niet toe, om in de Kerk de dingen zoo maar te veranderen en geheel naar eigen inzicht in te richten?
Men vreesde bovendien, dat bij de nieuwe bestuursinrichting de macht der Synode te groot zou worden en licht in een soort van pauselijke of bisschoppelijke heerschappij kon uitloopen, iets waartegen onze belijdenis sleeds gewaarschuwd had.
Maar — en dat was niet het minste — men wees er in de derde plaats op, dat deze Synode wel eens de Formulieren van Eenigheid en de Liturgie zou kunnen veranderen, waardoor groote verdeeldheid, zoo geene scheuring kon ontstaan!
Op dat adres heeft de Koning toen geantwoord of liever laten antwoorden en wel in dezelfde maand nog.
Z. M. liet aan de classis Amsterdam zeggen: dat zij als onderdanen van den Staat gehoorzaamheid aan de wetten hadden te betoonen en achting voor degenen, wien der-«elver uitvoering was aanbevolen.
Nu — daar ging het bij de classis Amsterdam niet om.
't Was hier geen staatszaak tegenover welke men in de classis Amsterdam als staatsburgers kwam te staan.
Maar 't gold hier een zaak van de Kerk, in welke Kerk Christus Koning is, die Zijn dienaren daar gesteld heeft om naar Gods Woord te spreken en te handelen,
't Gold hier de Kerk des Heeren die een eigen terrein heeft en zelve geroepen is hare «aken te regelen, vergaderend in kerkeraad, classis, provinciale synode, en nationale synode.
Het eerste gedeelte van des Konings antwoord sloeg dus in 't geheel niet op het eerste gedeelte van de vraag van de classis Amsterdam.
Men had gevraagd: mocht het zoo wel?
En men antwoordde: Ik heb het zoo gedaan en nu moogt gij u niet verzetten daartegen.
Dat klopt niet op elkaar.
Het recht des Konings had moeten bewezen worden en er hadden gegronde argumenten moeten zijn aangevoerd, om duidelijk te maken, dat aan de Gereformeerde Kerk geen onrecht was aangedaan.
Immers een Koning mag toch niet alles doen ?
De Vorst des lands mag zich toch niet vergrijpen aan de rechten van Christus' Kerk?
Z M. de Koning scheen zich daar echter niet over te bekommeren. Want hij schreef heel kalm, dat de Synode er kwam ! En als dan die Synode er was dan mocht men „vrij en onverlet tot die Synode gaan, om de bezwaren die nog mochten overblijven bij die Synode in te brengen".
Wat blijft het toch een jammere zaak, dat Koning Willem I zoo gehandeld heeft met onze Vaderlandïche Gereformeerde Kerk!
En dan heel kalm bezwaarden verwijzen naar een Synode, die men juist als onwettig staatscreatuur meende te moeten veroordeelen.
Men beweerde juist, dat de Synode geen recht van bestaan had en naar die Synode, wier rechten men betwistte, werd men ver wezen om daar over de bezwaren te handelen!
't Is wonderlijk en 't is jammer.
Maar er schoot voor de classis Amsterdam, na die Koninklijke boodschap, niet anders over, dan zich nu tot de nieuwe Synode te wenden.
Doch — ook dat kon zelfs niet.
Want met den laatsten dag van Maart 1816 werd volgens orders van Z. M. de classis eenvoudig opgeheven.
Zij was niet meer.
Trouwens al de voormalige kerkelijke colleges werden op dien 31sten Maart in stilte ontbonden.
Toen kon de classis Amsterdam dus niet meer spreken. Als men onthoofd is gaat dat niet meer. Hoewel het al heel vreemd was, dat de Koning vlak voor het doodvonnis uitzicht gaf te mogen spreken tot de Synode.
Ja — in 1816 zijn wonderlijke dingen gebeurd. Dingen, die altijd nog getuigen van onrecht aan de Kerk des Heeren in dezen lande aangedaan door een Oranjevorst en Zijn raadslieden.
Maar — door dit adres van de classis Amsterdam is toch héél iets merkwaardigs gebeurd.
Want de Commissaris-Generaal sprak 28 Maart 1816 deze woorden : „ofschoon de bezwaren en bedenkingen al méér zijn weggenomen, gelieven de adressanten echter ter hunner meerdere geruststelling hier op te letten : de Synode is thans niet opgeroepen om leerstellige geschillen te beslissen, maar om de Kerken te besturen".
Dat wilde dus zeggen: het gaat nu voor 't oogenblik niet om de leer. Die blijft zooals ze is. Er wordt begonnen met het oude, zooals het altijd geweest is. De Kerk blijft hetzelfde. Hare belijdenisschriften blijven hetzelfde. Prediking en sacramentsbediening blijft hetzelfde.
Er komt alleen een andere Kerkvorm; een andere wijze van Kerkregeering.
Men behoefde zich in zake verandering van leer, in zake wijziging in de Fermulieren van Eenigheid en Liturgie — waarover de classis gesproken had — niet ongerust te maken.
Waarop de Commissaris-Generaal verder liet volgen: ,Wat de leer zelve betreft, zijn de verpligtingen van deszelfs leden (van de nieuwe Synode n.l.) en die van alle andere Kerkbesturen begrepen in 't 9de artikel van 't gemelde reglement (nu Art, 11 Alg. Regl.) hetwelk met ronde woorden van hen vordert de handhaving van de leer der Hervormde Kerk".
Men kon dus dubbel gerust zijn.
Er kwam wel een nieuwe Synode en andere nieuwe Kerkbesturen, maar men was en bleef gebonden aan de leer der Hervormde Kerk en men zou die leer der kerk moeten eerbiedigen, bewaren, handhaven,
(Wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 december 1913
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 december 1913
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's