Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Laat ons dan heengaan naar Bethlehem en laat ons zien het woord, dat daar geschied is. Lucas 2 : 15b.

Het kan niet worden ontkend, dat er altyd nog een machtige bekoring in het Kerstfeest ligt. Bijna niemand kan zich ontworstelen aan den indruk, die daar uitgaat van het "Kindeke in de kribbe."

Toch is die indruk bij zeer velen heel oppervlakkig. Er wordt in de Kerstdagen veel geleefd op 't gevoel en op de verbeelding.

De donkere, korte dagen, het wegstervend jaar, het aantrekkelijke in het Kerstverhaal met zijn boeienden eenvoud, dat alles en nog zooveel meer, brengen de menschen in een zekere stemming, die echter weer snel vervluchtigt en geheel voorbij is, als het Kerstfeest weer tot het verleden behoort.

Hoe zou dat toch komen ? Wel, het gevoel kan geraakt worden, zonder dat het hart wordt getroffen.

Of wordt er niet weinig bij stilgestaan, dat in de komst van Christus onze zonde wórdt geopenbaard?

Leeft het wel in ons hart, dat het Woord, hetwelk in den beginne bij God en zelf God was, vleesch is geworden, opdat Hij de werken des duivels zou verbreken?

Ziet, als dat door ons recht wordt verstaan, zoodat wij ook onszelf verloren en schuldig weten — dan brengt het Kerstevangelie ons in de diepte voor Gods aangezicht, maar uit de diepte voert het ons ook weer op tot de lichtende hoogten van vrede en blijdschap, omdat wij gaan vatten, dat de Heere in ontfermende liefde over het verlorene is bewogen geweest en in Christus Jezus ons een volkomene verlossing gaf. Maar, wanneer dat door ons werd ervaren en wij in Immanuël ook onzen Koning mogen begroeten, dan worden wij als opnieuw gedrongen om te zeggen: „De verborgenheid der Godzaligheid is groot, God is geopenbaard in het vleesch", en wij maken ons op naar Bethlehem, om in die nederige stal daar, in aanbidding neer te zinken voor het Kindeke in de kribbe. Want daar vinden wij den Koning der eere, den Zoon des Vaders, het vleeschgeworden Woord. Daar ligt het heil, dat d' aard in 't rond verheugt, de Heere der heerlijkheid, de Immanuël God met ons.

De herders, waarvan in onzen tekst hierboven sprake is, hebben zoo de reis naar Bethlehem ondernomen in het geloof. Hun was door een engel gezegd, dat ze daar het Kindeke zouden vinden in doeken gewonden en liggende in de kribbe. God had Zijn Woord heerlijk vervuld. Eeuwen lang was op dat Kindeke gewacht. Al oud-Israels vromen hadden op dat Kindeke biddend gehoopt. En ziet nu hier de vervulling. Hij, die rijk was, is op aarde gekomen en arm geworden om ryk te maken, om ellendigen te redden en te verlossen van den dood. In Bethlehem is nedergedaald het brood des levens voor hen, die anders van eeuwigen honger en kommer hadden moeten omkomen. O, is het dan de moeite niet waard, niet dubbel waard, om ons op te maken met die herders naar de Davidsstad en te zien het woord dat er geschied is? Gewis, Bethlehem is onze belangstelling waard, het Kind in de kribbe is onze belangstelling waard, want niet door ons pogen, door ons loopen óf kunnen of willen, komen we tot rust èn tot vrede, maar alleen door Hem, die de Vredevorst is, en een Koning, die 't hoogst geluk ver boven alle goón kan schenken.

De mensch heeft getracht — en hij doet het telkens weer —; zich door eigen inspanning op te heffen tot God — altoos echter tevergeefs. Want God moet zich nederbuigen tot den mensch. En dat is het juist, wat in het Kerstevangelie ons gepredikt wordt. God is onzer één geworden, ons in alles gelijk, uitgenomen de zonde. Neen, de bevrijding kan niet komen van beneden, ze komt van boven. O indien er bij God geen ontferming was geweest, indien het vuur der eeuwige liefde niet in Zijn Vaderhart gloeide, hoe diep ellendig zou het gansche menschengeslacht zijn ondergegaan in de ontbinding van den dood!

Maar Gode zij dank voor Zijne onuitsprekelijke liefde — en dat is onze Kerstblijdschap — in de volheid des tijds wordt in Bethlehem geboren Hij, die het geen roof behoefde te achten Gode evengelijk te zijn — maar in onzen nood en dood inging, opdat Hij een volkomen Zaligmaker zou zijn allen, die door Hem tot God gaan.

In het nederige, maar toch vermaarde Bethlehem greep dat ontzaglijk wonder plaats. Bethlehem, was het de plaats niet, waar David en zijn geslacht eens woonden? Was het hier niet, dat hij zijn psalmen zong en jubelde van dien Zoon, die tevens is zijn Heere? Ging de stem der profeten niet over deze stad en hadden zij het niet gezegd: Gij Bethlehem Ephrata, onder Juda's duizenden klein, uit u zal mij voortkomen, die een Heerscher zal zijn, wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid"? Hadden ze niet gezongen van Hem, die grooter dan David en Salomo zou wezen, de Vredevorst, die Zijn Koninkrijk zou doen komen van zee tot zee, die Zijn Banier zou ontplooien over de volken en Zijn Naam zou brengen onder de natiën, die een Heerscher zou zijn in Israel en tot aan de einden der aarde?

En toch wilt gij niet heengaan naar Bethlehem. Is die plaats u te gering ? Maar wacht nog een wijle. In dat Bethlehem is een Kindeke geboren. En juist om dat Kind moet het u te doen zijn. Naar dat kind moet gij heen. Dat kind móet gij zien. Is dat Kind in die kribbe, zoo vraagt ge, dan geen mensch van vleesch en bloed, zooak wij? Ongetwijfeld. De apostel zegt er van: „Gelijk de kinderen des vleesches en bloeds deelachtig zijn, alzoo is Hij ook dezelve deelachtig geworden." Niets menschelijks is Hem vreemd.

Maar dat Kind is meer dan mensch. Dat Kind is ook de waarachtige God en het eeuwige leven. Dat Kind is de vervulling van al Gods beloften. Dat Kind is de troost, de zaligheid, de vrede voor de Kerke Gods.

Trekt dan op naar de Davidsstad en ziet in dat Kind in de kribbe den Heiland, die daar kwam met Zijn eeuwig hart, met Zijn bloed, met Zijn leven, om zondaren zalig te maken en tot den Vader weder te brengen. Daartoe verliet hij den eeuwigen jubel van Zijn hemelsch paleis, opdat Hij in zou gaan in onzen val, in onze diepste diepte, in onzen nood en dood en zoo ons het leven, het eeuwige loven zou verwerven. Ziet, hoe groote liefde ons de Vader bewijst, dat Hij Zijn Eengeborenen Zoon heeft gegeven!

In dat Kindeke is ons bereid, wat noodig is in leven en in sterven. O zoo we dan op zulk een groote zaligheid geen acht geven, wat zal ons anders zijn beschoren dan eeuwi­gen dood en doem!

Daarom nu naar Bethlehem, gelijk de herders daarheen togen om te zien het woord, dat daar geschied is.

En zullen wij daarheen gaan in de rechte gestalte, dan moet ons hart vervuld zijn met de wetenschap, dat buiten dat Kindeke geen zaligheid is. Dan zal daar door ons de noodzakelijkheid van Jezus tot ons eeuwig heil levendig worden beseft en er zal geen rust in onze ziele dalen, voordat wij dat Kindeke zien als ook voor ons gekomen. Voor Hem, die geen plaats in de herberg vond, komt dan plaats in ons hart, plaats ook in ons leven naar alle zijden heen.

Ziet, dat moeten wij hebben, zal het recht Kerstfeest voor ons zijn — Jezus een gestalte in ons. Nog altijd is het woord waar: Was ook Christus duizendmaal te Bethlehem geboren En niet in u, zoo gaat gij toch verloren.

Christus in ons, o zeker, het is een werk Gods, dat Hij zonder ons in ons werkt, maar waarvan wij toch weet zullen moeten krijgen terwijl het de dag der zaligheid is.

Laat dan Bethlehem met zijn Kindeke u nabij komen; over Bethlehem ligt de weg naar Golgotha; wie niet knielt bij de kribbe, hij zal bij het kruis niet vertoeven.

Jezus zelf noodigt u. Hij doet alles wat te doen is. Zie het aan Zijn vernedering, aan Zijn armoede, aan de kribbe en de doeken, waarop als met gulden letteren geschreven staat: "Wendt u naar Mij toe en wordt behouden." Buigt dan uw knieën bij de kribbe en bidt: „Heere, laat mij zien, hoe die diepe smaad van Christus om mijn zonde is."

Zalig, als gij zoo met een arm, verbroken zondaarshart naar Bethlehem moogt opgaan, want dan zult gij nog Kerstfeest vieren als voor anderen deze hoogtijd is voorbijgegaan.

Immers, wie heilbegeerig bij de kribbe komt, om daar te aanschouwen het groote wonder, dat God Zijn eigen Zoon op aarde zond om zondaren zalig te maken, die keert niet ledig weer, maar wordt zeker vervuld met de schatten Zijner genade.

Als we zóo naar Bethlehem gaan, dan zal de grgote blijdschap, die in den Kerstnacht werd verkondigd, ook ons zijn. Blijdschap is altijd aan het vinden van Jezus verbonden.

Laten wij onszelf voor de vraag stellen of wij met de herders Jezus hebben gezien, zooals Hij kwam in armoede, opdat wij rijk zouden worden. Zal het wel zijn met ons, dan moeten wij Jezus hebben aanschouwd, en getast hebben van het Woord des levens; dan is ons zaligheid bereid, hier in beginsel, straks in volheid.

Wij kunnen niet getroost leven en zalig eens sterven, als Christus door ons met het oog des geloofs niet gezien werd. Van de herders staat ons opgeteekend, dat zij kwamen met haast. Nemen we daaraan een voorbeeld. Stellen we niet uit. Van uitstel komt afstel.

Het gaan naar Bethlehem moet zijn als een haasten om des levens wil. Alles, alles moet wijken voor Christus. Alles, alles moet verlaten worden om Zijnentwil. Zalig hij, die dat door genade geleerd heeft. Want zulk een heeft alles voor tijd en eeuwigheid, omdat Christus alles is voor een arm volk. Wie niets van het zijne heeft overgehouden, die zal Christus gewinnen en zich den zegen des levens zien toevloeien uit Zijne Gerechtigheid alleen.

Welaan dan, waar de tijd der genade voortsnelt, en het wel eens het laatste Kerstfeest kon zijn, dat we vierden op aarde, laat ons toezien of wij Hem kennen, die eens als de Levensvorst in den Kerstnacht verscheen, om zichzelf voor zondaars te geven. Het licht schijnt nu in de duisternis; hebt gij nog altijd de duisternis liever dan het licht?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 december 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 december 1913

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's