Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

FEUILLETON.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

FEUILLETON.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

{Nadruk verboden.)

9) In 't licht der historie.

Naast onzen Erfstadhouder rust het gebeente van Caroline, gemalin van George IV van Engeland, ook een miskende, die den Engelschen grond haatte, waar men haar zoo diep vernederde en het leven haar maakte tot een ondragelijken last, maar zij rust daar op haar eigen, uitdrukkelijk verlangen.

Zoo is het met Willem V niet!

Als straks de offlcieele herdenking in November volgt, laat dan de naam van Willem V niet verzwegen worden, zoo bid ik u, feestredenaars van Nederland, maar laat een oogenblik ons volk verwijlen in dien vreemden grafkelder in het Duitsche land en vraagt met Mej. Naber, in naam van onze liefde voor Oranje en van onze trouw aan dat Huis, dat Willem V eindelijk teruggevoerd worde naar het vaderland, dat hem zoo dierbaar was, om onze eereschuld ten opzichte van hem eindelijk eens te kwijten.

En Nederland zal hooren, of het is ons Nederland niet meer."

(ALOË, in „Onze Vacatures").

Inderdaad, ons volk was ver afgeweken, diep gevallen; het heeft zwaar geboet. In 't Verleden ligt het Heden, zoo zong Bilderdijk.

Dat heden was — ja, óók naar het vast bestel des Heeren I — maar toch, de straf der zonden in haar meest natuurlijke gevolgen.

Nederland had de machten, van God gesteld in den loop der historie, verworpen, nu lag het ter aarde neergesmeten onder den voet des geweldenaars.

Oud-Holland had zich verhoovaardigd op zijn volksvrijheden, nu zag het zich door vreemde tyrannie in slavenketenen geklonken. Het moederland had zich schandelijk verrijkt met schatten, waaraan het bloed en het zweet der inlanders kleefden­, thans viel heel dat schoone koloniaal bezit den vreemden volkeren ten buit.

De geest van den komenijs winkel had met wellustig welgevallen gegrabbeld in de schatten uit Oost en West, nu weende men laffe tranen, als het keizerlijk bevel de pakhuizen deed leegdragen en de koloniale schatten in vlammen opgaan.

Misplaatste zuinigheid had het geld ontstolen aan de belangen des lands, nu wist de vreemde dwingeland maar al te goed, waar de gouden dukaten opgestapeld lagen te wachten op het bevel tot brandschatting.

Neen, erger nog:

De Nederlandsche natie had haar geld te lief gehad om het over te hebben voor Neerlands leger en Oud-HoUands vloot, nu zag ze haar zonen wegsiepen in de legertrossen van Napoleon om stervend neer te zinken in de sneeuwvelden van Rusland of verzwolgen te worden in de ijskoude golven der Berezina.

Godlof! onze historie spreekt ons ook van blijde verlossing na de bittere ellende. De verdrukking werkte gezegend.

Terwijl in de kerken op hooger bevel gebeden moest worden voor den geweldenaar, klom uit de stille binnenkamer de zucht tot Gods altaren om bevrijding van den druk. En — God hoorde die gebeden. Wat de profetische blik van Bilderdijk gezien had in het wolkje als eens mans hand aan den verren gezichteinder, ontlastte zich als een milde regen, dien de Heer op Zijn bezwijkend erfdeel neerzond.

't Werd waarheid, wat de harp des dichters twee jaar te voren in hope had getokkeld:

Ja, zij zullen Zich vervullen. Deze tijden van geluk! Deez' ellenden Gaan volenden En verpletterd wordt het juk!

~Holland leeft weer! Holland streeft weer Met zijn afgelegde vlag Door de boorden Van het Noorden Naar den ongeboren dag.

Holland groeit weer! Holland bloeit weer! Hollands naam is weer hersteld I Holland, uit zijn stof verrezen, Zal opnieuw ons Holland wezen! Stervend heb ik 't u gemeld.Holland, uit zijn stof verrezen, zal opnieuw ons Holland wezen.

Zóo zag de dichter „in het Nu, wat worden zou". 1813. De geweldenaar gevallen. Holland verlost! Geen „Liberté, Egalité, Fraternité!" maar 't aloude „Oranje Boven!" jubelde door de lucht van ons vorstelijk 's Gravenhage.
We hebben 't eeuwfeest van dien gedenkwaardigen 17den November 1813 gevierd. Maar hebben we de feiten in het juiste licht gezien? In het waarachtige „licht der historie"? Hebben we in 1913 de waarheid
van 1813 onder 't oog gezien? Was de grondtoon van ons feestlied: De Heer' heeft groote dingen aan Nederland gedaan ?
Want er is in de historie van 1813 zoo niets, wat de Nederlandsche natie reden geeft tot zelfverheffing.
Nederland is in 1813 vrij geworden, het heeft zich niet vrij gemaakt. En, schoon immer, daarom temeer moet op den voorgrond staan, wat God gewrocht heeft. Daarom stelde 't ons weer niet tevreden, toen een feestcomité in één onzer grootste steden, aan de jeugd een herinnerings-medaille uitreikend, daarop geen ander, geen hooger embleem scheen te kunnen vinden dan de voorstelling der eertijds leege, door sombere
luchten overschaduwde, nu volle, zonbestraalde havens. En 't zei wel wat, dat randschrift aan Helmers ontleend:

De zon neeg nu ter kim,ras zonk ze in 't aaklig duister,Maar eenmaal rees ze weer,door neevlen niet bezwaard.

Maar 't zegt ons voor de historie van 1813—1913 lang, lang niet genoeg I Dat we de feiten toch laten spreken. „In ééne kloeke daad — zegt Groen — (want buitendien is er weinig verricht en ontbrak het zelfs aan gelegenheid om veel te verrichten) is, met afwending van velerlei gevaar, een voor de zelfstandigheid van het herrezen Nederland onberekenbare zegen gelegd." En die ééne kloeke daad was — de daad
van het Driemanschap Van Hogendorp, Van der Duyn, Van Styrum. Dat wès een kloeke daad. Een daad, die
moed vereischte. Een daad, die geloof behoefde als ondergrond. Want het was een daad, die den moedigen mannen het hoofd had kunnen kosten. Heye bezingt het wel zoo leuk:

Schildwachtje I wend je hoofd zoo niet. 't Is Oranje, 't blijft Oranje! Of je nu schik hebt of verdriet, 't Is tóch Oranje wat je ziet.
't Is Oranje! 't blijft Oranje! 't Is Oranje boven! Zij 't wat verbleekt in achttien jaar, 't Is Oranje, 't blijft Oranje!
't Heeft toch nog glans genoeg, 't is raar. Dat het je haast verblindt, niet waar? 't Is Oranje ! 't Blijft Oranje! 't Is Oranje boven!

Wil je mijn kop? Grijp dan maar aan! Toch Oranje, toch Oranje Zal op mijn hoedje blijven staan. Of je myn hoofd al af mocht slaan. Toch Oranje, toch Oranje, Toch Oranje boven I
{Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

FEUILLETON.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's