Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staat en Maatschappij.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat en Maatschappij.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gewijzigd Unie-Rapport.

(Vervolg en Slot.)

De voorwaarden, aan de uitkeering verbonden, zouden dezelfde kunnen zijn als de thans bestaande. Ter verzekering van het lot der onderwijzers, zou de overlegging moeten gevorderd worden van het bewijs, dat het bedrag aan traktement en pensioenbijdrage, waarop bij de vaststelling der bijdrage gerekend is, ook werkelijk daarvoor is besteed.

Het is niet twijfelachtig, dat langs dezen weg overal particuliere scholen van allerlei richting zouden verrijzen. Tegen uitspatting der vrijheid zou, evenals thans, moeten gewaakt worden door de bepaling van art. 53 (nu 57) der schoolwet, waarbij het verspreiden van leeringen, strijdig met de goede zeden of aansporende tot ongehoorzaamheid aan de wetten des lands, wordt verboden, alsmede door de bepalingen van de wet tot regeling en uitoefening van het recht van vereeniging en vergadering, welke van gelijke strekking zijn.

Intusschen is er een overgang noodig. Het zou zeker eenigen tijd duren, voordat door allen de voordeelen van den nieuwen toestand werden ingezien. Hier of daar zou voldoende ijver ontbreken om voor allen de noodige scholen op te richten.

Daarom zou op de gemeentebesturen, als zijnde wettelijke en permanente colleges, de verplichting moeten worden gelegd om in de nog bestaande leemten te voorzien. Die besturen zouden desverkiezende het beheer der school kunnen opdragen aan eene plaatselijke commissie, voor de verkiezing waarvan aan de belanghebbende ouders invloed zou kunnen worden toegekend. Voor de aan hen uit te keeren bijdrage zouden dezelfde regelen moeten gelden als voor de bijdragen aan de bijzondere scholen.

De vraag is, op welke wijze de voor dit voorstel benoodigde gelden te vinden zouden zijn.

Op dit oogenblik worden de kosten van de Openbare school gevonden, voor een zeer klein deel — ongeveer 1/10 — voor schoolgelden, bij de heffing waarvan rekening mag worden gehouden met de meerdere of mindere gegoedheid der ouders; het overige, dat ten laste komt van de gemeenten, met de bijdragen van het Rijk, wordt gevonden door belasting, waaraan de niet-schoolgebruikers evenzeer als de gebruikers bijdragen. Billijk is het trouwens dat, wanneer de wet in het algemeen belang zekere eischen stelt aan het onderwijs, waardoor de kosten daarvan aanzienlijk verhoogd worden, ook allen daartoe, evenals voor het onderwijs der onvermogenden, bijdragen naar verhouding van hun gegoedheid. Doch onbillijk is het, dat daarbij de gebruikers van de bijzondere school, gelijk thans het geval is, dubbel betalen, in tegenstelling van de gebruikers van de openbare school.

Werden nu de onderwijskosten in de eerste plaats gevonden uit de schoolgelden en voor net ontbrekende ten laste gebracht van het Rijk, dan zouden vooreerst de gemeentebegrootingen worden ontlast van de groote en zoo ongelijk drukkende uitgaven voor de scholen, en de gemeenten niet langer belast worden met het bekostigen van een nationaal belang, dat in geen verband staat met de gemeentelijke inkomsten; ten andere zou het Rijk de schoolgeldheffing en tevens de belastingheffing in verband met de rijksbijdrage, waardoor in de onderwijskosten moet worden voorzien, zoodanig kunnen regelen, dat de gebruikers van de bijzondere school daarbij niet in ougunstiger conditie kwamen dan zij, die van de openbare school gebruik maken.

Van hen, die niet tot de onvermogenden behooreu, zou een proportioneel schoolgeld moeten worden gevorderd, en voorts door het Rijk eene bijdrage verleend moeten worden aan al de scholen, waardoor het tekort in de kosten van een gewone, eenvoudig ingerichte lagere school kan worden gedekt, waarbij echter rekening zou kunnen worden gehouden met de locale behoeften aan uitbreiding der leerstof en de vermeerdering van onderwijzend personeel. De vaststelling zoowel van het bedrag der schoolgeldheffing, als van de rijksbijdrage, zou moeten geschieden naar bij de wet vast te stellen regelen.

Wil een schoolbestuur (gemeentebestuur) aan de school een kostbaarder inrichting geven, zoodat de kosten niet gedekt worden door het schoolgeld en de rijksbijdrage, dan zal het daartoe bevoegd zijn en hierin voorzien, niet door een bijdrage uit de openbare kas, maar door het heffen van een suppletoir schoolgeld of door vrijwillige bijdragen.

Ook de voorstanders van de vrije school zullen door vrijwillige bijdragen kunnen voorzien : lo. in kostbaarder inrichting van hunne scholen, indien die verlangd wordt; 2o. in de kosten van kleine scholen, die in leerlingental beneden het te stellen minimum blijven; 3o. in bet bijeenbrengen van kapitaal voor schoolbouw.

Na goedkeuring van dit Rapport worden de navolgende conclusiën met algemeene stemmen aangenomen.

Conclusiën.

1. Op de lagere scholen worde, zoo mogelijk door de Commissiën, die voor het beheer der scholen zijn of worden aangesteld, van hen, die niet tot de onvermogenden behooren, een proportioneel schoolgeld geheven, naar bij de wet vast te stellen regelen.

2. De gemeenten worden niet langer belast met de bekostiging van de lagere school.

3. Door het Rijk worde ten behoeve van de lagere scholen aan de Schoolcommissiën eene vaste bijdrage uitgekeerd, te berekenen naar regelen bij de wet vast te stellen, naar zoodanigen maatstaf, dat de kosten van eene gewone, eenvoudig ingerichte lagere school, voor zoover deze niet uit de schoolgelden te vinden zijn; worden gedekt, en rekening gehouden wordt met uitbreiding van leerstof én vermeerdering van het onderwijzend personeel.

4. De uitkeering van die bijdrage worde, evenals thans, verbonden aan voorwaarden, die de inrichting van het onderwijs vrij laten en alleen strekken om de besteding der rijksgelden voor het beoogde doel te verzekeren.

5. Voor zoover de ingezetenen niet zelve in hun onderwijs voorzien, treden in hunne plaats de gemeentebesturen op, met dien verstande echter dat zij op tijd en wijze, bij de wet te regelen, het beheer der scholen overdragen aan plaatselijke Schoolcommissiën, te benoemen door de ouders der schoolgaande kinderen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Staat en Maatschappij.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's