Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Heel veel menschen in onze Herv. Kerk, — heele knappe en vooraanstaande menschen zelfs — zijn vreeselijk bang om de menschen te binden aan de belijdenisschriften.

Dat is on-Protestantsch - zegt men.

Protestanten laten zich niet binden aankerkelijke geschriften.

Boven de kerkelijke belijdenis staat Gods Woord. En daarom moet er altijd vrijheid gelaten worden om desnoods van de behjdenisschriften af te wijken. En die afwijkingen zijn dan zoo erg niet.

Integendeel, allen die zoo slaafs gehoorzaam zijn aan de formulieren van eenigheid zijn Roaomsch en die zoo telkens uit den band springen en er allerlei afwijkende meeningen op na houden zijn zoo echt-Protestanisch,

Prachtig I

Men moet maar durven!

De gruwelijkste dwalingen, die flagrant in strijd zijn met de belijdenis en met den Bijbel, wordt zoo nog een kroon op 't hoofd gezet, van zoo echt-Protestantsch te zijn.

Maar kom nu eens met onzen ongelukkigen Reglementen-bundel.

Praat nu eens over de verschillende bepalingen daar gemaakt.

Breng de kerkelijke bestuurs-organisatie eens op 't tapijt.

En zeg dan óok eens: ik wil gehoorzamen „in zoover het met Gods Woord overeenstemt' immers dan werpen die zelfde menschen, die voor zich zelf vrijheid in belijdeniszaken opeischen, om te mogen leeren wat ze willen, dan werpen die zelfde menschen u aanstonds ten opzichte van die reglementen in 't gezicht: neen! geen reserveeren bij uw gehoorzaamheid aan de Reglementen met de woorden „in zoover het met Gods Woord overeenstemt, " want dat bedoelt revolutie, bandeloosheid, verwarring en verscheuring.

Is het niet fraai om voor zichzelf op te eischen, wat men anderen niet gunt?

Is het niet ergerlijk om alzoo met twee maten te meten?

Wanneer zal men eens eerlijk worden en erkennen, dat de toestand in onze Herv. Kerk onhoudbaar is, om mee te werken aan een eerlijke oplossing van het kerkelijk vraagstuk ?

Antwoord van Z.Ex den Commis­saris-Generaal aan de Classis van Amsterdam.

's-Gravenhage, den 28sten Maart 1816.

Zijne Majesteit de Koning, overwogen hebbende het adres, door eene Commissie uit de Classis van Amsterdam, den 7den dezer aan Hoogstderzelven overhandigd; heeft mij wel willen veroorlooven de bezwaren te beantwoorden, welke in hetzelve adres voorkomen, tegen het gearresteerd Reglement op het Bestuur der Herv. Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden, en tengevolge van welke de Classis verklaart te vertrouwen; dat door Zijne Majesteit zoodanig zal worden besloten, als, onder den Goddelijken zegen, strekken kan, tot bevordering van den duurzamen welstand der Nederlandsche Kerk en van de bijzondere Gemeenten.

Van deze door Z. M. mij verleende vrijheid zal ik thans gaarne gebruik maken, om het ongegronde der voorgestelde grieven, en van de daaruit voortgevloeide ongerustheid, aan de Classis van Amsterdam onder het oog te brengen.

Het eerste der bezwaren, hetwelk, schoon slechts in de inleiding van het adres voorkomende, bij de Leden der Classis niet weinig schijnt gewogen te hebben, bestaat daarin: dat het vermeld Reglement, door Z. M. den Koning is vastgesteld en niet door Kerkelijke vergaderingen, aan welke, volgens der adressanten begrip, althans deszelfs ontwerping had behooren opgedragen te worden.

Om de waardij van deze aanmerking te beoordeelen is het noodig, het vastgesteld Algemeen Reglement uit het ware oogpunt te beschouwen, in deszelfs verband met de vroegere en latere lotgevallen van dezen Staat.

Niet alleen beletten de omstandigheden der 16de eeuw aan onze voorvaders, het daarstellen van eene algemeene en volkomene Kerkelijke organisatie, en noodzaakten dezelven met eene stuksgewijze regeling, naar de burgerlijke gesteldheid dezer landen, tevreden te zijn; maar zelfs het op Politiek gezag en onder Politieken invloed zamen geroepen Nationaal Synode van Dordrecht, slaagde maar gedeeltelijk in het ontwerp, om eene eenparige Kerkorde in te voeren.

De daarbij bepaalde bijeenkomst van het Nationale Synode, om de drie jaren, heeft nooit plaats gehad; de Souverein schijnt het houden dezer talrijke vergadering niet raadzaam geoordeeld te hebben. De Provinciale Staten bleven alom de hoogste magt in het kerkelijke uitoefenen, waarvan alle de Plakaat boeken ten bewijze strekken. Zij wijzigden de Kerkelijke Verordeningen, naar de omstandigheden hunner gewesten en bestuurden de Provinciale Synoden door hunne Commissarissen-politiek; of beletten ook derzelver samenkomst, zooals in Zeeland plaats had; terwiijl zelfs in vele steden en dorpen de Plaatselijke regeeringen een groot gezag in het kerkelijke uitoefenden.

Het oude Kerkelijk stelsel derwijze geheel ineengeweven zijnde met het Staatkundige, moest de vernietiging van het laatste, na de omwenteling van 1795, noodwendig voor de Hervormde Kerk niets nalaten dan een gebouw, zonder samenhang en zonder kracht, waaraan de steunsels ontrukt waren.

In een der Nederlandsche Gewesten was men daarvan zóo zeer overtuigd, dat een geheel nieuw Kerkelijk Wetboek voor die Provincie ontworpen en ingevoerd werd; waarin echter ook nog de overblijfsels der vorige verbindtenis met de Provinciale inrigtingen gevonden werden. De Provinciale . Synoden, wier werking hoe langer hoe meer verzwakt was, hielden eindelijk ook op te bestaan en alom vertoonden zich sporen van verwarring en van eene neiging tot regeeringloosheid, waartegen de zoo gebrekkig ingerigte Classicale vergaderingen weinig hulp konden aanbrengen.

Bij het eindigen der Fransche overheersching bevond zich de Hervormde Kerk in den ellendigsten toestand.

Maar Gode zij dank! onze Souverein, het voetspoor zijner doorluchtige voorvaderen volgende, stelde de zorg voor den Godsdienst dadelijk onder zijne eerste pligten, bij de aanvaarding zijner regeering. Na aanvankelijk in het lot der Leeraren voorzien te hebben en bij voortduring zijne aandacht daarop vestigende, wilde hij te gelijker tijd ook zorgen, voor de belangen der Hervormde Kerk in het algemeen.

Eene Consulerende Kerkelijke Commissie, bestaande uit Predikanten van de onderscheidene Synodale ressorten, mannen van bekende braafheid, kunde en talenten, ontwierp op 's Konings uitnoodiging, een algemeen Reglement op het Bestuur der Herv. Kerk. Hetzelve werd door mij, na ernstige overweging, met mijne Consideratiën, Z.M. aangeboden. Hoogstdezelve, zich tot de genomen voorzorgen niet bepalende, raadpleegde vervolgens met eene Commissie, bestaande uit drie leden van den Raad van State; die,zoo van de zijde van den Godsdienst, als van den kant der Staatkunde, te gunstig bekend zijn, dan dat hun óórdeel en toestemming niet van het grootste gewigt moesten beschouwd worden. En zóo voorgelicht, bekrachtigde de Koning het werk der Consulerende Commissie.

Hoogstdezelve bediende zich in dit geval dus niet, dan met de grootste omzigtigheid en na met ervarene Kerkelijke personen geraadpleegd te hebben, van een regt, door de Souvereinen dezer landen, sedert de reformatie, onafgebroken uitgeoefend; omtrent de regeling, niet van den Hervormden Godsdienst, inaar van het Bestuur, en dus der uitwendige belangen van de Hervormde Kerk; teneinde het Kerkbestuur van deszelfs, deels oorspronkelijke, deels door den tijd veroorzaakte, gebreken, te herstellen en daaraan die eenheid en kracht te geven, welke het nooit bezat.

Indien Z. M. tot het bedoeld einde eenen anderen weg had moeten inslaan; indien daartoe raadpleging op talrijke Kerkelijke vergaderingen ware noodig geweest, dan zeker zou men hebben moeten besluiten, dat er geene organisatie der Hervormde Kerk mogelijk was en alles in denzelfden staat van wanorde had moeten blijven. Eene oppervlakkige kennis toch van de inrigting der Synodale en Classicale Vergaderingen, en van de wijze, waarop bij dezelve zaken behandeld worden, is voldoende om zich daarvan te overtuigen. De Adressanten althans moeten door de ondervinding daarvan wel volkomen verzekerd zijn.

De gebiedende noodzakelijkheid en het groot belang der zaak, zouden dus het gemis in forma genoegzaam billijken; ook indien de, in het adres beweerde, regten der Classicale Vergaderingen gegrond waren.

Maar ik moet erkennen, den grond niet te zien, waarop de aanmatiging der Classis van Amsterdam ten dezen rust. Gelijk toch de voormalige Synoden uit de Classen haren oorsprong en gezag ontleenden, zoo waren de Classen' slechts uitvloeisels der Kerkenraden en deze weder der gemeenten. Het zoude dan eindelijk de gemeenten zelve geweest zijn, welke eigenlijk het regt van beslissing hadden. De Classen zyn zeker, als zoodanig, geene instelling der Apostelen (zoo als men zoude kunnen opmaken, dat der Adressanten gevoelen is) maar alleen eene toevallige vrucht der omstandigheden van den 16en eeuw en der Staatkundige gesteldheid dezer landen.

Bij de Reformatie is de uitwendige kerkform, in de verschillende landen waar dezelve werd aangenomen, zeer onderscheiden gewijzigd geworden; meestal naar den smaak der toenmalige Burgerlijke Regeering. Het eerste beginsel van het Protestantisme bestaat juist in het zorgvuldig onderscheiden van zaken en formen, van Christendom en Kerkbestuur; welke in tegenoverstelling bij de Roomsch Catholieken onafscheidelijk vereenigd zijn.

Eene geheele Verandering van het uitwendig Kerkbestuur zou echter welligt de klagten der Classis van Amsterdam, min of meer, wettigen; maar zeker moet men zich daarover meer verwijderen, nu de geheele grondform, en zelfs de oude namen behouden zijn, en alles nederkomt op eene meerdere concentratie.

Het vaststellen van zoodanige wijzigingen betwist de ware geest van het Protestantisme aan geenen Souverein; vooral niet, wanneer die Souverein de Leeraars uit 's lands kas bezoldigt en zich in alles als derzelver Beschermheer gedraagt.

II. In de tweede plaats geeft de Classis van Amsterdam te kennen: dat de onbepaalde invloed van het Ministerieel Departement voor de Zaken der Hervormde Kerk enz. haars inziens, van zeer bedenkelijke gevolgen kan worden, voor de godsdienstige vrijheid en de zuiverheid van de leer der Hervormde Kerk.

Zoo er éene bedenking is, waarvan ik de mogelijkheid zelve niet had berekend, is het deze.

Het reglement geeft aan het Hervormd Kerkbestuur eene vastheid en eenen waarborg, welke hetzelve nooit heeft bezeten, zoo door de orde en kracht, die de nieuwe inrigting kenmerken, als door het verband en eenheid, welke dezelve vestigt.

Volgens dat Reglement bestaan er Kerkeraden, Classicale Besturen, Provinciale Kerkbesturen, — niet onderworpen aan Plaatselijke of Provinciale Regeeringen — en een waarlijk Nationaal Synode; hetwelk, zonder voorafgaande oproeping noodig te hebben, 'sjaarlijks op een bepaalden tijd bijeenkomt; en zonder welks voorafgaande overweging, de Souverein zelf in de form van het Kerkbestuur voortaan geen verandering kan maken. Voor de eerste maal wordt de Hervormde Kerk dezer Landen, bevorens gesplitst in negen van elkander genoegzaam onafhankelijke deelen, tot een goed en wel zamen hangend geheel gebragt, tot êéne Nederlandsche Kerk, die ook naar buiten zich met aanzien en kracht zal kunnen vertoonen.

Het Synode wordt niet gezegd afhankelijk te zijn van, maar alleen in verband te staan met het Ministerieel Departement voor de zaken der Hervormde Kerk enz., als door hetwelk alle Communicatiën tusschen den Souverein en de Kerkbestuurders plaats hebben.

Die vergadering wordt wijders niet gepresideerd of gedirigeerd, maar slechts bijgewoond door het Hoofd van dat Departement, als 's Konings Commissaris.

Dit zal toch wel niet vreemd kunnen voorkomen, daar alle de Provinciale Synoden en ook het Nationaal Synode van Dordrecht, door Commissarissen-politiek zijn bijgewoond geworden.

De Commissaris des Konings is in het Synode met den algemeenen Lastbrief ne Respublica damnum capiat; om te zien dat er niets voorbereid, verhandeld of verrigt wordt waardoor de Staat schade zoude kunnen lijden; vooits om door zijne tegenwoordigheid orde en decentie in de deliberatiën te bevorderen; zooveel mogelijk ongepaste twisten te voorkomen, welke den vrede en de rust der Kerk en der Maatschappij zouden kunnen storen; het oog te houden op de uitoefening van regt en billijkheid; en eindelijk om te waken voor de handhaving eener regtmatige ondergeschiktheid aan de Overheid en aan 's lands wetten.

Maar geenszins is deze Ambtenaar daar om over leerstellingen te oordeelen, veel minder om veranderingen daarin te provoceren ; hetgeen zelfs aan den Koning niet vrijstaat, en dus veel minder aan deszelfs Amovibelen Representant.

De Koning der Nederlanden kan, als zoodanig, evenmin besluiten nemen omtrent de Hervormde als omtrent de Roomsch Catholieke Leer. Alleen dan, wanneer tegen de grondbeginselen der algemeene zedekunde, of de zekerheid der Maatschappij, strijdende leer begrippen verspreid werden, of wanneer de hitte van Godgeleerde verschillen de zekerheid van den Staat bedreigde, zou de Souverein, niet alleen het regt hebben, maar zelfs verpligt zijn als Hoofd van den Staat, tusschen beide te treden', in welk Kerkgenootschap zulks ook mogte plaats hebben. En deze grondbeginselen zijn tevens die van het echt protestantitme; zoo gereedelijk toch als dezelve den invloed van de Burgerlijke Overheid, op de uitwendige formen van het Kerkbestuur gedoogen, wanneer de omstandigheden zeker verband met den Staat medebrengen ; zoo standvastig vorderen zij vrijheid van Godsdienst en geweten, en kennen aan den magtigsten Monarch der wereld, als zoodanig, geen het minste gezag toe, over leer of geloof. Het Christelijk geloof is onafhankelijk, zoo wel van alle menschelijk gezag, als van tijd, land, en Staats-inrigting; maar de Kerformen schikten zich bestendig en overal naar het een en het ander.

III. Eindelijk verklaart de Classis van Amsterdam in de derde plaats: ten hoogsten bevreesd te zijn voor de groote magt van het Synode en de gevaren, welke daardoor, en in het algemeen door de geringe talrijkheid der Collegiën, die het Kerkelijk Bestuur thans zullen uitoefenen, aan de regtzinnige leer worden gedreigd.

De magt van het Synode, over het rijk in het algemeen, is althans ni«t grooter dan die, welke aan de onderscheidene Provintiale Synoden, over hunne Provintiën, pleeg toegekend te worden. Het gezag van deze Kerkelijke Vergadering heeft dus op zichzelf niets, hetwelk de vrees der Adressanten kan billijken; de eenige redenen dan ook, welke zij daarom aanvoeren, is het gering getal van derzelver leden, en dat dezelve niet gebonden zijn aan lastbrieven van Classicale vergaderingen.

Over de weinige talrijkheid van de leden der Kerkbesturen, in het algemeen, kan men echter niet klagen, vermits meer dan 300 Predikanten en dus veel meer dan een vijfde van allen, daarin zitting hebben.

Het Synode zelf bestaat, wel is waar, maar uit zeventien leden, maar deze mindere talrijkbeid levert eerder een waarborg, tegen den geest van veranderen en verwarren. Wanneer men toch de Kerkelijke Jaarboeken raadpleegt ziet men steeds dat talrijke Kerkvergaderingen de oorzaak geweest zijn van twisten, verwarringen en scheuringen. — Dit was niet ligt de vrucht van vergaderingen, uit weinige personen bestaande, waarin men de orde meer gemakkelijk kan handhaven en de driften min gemakkelijk den meester spelen.

De leden der Synodale vergadering zijn evenmin als die der overige Kerkbesturen' aan lastbrieven gebonden; omdat men, welligt nog meer in de Kerk dan in den Staat, het schadelijke heeft ondervonden van eene inrigting, die alles verlamde, altijd durende deliberatiën veroorzaakte en alle afdoening van zaken belette. Maar deze noodzakelijke verandering kan zeker geene redelijke aanleiding geven, om misbruik van magt te vreezen, van eene inrigting, gewijzigd zooals het nieuw Hervormd Kerkbestuur.

De leden van het Synode worden (het eerste jaar alleen uitgezonderd) door de Provinciale Kerkbesturen vrij benoemd; voor de laatste wordt de nominatie gemaakt door de Classicale Moderatoren, welke op hun beurt door de gezamentlijke leden der Classen genomineerd worden. En alle deze keuzen zijn slechts temporair; na verloop van korten tijd keeren de Bestuurders in den gewonen kring hunner Ambtgenoten terug; het staat dus aan de Leeraars zelve, thans door geene rangorde of toerbeurten gehinderd, aan de Kerk waardige bestuurders te geven.

Er is dus eene opeenvolging daargesteld, welke de onderscheidene hoogere en lagere besturen, en eindelijk alle de Leeraars en Gemeenten zoo zeer onderling verbindt, dat de geest en gevoelens van het eene gedeelte een noodwendigen invloed op. het andere moet uitoefenen.

Maar daarenboven, het Synode wordt thans niet opgeroepen, om leerstellige geschillen te beslissen, maar om de Kerk te besturen.

Wat de leer zelf betreft, zijn de verpligtingen van denzelfs leden, en die van alle andere Kerkbesturen, begrepen in het 9de Artikel van het Algemeen Reglement, hetwelk met ronde woorden van hen vordert de handhaving van de Leer der Herv. Kerk.

Ten slot van deze aanmerkingen, welke ik mij vleye, dat de Classis van Amsterdam van het ongegronde der aangevoerde bezwaren zullen overtuigen, moet ik in het algemeen reflecteren, dat ik gunstiger denkbeelden heb, omtrent de vastheid der Hervormde Kerk en de zekerheid van derzelver leer, dan de stellers van het Adres schijnen te voeden. Deze vastheid en zekerheid vinde ik niet in het vermenigvuldigen van verbintenissen, bepalingen en formen, waarvan de ondervinding, zoo menigmaal, het weinig afdoende betoogde; maar ik vinde die in den geest onzer Vaderlandtsche Kerk en van derzelver leeraren. Zoo de gevoelens van Leeraars en Leden, in het vervolg, anders mogten gewijzigd worden, dan zouden zeker alle formen, verbiudtenissen en bepalingen daartegens weinig waarborgen. Maar ook tegen dien geest, zal noch kerkelijke, noch wereldlijke magt iets met goed gevolg ondernemen; integendeel, zoude zoodanige onderneming, zooals menschkunde en ervaring leeren, denzelven eerder versterken en onwankelbaarder vestigen.

De Classis van Amsterdam, tot dusverre met de bedoelingen des Konings en den geest der vastgestelde verordeningen nader bekend gemaakt hebbende, vinde ik mij wijders door Z. M. gelast aan dezelve te verklaren:

„Dat, gelijk Hoogstdezelve nooit eenigen inbreuk vermag, er nog minder wil maken of doen maken op de Godsdienstleer eener Kerk, welke Z. M. opregtelijk is toegedaan; Z. M. ook verwacht en vertrouwt, dat de adressanten, als Leeraars van den Godsdienst en als onderdanen van den Staat, in hunne Gemeenten het voorbeeld zullen geven, van vertrouwen op den Souverein, gehoorzaamheid aan de wetten en achting voor degenen, wien derzelver uitvoering wordt aanbevolen; en dat dezelve, nu nader ingelicht van Zr. Ms. bedoelingen, en van het oogpunt, waaruit het Reglement op het Hervormd Kerkbestuur moet beschouwd worden, niet zullen aarzelen om zich overeenkomstig hetzelve in alle opzigten, te gedragen en alzoo mede te werken, om het wankelend bestuur der Nederlandsche Hervormde Kerk, op vaste grondslagen te vestigen; en, onder den Goddelijken Zegen, tot derzelver welzijn en dat van de bijzondere Gemeenten naar hun vermogen, en naar de betrekkingen, waarin zij geplaatst zijn, te helpen bijdragen; terwijl voor het overige de Adressanten vrij en onverlet zijn, om de bezwaren, die hun nog mogten overblijven, bij het aanstaande Synode in te brengen."

Deze verklaring Zr. M. aan de leden der tegenwoordige Classis van Amsterdam mededeelende, acht ik mij tevens verpligt, hen te herinneren, dat derzelver vergadering, als collegie van Kerkelijk bestuur, met den laatsten dezer maand Maart, volgens de, overeenkomstig den last Zr. M., gestelde orders, zal ophouden te bestaan, en als zoodanig niet weder bijeenkomen; maar dat de predikanten van het classicaal ressort zich zullen behoorente bepalen tot de werkzaamheden bij het Aigemeen Reglement, aan de Classicale en Ringvergaderingen opgedragen.

De Leeraars van de Hervormde Kerk, reeds zoo duur aan onzen geliefden Koning verpligt, kunnen niet anders dan zich verheugen, ook in dit geval een nieuw bewijs te erlangen, dat Z. M. van de eene zijde stellig gezind is, de regten, hem als Souverein toekomende, te handhaven; maar ook van den anderen kant, den onveranderlijken wil heeft, om de vrijheid van den Godsdienst, de rechten van het geweten en de onafhankelijkheid van het geloof, met naauwgezetheid te eerbiedigen; en dus nooit invloed zal trachten uit te oefenen, op hetgeen niet tot het gebied der Koningen, maar tot dat der Godheid zelf uitsluitend behoort.

De Commissaris-Generaal provisioneel

belast met de zaken der Herv. Kerk,

' (w.get.) .REPELAER VAN DRIEL.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's