Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ulieden daarentegen, die Mijnen naam vreest, zal de Zon der Gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder Zijne vleugelen. Maleachi 4.; 2a,

De Zon der Gerechtigheid.

Te midden van de donkere dagen, die wij doorleven, komt weer tot ons de prediking van het Licht, dat in de duisternis schijnt. Het is wel merkwaardig, dat juist in den tijd des jaars, waarop in de natuur de duisternis haar triumfen schijnt te zullen vieren over het licht, de profetische jubel gehoord wordt: „Maak u op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid des Heeren gaat over u op."

Dat is immers de boodschap, die tot Gods gemeente in deze adventsweken gebracht wordt.. En, o hoe heerlijk vertroostend is dat voor allen, die in de wereld van eigen hart en in de wereld rondom zich niet anders dan duisternis vinden. Terwijl donkerheid de aarde bedekte en duisternis de volken, is het Licht der wereld opgegaan.

Reeds eeuwen lang was door al Israels vromen met zalig heimwee naar Hem uitgezien, die komen zou om te verschijnen dengenen, die gezeten zijn in duisternis en schaduwen des doods, om onze voeten te richten op den weg des vredes.

En God heeft Zijn volk met dat Licht getroost, ook in het bovengenoemde tekstwoord.

Het zag er in de dagen van den profeet Maleachi zeer donker uit. 't Was droevig gesteld met Israel. De afval van den levenden God was groot. De getrouwen waren weinigen. Maar — hoe gering ook in aantal, daar waren er toch nog, die God in waarheid vreesden en de vertroosting Israels verwachtten.

Het zijn deze, die hier aangesproken worden met het woord: „Ulieden, daarentegen die Mijnen Naam vreest."

Dat is een diep-insnijdend woord. Dat . woord trekt de scheidingslijn door de menschenkinderen.

Daar is immers, goed beschouwd, slechts tweeërlei volk.

Gods volk en de kinderen dezer wereld.

Daar zijn er, die God in waarheid vreezen, maar daar zijn er ook, die Hem niet vreezen. Over de laatstgenoemden wordt een „wee" uitgesproken, de eersten worden getroost. Ook hier in het woord onzer overdenking.

En als God Zijn volk vertroost, dan doet Hij dat altijd met de levensvolheid van Christus.

In het aangrijpend-schoone beeld van de „Zon der Gerechtigheid" wordt heengewezen naar Hem, die gegeven is tot een licht tot verlichting der heidenen, en tot heerlijkheid van Israel.

De zon, dat is in de natuur de lichtdraagster bij uitnemendheid. Als zij des morgens aan de kim verrijst en als een bruidegom uittreedt uit haar slaapkamer, vroolijk als een held om het pad te loopen, dan spreidt zij licht en leven overal.

Wanneer in het hoóge Noorden na koude, lange winternacht de zon weer doorbreekt, dan wordt dat met blijden jubel begroet.

Zonder die zon zou er geen leven mogelijk zijn. Alles zou verstijven en 'versterven. Buiten het licht van de zon is er niets dat leven kan.

Hoe verschrikkelijk zou het zijn, als de zon niet meer opging in het rijk der natuur! Dan zou de duisternis en de dood heerschen.

Zoo is het ook in het rijk der genade. Als de Zonne der Gerechtigheid, Jezus Christus, niet in Bethlehem was opgegaan — heel de menschheid zou verzonken zijn in den stikdonkeren nacht van den eeuwigen vloek en verdoemenis.

Daarom zal ook de plaats der rampzaligen zoo rampzalig zijn, omdat er het licht van Christus zal worden gemist.

Buiten Christus is alles nacht, eeuwige nacht, want van Hem alleen straalt licht en gerechtigheid uit over een volk, dat gezeten is in het land van de schaduwe des doods.

Buiten Christus is de mensch duisternis. Daar is wel een tijd geweest, dat de mensch zich mocht verheugen in het licht van Gods vriendelijk aangezicht, maar door zijn zonde heeft de mensch dat licht verlaten. Dat is onze schriklijke val. We hebben de duisternis liever gehad den het licht.

En als er nu geen ontfermen in het vaderharte Gods was geweest, we zouden allen zijn weggezonken in de diepten van den eeuwigen dood.

Maar, Gode zij dank! De Heere is met innelijke barmhartigheid bewogen geweest over zijn volk. Daarom heeft Hij Zijn eigen Zoon geschonken. In Hem is het Licht weer opgegaan. En wie Hem volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar het licht des levens zien.

Dat licht van de Zon der Gerechtigheid bescheen reeds in den ouden dag het pad van allen, die in vreeze wandelden voordes Heeren aangezicht. Bij dat licht heeft een Abram geleefd, een Izaac, een Jacob, een David en zooveel anderen meer, die door het geloof, hoewel de belofte nog niet verkregen hebbend, dezelve van verre hebben gezien en omhelsd. Zij zijn zalig geworden door hetzelfde geloof, waardoor wij moeten zalig worden. Gelijk zij moesten geloovenin den Christus, die komen zou, zoo ook wij door het geloof in Hem, die gekomen is. Buiten Jezus om, was er ook onder het Oude Verbond geen zaligheid, gelijk er ook nu geen zaligheid is buiten dien Eenigen Naam.

Er kan geen leven zijn zonder die Zon der Gerechtigheid.

Daarom, wie buiten Christus om wil zalig worden, dien blijft niets anders over dan nacht, eeuwige nacht. ,

Is er eenig geestelijk leven in uw ziel aan­ wezig, het is er alleen door Christus, 't Is uit Hem en keert zich ook altijd weer tot Hem. Buiten Christus kan een levend gemaakte siel het dan ook niet uithouden. Dat wordt al openbaar, zoodra wij aan onszelf ontdekt zijn. Hoe dorst dan de ziel naar Jezus! Wordt er dan niet uitgeroepen:

„Geef mij Jezus of ik sterf Buiten Jezus is geen leven Maar een eeuwig zielfsverderf".

O gewis, onze ziel kan niet leven, zoo zij Jezus mist. Dat wordt dan eerst recht verstaan. Maar wat een blijdschap dan ook, als wij door het geloof dien Jezus mogen toeeigenen! Dan vinden wij in Hem alles, wat tot onze zaligheid noodig is Beseft gij, dat er bij ü geen gerechtigheid is en geen leven, maar ziet gij u gansch melaatsch van de hoofdschedel tot de voeten toe en hijgt gij naar licht, naar leven, naar verzoening met God, weet dan, dat de Zonne der Gerechtigheid is opgegaan juist voor hon, die in de donkerheid hunner ongerechtigheid neerzitten.

Ach, dat gij dan maar tot Hem uw toevlucht mocht nemen, want daar zal genezing zijn onder Zijne vleugelen.

Er zal genezing zijn onder Zijne vleugelen". Voelt gij daar de beteekenis van?

Gelijk een hen haar kiekens koestert met haar vleugelen, zoo koestert ook de zon met haar lieflijk licht mensch en dier en plant. En dat licht der zon is levenwekkend — maar het heeft ook een genezende kracht. God heeft ons in het zonlicht een grooten zegen geschonken, want door de kracht van dat licht worden vele voor onze gezondheid zoo schadelijke bacillen gedood. Daar is in het licht een groote genezende kracht. Sommige ziekten zijn alleen met succes te bestrijden door een sterke belichting.

Welnu, vooral in de stralen der zon is door God de kracht tot genezen gelegd voor verschillende lichaamskrankheden, maar veel meer, oneindig veel meer is er genezing onder de vleugelen van de Zonne der Gerechtigheid in Jezus Christus, het Licht der wereld.

In Hem is u het eenig, maar ook onfeilbaar geneesmiddel voor al uw krankheden gegeven.

Dat middel is heel goedkoop. Het kost u geen penning, o hoort het toch, verwonde, kranke zielen, hoe Hij noodigt: „o alle gij dorstigen komt tot de wateren en gij, die geen geld. hebt, komt, koopt en eet, zonder geld en zonder prijs.

Er is genoeg in Christus voor eiken kranken zondaar; zoo hij slechts komt onder Zijne vleugelen, zal hij geen grens vinden aan Jezus' genezende kracht, al is ook de kianke ziel geheel en al melaatsch, die Zon der Gerechtigheid is vol van genade en daar is verberging onder hare vleugelen.

Jezus Christus is de Eenige Heelmeester voor alle kwalen der ziel. Daar is geen Heiland behalve Hem.

Al wat wij zelf tot onze behoudenis aanwenden, maakt de krankheid nog erger, ja voert ons gewis naar den dood — maar alleen, alleen in de. Zonne der Gerechtigheid is gezondmaking en radicale genezing.

Och, dat gij tot Jezus mocht vluchten, gelijk die melaatsche tot Hem ging, zeggende: „Heere, indien Gij wilt, gij kunt mij reinigen". Zoo zal het niet tevergeefs zijn, want Hij zal u reinigen door en door.

Welaan dan naar Jezus heen, voor dat het donker wordt en gij uw voet zoudt stooten aan de schemerende bergen.

Toen bij de eerste fransche omwenteling de Bastille genomen werd, bevond zich in die verschrikkelijke gevangenis een oud man, welke daar veertig jaar gevangen zat en ziet, die man, wiens haren in dien kerker grijs waren geworden, was niet meer te bewegen zijn cel te verlaten. Hij was zoo aan' de duisternis gewoon geworden, dat hij de duisternis boven het licht verkoos.

Is dat niet hét beeld van den zondaar, die niet beschenen wil zijn door de Zon der Gerechtigheid, omdat hij de duisternis liever heeft dan het licht?

„Verschriklijke toestand", zoo zegt ge. Ja, wel verschrikkelijk en dat is nu het beeld van de onbekeerden, misschien ook van u?

O nog komt tot u de prediking van het Licht, dat in de duisternis schijnt. Nog heeft God bemoeienis der ontferming met u. Hoort dan des Heeren woord en uwe ziel zal leven, ja leven tot in eeuwigheid.

Voor het volk, - dat eigen duisternis kent, kan het wel eens te groot schijnen, dat zij zullen leven. Immers zij zien niet anders dan den dood en waar is het leven? Wij antwoorden : wat onmogelijk is bij de menschen, is mogelijk bij God.

Houdt dan moed, gij allen die worstelt om gerechtigheid en leven en licht, de Heere is machtig de doodschaduw te veranderen in de morgenschemering. Straks gaat de Zonne der Gerechtigheid in heerlijken glans over u op en daar zal genezing zijn onder Zijne vleugelen.

Ja, gewis, dat zal de Heere waar maken, want Hij is getrouw, die het ook doen zal.

De Heere zal u niet altijd in het donker laten, de Zon der Gerechtigheid is immers opgegaan.

En voor elk, die in het duister dwaalt, Verstrekt deez' Zon een helder licht

Dat hem in schaduw des doods bestraalt. Op 't vredepad zijn voeten richt.

.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 december 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 december 1914

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's