Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Hij zeide tot hen: Wat redenen zijn dit, die gij wandelende onder elkander verhandelt en waarom ziet gij droevig? Luk. 24

Waarom ziet gij droevig?

Geen Paschen zonder een gang naar Emmaus" — heeft eens iemand gezegd, en inderdaad, 't is alsof er aan de viering van het Paaschfeest iets ontbreekt, wanneer we met onae gedachten niet bij die twee Emmaüsgangers worden bepaald.

Eén van die twee wordt ons met name genoemd; het is Kléopas.

Naar den ander kunnen we slechts gissen. Het doet er ook weinig toe, wie die ander geweest is.

Het was op den middag, dat deze twee vrienden zich uit Jeruzalem op weg begeven naar Emmaus, de plaats hunner inwoning.

Eerst zijn zij een wijle zwygend voortgegaan. De volte der straten, die van feestgangers wemelden, belette om met elkander rustig te spreken.

Maar zoodra zij de poort uit zijn, dan raken de tongen los

Waar ze het zoo druk over hadden ? Ach, daarover behoeven we niet in 't onzekere te verkeer en. Het ging over al deze dingen, die er gebeurd waren.

Wat anders konden ze verhandelen dan datgene, waarvan hun hart was vervuld!

Ze spreken met elkaar over wat Jezus voor hen was geweest.

Ze brengen elkander nog eens te binnen de heerlijke woorden, die zij van Zijn gezegende lippen hadden opgevangen, ze hebben het over de machtige teekenen, die Jezus had verricht — maar ook over Zijn verschrikkelijk einde op dat vloekhout der schande. Vooral dat laatste maakte hen zoo ontzaglijk droevig. Met dien kruisdood toch was hun verwachting vergaan. En nietwaar, ze hadden zooveel van Jezus verwacht. Zij hadden immers gehoopt, dat Hij het was, die Israel zou verlossen.

En nu is Jezus weg, na is Hij dood. 't Was nog maar een week geleden, dat Jezus Zijn Koninklijken intocht in Jeruzalem deed. Herinnert gij u nog, zoo zegt de een tot den ander, hoe het volk toen jubelde: „Hosanna, de Zone Davids, gezegend is Hij, die daar komt in den Naam des Heeren!"?

Ja, toen waren hun verwachtingen zoo hoog gespannen en nu, nu lag het gansche gebouw hunner hope in puin.

Ze weten niet, wat zij er van denken moeten. Was alles maar een droom geweest? Hadden zij zich misschien in Jezus vergist? En toch, niettegenstaande hun weifelingen, konden zij Jezus niet loslaten.

Maar hoe meer ze er over nadenken, des te raadselachtiger wordt hun de geschiedenis, die zij de laatste dagen hebben doorleefd.

Doch daar komt een derde wandelaar hen achterop. Misschien waren die Emmaüsgangers er niet eens op gesteld, dat daar een vreemdeling hen kwam storen in hun gesprekken.

Zij kennen Hem niet, maar vriendelijk vraagt Hij hun: „wat redenen zijn dit, die gij wandelende onder elkander verhandelt en waarom ziet gij droevig?

Hoe liefderijk weet de Heelmeester Israels toch doorwonde en verslagene zielen te behandelen!

De Heere begint met een vriendelijke vraag, niet alsof Hij niet wist, wat hen zoo droevig stemde, maar Hij vraagt naar de oorzaak van hun droefheid om ze aan het spreken te krijgen.

Kléopas antwoordt op die vraag van den Heiland door een wedervraag: „Zijt Gij alleen een vreemdeling in Jeruzalem en weet niet de dingen, die deze dagen daarin geschied zijn? "

Ze konden zich het niet voorstellen, dat er iemand was die „deze dingen" niet wist. Ieder had het er immers over. 't Was 't onderwerp van den dag. Hoe was het dan mogelijk, dat Hij het niet wist?

Ze konden het zich niet indenken, dat iemand uit Jeruzalem daarvan onkundig was.

Maar nog houdt Jezus zich, alsof Hij van deze dingen niets weet. Daarom zijn vraag: „Welke?

Zoo hield Jezus zich, opdat zij hun gansche hart voor Hem zouden uitstorten.

En dat doen zij dan ook. Met weemoed herhalen zij alles, wat daar in de laatste dagen geschied was. Ze vertellen van het lijdenen sterven van Jezus den Nazarener, een profeet krachtig in woord en werk, bij God en al het volk. En zij schrijven Zijn dood op rekening van hun overpriesters en oversten, die Hem tot het oordeel des doods hadden overgeleverd en Hem gekruisigd hadden. En — zoo voegen zij er aan toe — „wij hoopten, dat Hij was Degene, die Israel zou verlossen — maar het is heden de derde dag."

Ze hadden, dat blijkt uit die laatste mededeeling, gehoopt, dat er nog een heuglijke wending zou komen, maar ook aan die hoop is de bodem ingeslagen. En nu hadden sommige vrouwen wel gezegd, dat zij een gezicht van engelen hadden gezien, die zeiden dat Hij leeft — maar het blijkt, dat onze vrienden aan dat gezicht niet veel waarde hechten — want, zoo eindigen ze, altijd nog even droef te moede: „maar Hem zagen zij niet."

Ziedaar de oorzaak van hun droefheid. Als we den levenden Heiland missen, dan kan er ook geen waarachtige vreugde zijn. Aan een dooden Jezus hebben wij niets. Dan moeten we troosteloos en vreugdeloos onzen weg gaan. Wie geen leven kent in gemeenschap met den levenden Heiland, die kan geen vrede en geen blijdschap kennen. Hoogstens kan er dan een schijn-vrede zijn en een schijn-vreugde, maar meer niet.

Dat is dan ook zoo bij den wereldling. Meen niet, dat bij de menschen, die vroolijk en prachtig leven, waarachtige vreugde gevonden wordt. Neen, zij zijn in werkelijkheid niet gelukkig, die het schijnen te zijn. Daarom jagen ze ook van het een naar het ander. Van wat de wereld heeft en geeft, geldt het woord van den Prediker: „Alle deze dingen worden zoo moede, dat het niemand zou kunnen uitspreken, het oog wordt niet verzadigd van zien en het oor wordt niet vervuld van hooren."

De werelddienaar, die daar opgaat in vermaak en zingenot, heeft geen werkelijke blijdschap. De goddeloozen hebben immers geen vrede, zegt de Heere.

Maar laat ons nu toezien, dat wij niet gaan meenen, dat dit alleen hen geldt, die opgaan in de dingen dezer aarde, in de ijdelheid en in de dwaasheid ; immers het is ook van toepassing op zoovelen, die uitwendig behooren tot de belijders van des Heeren Naam.

Of hoevelen zyn er niét, die trouw opgaan naar Gods huis, die op het Paaschfeest jubelen van den Opgestanen Heiland, maar geen levende kennis hebben aan Hem en aan de kracht Zijner opstanding.

Hoevelen, die luisteren naar de prediking van Hem, die het leven en de onverderfelykheid heeft aan het licht gebracht, liggen er niet gebonden midden in den dood! Het aantal van hen, die zich in den Paasch-koning verheugen met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde, is in waarheid niet zoo groot als het schijnt te zqn. Daar zijn vele doode Christenen. Den naam van te leven bezitten zij, maar het waarachtige leven ontbreekt.

Dat wordt wel openbaar, als wij veler Christendom afmeten naar de maatstaf van Gods Woord. Of is er geen groot gebrek in de practijk der godzaligheid bij zoovelen, die naar den naam van Christus worden genoemd? Is er tusschen de belijdenis en de beleving bij velen niet een groote afstand? Wordt door vele Christenen aan de wereld geen oorzaak gegeven, dat zij den Naam des Heeren smaadt?

Wij gelooven, dat de Heere Jezus dood en graf overwonnen heeft, wij nemen dat alles aan — maar zou het ons iets baten, als wij niet in waarheid kinderen der Opstanding zijn?

Immers neen. Wij moeten met Christus levend worden gemaakt. Wij moeten met Hem opstaan tot een nieuw leven. Wij moeten door Zijne opstanding wederom geboren worden tot een levende hope. Anders staan we er buiten en blijven er buiten.

Daarom mag op het Paaschfeest de vraag wel worden gesteld ? Kent gij Christus ? Kent gij iets van het leven in gemeenschap met Hem?

Om die vraag bevestigend te kunnen beantwoorden, moeten wij eerst onzen doodstaat voor God leeren verstaan." En wie door het ontdekkend licht van Gods Geest zich dood weet in zonde en misdaad en daarover bedroefd is, dien wordt de blijde boodschap gebracht: „Doode zondaar, Jezus leeft. Hij is opgestaan !"

De Emmaüsgangers waren bedroefd, omdat zij Jezus misten. Buiten Jezus was er voor hen geen vrede en geen vreugde. Zoo is het ook met een mensch, die in oprechtheid treurt over zijn zonde-en doodstaat voor God. Zulk een kan Jezus niet missen. Hij moet weten, dat Jezus, die" overgeleverd werd om onze zonde, ook opgewekt is tot zijn rechtvaardigmaking. Hij moet Hem kennen en de kracht Zijner opstanding. Zoolang, als hij voor zijn eigen ziel Jezus mist, kan hij geen feest houden met Gods blijde schare.

Integendeel, dan is het voor zulk een mensch, alsof hij in een graf ligt besloten, waar hij niet kan uitkomen.

Als er van dezulken mochten zijn onder degenen, die dit lezen, laten zij zich mogen vertroosten met wat God in Zijn Woord betuigt: „Ik zal uwe graven openen en Ik zal u uit uwe graven doen opkomen, o mijn volk."

Wij hebben met een God te doen die wonderen doet. De dingen, die niet zijn, roept Hij alsof zij waren.

Daarom zegt Hij ook en Zijn woord is een daad: „Ontwaakt gij, die slaapt, en staat op uit de dooden en Christus zal over u lichten."

Waarom ziet gij droevig ? Heft uwe hoofden opwaarts en weet, dat uw verlossing is nabij.

't Is waar. God is vrij in Zijn genadebedeeling. Den een brengt Hij spoediger tot het volle licht dan den ander.

Maar zalig zijn allen die treuren, zij zullen worden vertroost. Uit de benauwdheid zullen zij gevoerd worden in de ruimte. Dat zal gewisselijk geschieden op Gods tijd. Dien tijd heeft de Heere voor ieder van Zijn kinderen bepaald.

Laat het dan bij u mogen zijn: „Ik verwacht den Heere, mijne ziel verwacht en ik hoop op Zijn Woord.

Met dat Woord zult gij niet beschaamd worden. Klemt er u aan vast bij uw pleiten en bidden. En ja, de Heere zal ook u na twee dagen levend maken, op den derden dag zal Hij u doen verrijzen en gij; zult voor Zijn aangezicht leven.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1915

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1915

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's