Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heere is waarlijk opgestaan en is van Simon gezien*. Lukas 24:34^.

Waarlijk opgestaan.

Op den dag dat de Heere Christus uit de dooden is opgestaan, heeft Hij zich, voor zoover wij weten, vijfmaal aan de Zijnen geopenbaard.

De beide eerste malen is de verrezen Heiland aan vrouwen verschenen. De allereerste maal aan Maria Magdalena en de tweede maal aan de andere vrouwen toen zij van het graf heengingen om de blijde boodschap der opstanding aan de discipelen te brengen.

Dan volgt de derde verschijning en dat is klaarblijkelijk die verschijning, in het woord dat wij hierboven schreven vermeld. Van de verschijning aan Petrus weten we niet veel. Petrus heeft er schijnbaar ook zelf niet heel veel over gesproken. Althans in zijn brieven heeft hij er geen melding van gemaakt. Wel een bewijs dat Petrus, die toch waarlijk wel uit ervaring kon spreken, zijn eigen ervaringen niet op den voorgrond heeft gezet en ze nog minder aan anderen tot maatstaf heeft gesteld.

De verschijning des Heeren aan Petrus wordt tweemaal vermeld, maar geen van beide keeren door hem zelf. Da eene maal spreekt Paulus er over als hij in 1 Corinthe 15 een opsomming geeft van verschillende openbaringen des Heeren en daarbij dan ook wijst op deze verschijning zeggende: en dat Hij is van Cephas gezien. En de andere maal dat er van de verschijning des Heeren aan Petrus sprake is, is hier.

Gij kent het verband. Het is een woord van de discipelen des Heeren die te Jeruzalem vergaderd waren en die weldra met de vijfde verschijning van Christus verwaardigd zullen worden. En het werd gezegd tot de Emmaüsgangers aan wien de Heiland zich zoo juist voor de vierde maal had geopenbaard. Deze Emmaüsgangers waren, toen zij den levenden Christus gezien hadden, nog denzelfden avond naar Jeruzalem wedergekeerd; en als zij dan bij de elven komen om hun de heuglijke tijding te doen, dan roepen deze het hun al toe: „de Heere is waarlijk opgestaan en is van Simon gezien"

Wat een blijde Paaschtijding, maar ook wat een heerlijke Paaschverschijning die in deze woorden besloten ligt.

De Heere opgestaan, waarlijk opgestaan. Ja, dat was de blijde Paaschtijding die ook op het achter ons liggende Paaschfeest weer alom werd gehoord. Helaas dat niet het minst in onze dagen die blijde Paaschjubel van de Kerk van Christus hoe langs hoe meer is geworden tot een stem des roependen in de woestijn. Helaas dat zelfs in het midden van Gods Kerk de boodschap van het waarlijk opgestaan zijn soms niet meer wordt gehoord, en dat van zoo menigen kansel van de Kerk onzer vaderen dat machtige heilsfeit van de waarachtige opstanding des Heeren zelfs op drieste wijze geloochend wordt. Vooral dat waarlijk opgestaan zijn, dat  vindt bij de kinderen dezer wereld geen gehoor en dat is ook een heilgeheim dat ten slotte voor ieder natuurlijk mensch verborgen blijft.

O zeker, de wereld wil tot op zekere hoogte - ook nog wel van de opstanding hooren. Ook in het midden van de kinderen dezer wereld wordt nog wel van Paaschvreugde gedroomd en wordt soms zelfs een Paaschlied gezongen. Maar het Pascha van de wereld staat met het waarlijk opgestaan zijn van Christus buiten eenig verband.

Integendeel, dat waarlijk opgestaan zijn wordt door ds wereld hoe langer hoe meer op den achtergrond gedrongen. Men wil nog wel hooren van een leven dat uit den dood tot ontwaking komt, maar dan los van de opstanding des Heeren, dan los van wat eenmaal in den hof ran Jozef van Atimathea is geschied. Wat daarvan verhaald wordt is in de oogen der wereld niet anders dan de inkleeding van een idee. Geen ware opstanding zou er dus zijn. Het waarlijk opgestaan zijn van Christus, waarvan de discipelen jubelden, zou alleen in hun verbeelding hebben bestaan.

Zoo stelt de wereld, zoo stelt het ongeloof onzer dagen zich de opstanding voor. En ach, in den grond der zaak is dat de gedachte van ieder natuurlijk meiasch. Dat de Heere waarlijk opgestaan is, het mag misschien verstandelijk voor waar worden aangenomen, maar in zijn hart, in het diepst zijner ziel gelooft de mensch van nature het niet.

En hoe komt dat, dat hem de rechte kennis van en het ware geloof in de opstanding des Heeren ontbreekt? Dat komt daarvan dat de rechte kennis van den dood er niet is, en dit staat weer hiermee in verband dat de rechte kennis van de zonde gemist wordt.

Om iets van de rijke beteekenis van de waarachtige opstanding des Heeren te kunnen verstaan, moet eerst geleerd worden wat zonde is. Bij het ontdekkend licht des H. Geestes zullen we de zonde moeten leeren kennen als schuld voor God, waarvan we alleen door een almachtig wonder van Goddelijke genade verlost kunnen worden.

En niet alleen de zonde, maar in verband met de zonde moet ook de dood worden gekend. Die dood immers is de bezoldiging der zonde. En eerst als we dat gezien hebben hoe wij in gansch ons bestaan aan den dood onderworpen zijn, hoe wij dus van onze geboorte af aan dood door de misdaden en de zonden zijn, ja, dat ons gansche leven niet anders is dan een gestadige dood, dan eerst kan het werk van Christus in Zijn dood en Zijne wederopstanding worden verstaan. Ach, anders is het "waarlijk opgestaan" voor onze ziel nooit anders dan een ijdele klank. Maar wanneer zonde en dood ons duidelijk voor den geest staan als schuld en straf, dan zullen we nergens anders blijvenden troost kunnen vinden dan in het waarachtige feit dat Hij, die de schuld heeft geboet en de straf heeft gedragen, door het graf niet gehouden is.

Dan krijgt dus eerst de blyde Paaschtijding : de Heere is waarlijk opgestaan! de rechte beteekenis voor onze ziel.

En zoo was het nu met den man die niet alleen de blijde Paaschtijding heeft vernomen, maar die ook een heerlijke Paaschverschijning heeft gehad. Die man was Petrus, de eerste der discipelen aan wien de levende Verlosser na Zijne opstanding verschenen is. In de weinige, maar toch zoo veelbeteekenende woorden, , en is van Simon gezien" is deze verschijnirg ons beschreven geworden.

Simon de eerste van al de discipelen die met eigen oog den eenigen Zaligmaker heeft mogen zien. O, gevoelt ge hoe dat zoo geheel en al tegen alle menschelijke berekening ingaat en hof dat ook zoo ten eenenmale tegen Petrus' ejgon verwachting geweest zal zijn?

Menschelijkerwijs gesproken toch zouden we verwacht hebben, misschien wel dat de Heere zich in 't geheel niet aan Petrus geopenbaard zou hebben, maar in ieder geval dat Hij toch de iaalste van allen zou zijn geweest. Wij zouden zoo zeggen, dat had Petrus toch zoo ten volle verdiend dat hij ditmaal nu eens niet de eerste, maar wel de allerlaatste was geweest. En Petrus zelf zou ons hierin niet zijn tegengekomen. Maar de Heere rekent nu eenmaal anders dan wij. Ook hier zou het weer blijken dat er laatsten waren die de eersten zouden zijn — Simon Petrus die in ons oog de laatste was om den verheerlijkten Middelaar te aanschouwen, heeft Hem van al de discipelen het eerste gezien.

O, wij kunnen ons eenigszins voorstellen met welke gemengde gewaarwordingen Petrus de tijding van 's Heeren opstanding vernomen had.Ook voor hem was het een blij mare, althans de allereerste indruk was een blijde geweest. Maar spoedig waren andere aandoeningen bij hem opgekomen. Immers hij dacht aan wat er in de zaal van Kajaphas had plaats gehad. Juist dat vreeselijke dat daar was geschied was nu de oorzaak dat hij de zoo blijde tijding in zulk een droeven toestand ontving.

Eigen schuld was de reden dat de tijding van 's Hollands verrijzenis voor hem niet was wat zij voor hem had kunnen zijn. O, verstaat gij hoe het in het hart van Petrus heeft gestormd en hoe in zekeren zin de blij mare der opstanding het nog donkerder maakte dan het reeds was.

Maar als de nood op het hoogst is dan is de redding nabij. Immers wie is het, dien Simon daar op eens voor zich ziet staan? Kan het waar zijn dat dat de zoo beminde en toch ook zoo gevreesde Meester is? Ja, het het is waar, Simon heeft zijnen Heiland in verheerlijkte gedaante aanschouwd. Van Simon gezien. Maar dat is ook het eenige wat we van deze derde verschgning van den waarlijk Opgestane zijn te weten gekomen.

Vreemd, zegt ge, dat we daar toch niet iets meer van weten. Wonderlijk dat vooral Petrus zelf ons daar toch althans niet iets van vertelt. Hoe heerlijk zou het niet geweest zijn om te luisteren naar wat Petrus in die oogenblikken persoonlijk ervaren heeft. Maar zou daarvoor nu de ontmoeting tusschen Petrus en Jezus niet te intiem zijn geweest? Ziet eens, daar zijn ook in het natuurlijk leven van den mensch oogenblikken die hij met een ander samen doorleeft en die te intiem zijn dan dat aan een derde ook maar een enkele blik daarin wordt gegund.

En zoo is het nu ook in het geestelijk leven. Ook daar zijn uren van de allerhoogste intimiteit. En zulk een oogenblik was het nu waarin Jezus en Simon elkaar weer voor het eerst hebben ontmoet. Daarom wil het ons voorkomen dat ons van die ontmoeting niet meer staat vermeld. Maar het is ook niet noodig dat wij er meer van weten. In die weinige woorden „van Simon gezien" staat genoeg om er het lied van den dichter in te beluisteren: Als een herder wil hij trouw, 't Schaap in een woestijn aan 't dwalen Waar 't zichzelf verliezen zou, Van den doolweg wederhalen.

En dat immers is ook de troost die er voor al Gods kinderen in dat gezien zijn van Simon ligt opgesloten.

Petrus zag den verheerlijkten Heiland in een oogenblik toen hij dat zelf het allerminst had verwacht, toen hij zichzelven schuldig kende aan een schrikkeiijke zonde, en zich meer dan ooit onwaardig voelde dat de levende Verlosser zich aan hem openbaren zou. En dat immers is ook zou vaak de gestalte van al 's Heeren volk. O, zij zijn vooral daarin zoo vaak aan Simon gelijk dat zij eerst groot denken van zichzelf, dat zij eerst verre boven anderen meenen te staan. Al werden zij ook allen geërgerd, zij zullen nimmermeer geërgerd worden. En dan komt niet zelden de val, dan komen zij er niet zelden toe om in plaats van zichzelf hunnen Heere te verloochenen. En als zij dan aan dien val zijn ontdekt, wanneer daar dan droefheid en smart over zulk een zonde in hunne harten gevonden wordt, o dan is het juist andersom. Dan staan zij niet meer hooger, maar in eigen oog staan zij dan juist lager dan anderen. Dan is het: de Heere zal met mij wel niet van doen willen hebben. Aan anderen heeft Hij zich wel als de levende Verlosser geopenbaard en aan anderen zal Hij zich wel openbaren, maar ik ben niet waardig dat de verheerlijkte Zaligmaker onder mijn dak zou inkomen.

Ja, zoo spreekt een ieder die iets kent van het mishagen aan zichzelf, maar nu is dat het wonderlijke in den weg der verlossing dat juist als wij onszelve vanwege onze zonden mishagen, de Heere zich in de kracht Zijner opstanding aan onze ziel openbaart.

Aan den diepst gevallene onder Zijne discipelen heeft Jezus na Zijn opstanding het eerste gedacht. O, dat dit alle verslagenen van harte tot vertroosting mocht zijn dat de eerste vrouw, aan wie de opgestane Heiland zich openbaarde, de Magdaleensche was, uit wie Hij zeven duivelen had uitgeworpen, en dat de eerste man, die Hem als de Levensvorst aanschouwde, Simon Petrus was, die Hem driemaal verloochend had.

Van Simon gezien! Gelukkig de mensch die gelooft dat in de plaats van Simon ook zijn naam daar door genade kan staan. Gelukkig wie aan 's Heilands voeten heeft geweend, wie daar zijn schuld heeft beleden en wie daar de vergeving zijner zonden ontving. Met Simon zal het zijn Paaschzang geweest zijn:

Looft Hem, die u ai wat gij hebt misdreven, Hoeveel het zij, genadig wil vergeven. Uw krankheên kent en liefderijk geneest, Die van 't verderf uw leven wil verschoonen, Met goedheid en barmhartigheên u kronen Die in den nood uw redder is geweest.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1915

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1915

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's