Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Druppelt gij hemelen van boven af, en dat dé wolken vloeien van gerechtigheid; en de aarde opene zich en dat allerlei heil uitwasse en gerechtigheid tezamen uitspruiten: Ik de Heere heb ze geschapen. Jesaja 45 : 8.

Een regen van gerechtigheid.

Wanneer de profeten des Ouden Verbonds, door den Geest des Heeren gedreven, van toekomende dingen spraken, dan strengelden zij vaak dooreen wat in werkelijkheid nog honderde jaren van elkaar verwijderd lag.

Hun profetie is het best te vergelijken met een vergezicht, waarin datgene wat zich verre op den achtergrond bevindt, schier vlak naast datgene schijnt, wat meer op den voorgrond treedt.

Zoo was het ook voor het oog van Jesaja, toen hij met zijn profetischen blik aanschouwde wat hierboven geschreven staat.

Hij is dit hoofdstuk begonnen om den heidenschen koning Kores voor te stellen als den Gezalfde des Heeren, in dien zin n.l.dat Israels God hem verordineerd had om den stok des drijvers te breken en Israël uit de ballingschap te verlossen. Wanneer de profeet echter van die verlossing van Israels volk gewaagt, dan is die hem altoos een beeld van een andere verlossing, n.l. van de geestelijke verlossing uit de banden des doods en de bevrijding uit de strikken van satan en hel. Als zoodanig is Kores de Gezalfde des Heeren hem dan ook een zinnebeeld van den grooten Verlosser, die eenmaal komen zou tot Zion n.l. voor hen die zich zouden bekeeren van de overtreding in Jacob. En als Jesaja over dien Verlosser spreekt dan is het alsof hij gevoelt dat hij ook moet wijzen op den Heiligen Geest die het volbrachte werk van dien Verlosser aan gansch Zijn Kerk toepassen en verzegelen zou.

Ja, zonder de komst van den H. Geest, waaraan de Pinksterdag ons weer herinneren zal, was het werk van eeuwige verlossing wel buiten ons volbracht, maar zou het nooit iemand onzer ten goede zijn gekomen. Daarom is het wonder zoo groot dat op den Pinksterdag is geschied, en waarbij Jesaja ons in het woord dat wij hierboven schreven bepaalt.

Een der meest gewone zinnebeelden, die de Heere gebruikt om ons de werking Zijns Geestes voor oogen te stellen, is de regen. We denken om slechts iets te noemen aan net bekende lied van den 68en Psalm: Gij hebt zeer milden regen doen druipen, o God, Gij hebt Uwe erfenis gesterkt als zij mat was geworden.

De regen is een der rijkste zegeningen, een der beste gaven die van boven, van den, Vader des lichten tot ons nederdalen. Het toegesloten zijn van dan hemel was dan ook altoos een bewijs van Gods toorn en wijst ons op den vloek die van wege onze zonde op het aardrijk ligt. Wanneer er geen regen valt is dat een teeken dat hemel en aarde door de zonde gescheiden zijn. En zonder dien regen is het van algemeene bekendheid dat aan de aarde alle groeikracht ontbreekt. Herinner u maar de droogte die onder de regeering van koning Achab als een gerichte Gods over Israël gekomen was.

Gedurende een tijdperk van drie jaar en zes maanden was er noch regen noch dauw op de aarde geweest. Het gevolg was dan ook een groote hongersnood die over menschen en beesten kwam. Eerst toen de Heere Zich na het offer en op het gebed van den profeet Elia weer ontfermde en weer een overvloedigen regen schonk, leefde het gansche land als uit den dood weder op en waren menschen

En evenals het nu was en is óp het gebied des natuurlijken levens, zoo is het ook in het geestelijke. Daalt er geen regen des H. Geestes op ons neder, dan wordt er geen leven bespeurd, dan worden dus ook geen vruchten van geloof en bekeering gezien.

Integendeel, dan is de akker van de ziel des menschen gelijk aan een dor en dorstig land, dat sedert lang ligt uit te drogen, verkwijnend in dien doodschen stand.

Zoo nu is het met ieder mensch van nature. Immers van nature ontbreekt het ons aan dien regen des H. Geestes, die eenmaal van uit den hoogen hemel op deze lage aardeis nedergedaald, en dan wijst het gemis van dien regen op de scheiding die daar ook in geestelijken zin bestaat tusschen hemel en aarde, tusschen God en den mensch. Neen, eenmaal was die scheiding er niet. Het was toen de mensch zich van het beeld Gods nog niet had beroofd. Toen had de aarde een geopenden hemel boven zich. En dat juist maakte den hof van Eden tot een Paradijs. Maar de zonde kwam, de mensch werd uit het Paradijs verdreven; de weg des levens werd voor hen toegemuurd en dat was een teeken dat de geopende hemel van weleer voor het gevallen menschenkind een gesloten hemel was geworden.

Door de zonde was het aardrijk niet slechts in letterlijken maar ook in geestelijken zin een verwoesting, geworden. De hemel van Gods gunst was zoodanig toegesloten dat er geen geestelijke dauw noch regen op de aarde meer viel.

En wat moest nu geschieden ? Eerst moest hier op deze aarde, waar zij werd bedreven, de zonde verzoend, eerst moest hier de schuld worden gedelgd en moest aan het recht des Heeren, zoo snood geschonden, volkomen voldaan. Dan eerst zou er weer water op het dorstige en zouden er weer stroomen op het droge worden uitgegoten en zou de bede verhoord worden, door dezen zelfden profeet op een andere plaats gedaan: Och dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt, dat de bergen voor Uw aangezicht vervloten.

Wel waren ook in de dagen der oude bedeeling, in den tijd der beloften dus, reeds enkele druppelen van dien regen geschonken, maar meer dan druppelen waren het ook niet geweest. De volle regen des Geestes zou dan eerst vallen, als Christus gekomen en het werk der gerechtigheid door Hem volbracht zou zijn. Ja, eerst moest de zaligheid verworven en dan pas zouden niet slechts de hemelen druppelen, maar zouden ook de wolken van gerechtigheid vloeien. Dan pas zou het zijn zooals de dichter van Psalm 65 daarvan zong: Het land bezoekt Gij met Uw zegen, En door U droog gemaakt, Verrijkt Gij 't gröotelijks weer met regen, die tot den wortel raakt.

Welnu, dat woord is op den Pinksterdag in vervulling gegaan. Toen immers had God den kostbaren losprijs van het bloed der verzoening aanvaard. Toen was het gebleken dat het werk van den verheerlijkten Middelaar een algenoegzame waarde bezat. Vandaar dat toen ook de hemel niet langer gesloten kon blijven. Nu de scheiding was opgeheven, die daar tusschen, hemel en aarde bestond, nu moest ook de hemel zich weer openen en werd het water des H. Geestes bij stroomen uitgestort. En nu is het wel opmerkelijk, dat dat water des Geestes hier door Jesaja gerechtigheid wordt genoemd. De wolken vloeien van gerechtigheid.

O, wat heeft een zondaar anders noodig om zalig te worden als gerechtigheid? Wat hebben wij anders noodig om weer met God in gemeenschap te komen.als gerechtigheid? Zion moest immers door recht verlost worden en haar wederkeerende door gerechtigheid! Neen zonder gerechtigheid kan niemand voor het aangezicht des Heeren bestaan. Zonder gerechtigheid — bij ontdekkend licht des Geestes wordt het geleerd — kan het voor den zondaar niet anders dan een eeuwig omkomen zijn. En daarom, dat we mochten verstaan welk een rijke waardij er in ligt dat de vettigheid, waarvan Gods voetstappen op den Pinksterdag dropen, gerechtigheid was!

Maar ook die regen van gerechtigheid zou niet nalaten zijn vruchten af te werpen. Ook te dien opzichte zou het in de bedeeling van de volheid des Geestes weer net wezen als in het rijk der natuur. Niet waar, als, vooral in de lente, een malsche regen over het aardrijk komt, dan — we hebben het kort geleden nog gezien — dan wordt het gelaat des .aardrijks vernieuwd. Dat regenwater doorvochtigt de aarde en maakt dat zij voortbrenge en uitspruite en zaad geve den zaaier en brood den eter.

En ziet, gaat het nu ook op geestelijk gebied in de harten van hen op wie de Geest des Heeren nederdaalt om hun de gerechtigheid van Christus deelachtig te maken.

Wanneer die Geest in het hart van den zondaar werkt, dan zal er ook allerlei heil uitwassen en dan zal gerechtigheid tezamen uitspruiten. — Dat ziet gij op het Pinksterfeest zelf. Vooreerst in de meer buitengewone gaven waarmede de discipelen des Heeren toen toegerust werden. Denk b.v. aan de groote kracht waarmee zij werden aangedaan, aan' de vrijmoedigheid die hun geschonken werd, aan de bekwaamheid die zij ontvingen om aan al de vreemdelingen die daar waren, een ieder in zijn eigen taal, de groote werken Gods te doen hooren. Denk verder aan de liefde en barmhartigheid die vooral de Jeruzalemsche gemeente kenmerkte en niet het minst aan de groote verandering die het Christendom aan het gelaat des aardrijks gegeven heeft. In dat alles ziet gij allerlei heil uitwassen.

Maar niet alleen in de meer buitengewone gaven, het uitwassen van dat heil, en het uitspruiten der gerechtigheid is ook duidelijk zichtbaar in de meer gewone gaven en werkingen van den H. Geest. Denk maar hoe op den eersten Pinksterdag onder de ontdekkende prediking van Petrus zich een algemeene verslagenheid van de omstanders heeft meester gemaakt, zoodat velen in verlegenheid des harten uitriepen: mannen broeders, wat zullen wij doen ? Ook die vraag was een uitwassen van het heil. Maar niet alleen die vraag, ook het antwoord dat Petrus er op gaf, ook het vertroost worden door dat antwoord, ook het toegebracht worden tot de gemeente die zalig werd, ook de snelle voortplanting der Kerk en dat te midden van de hevigste vervolgingen, dat alles was een uitwassen van het heil, een uitspruiten der gerechtigheid, die door Christus verworven en nu door den Geest des Heeren toegepast en verzegeld was.

En niet slechts dat de Heere deze profetische wensch van Jesaja vervuld heeft op den eersten Pinksterdag, maar Hij gaat nog steeds voort die te vervullen. Of wordt nog niet altoos het Woord des levens, verkondigd aan een verloren menschengeslacht? Zijn er nog niet telkens menschen die onder de prediking van dat Woord door schuldbesef getroffen en verslagen de vraag herhalen wat zij doen moeten om zalig te worden? Wordt nog niet altoos een blijde boodschap aan de zachtmoedigen gebracht en wordt het den treurigen Zoons nog steeds niet aangezegüi-dat hun , gegeven zal .worden sieraad voor asch, vreugdeolie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor een benauwden geest? Wordt dus ook te dien opzichte de profetie niet bevestigd: de woestijn en de dorre plaatsen zullen hierover vroolijk zijn en de wildernis zal zich verheugen en zal bloeien als een roos? Ja nog steeds wordt het getal vermeerderd van hen die in zichzelf geen gerechtigheid vinden, die het verstaan hebben dat al hun gerechtigheid voor den Heere niet anders is dan als een wegwerpelijk kleed, maar die het dan nu ook leerden wagen op de gerechtigheid van Christus en die dus nu bekleed zijn met de kleederen des heils. Nog steeds neemt het aantal toe voor hen die, ook al vinden zij een andere wet in hunne leden welke strijdt tegen de wet huns gemoeds, toch een vermaak in de Wet Gods hebben naar den inwendigen mensch.

O wat levert dat ontvangen van den regen der gerechtigheid dus een kostelijke vruchten op! De profeet Joel mocht er in dezelfde beeldspraak wel van zingen: Vreest niet, gij beesten des velds, want de weiden der woestijn zullen weer jong gras voortbrengen; want het - geboomte zal zijn vrucht dragen; de wijnstok en vijgeboom zullen hun vermogen geven.

En weet ge Wie van dat alles nu de Bewerker is en wie dus ook van dien regen des Geestes de eer moet ontvangen?

Niemand anders dan de Drieëenige Verbonds-God op Wien de profeet Jesaja ons dan ten slotte ook als op den grooten Werkmeester wijst: Ik, de Heere heb ze geschapen.

Ja, Hij, de Heere, was het die op den grooten Pinksterdag de sluizen des hemels heeft opengezet en die er nog steeds voor zorgt dat de wolken Zijner gerechtigheid vloeien. Gelijk er in het rijk der natuur geen enkele regendruppel zou vallen en geen enkel grassprietje zou groeien, indien het de Heere niet was die den regen zond op de aarde en het water gaf op de straten, zoo zou ook in het geestelijke alles zijn verdroogd en verdord en zou deze aarde reeds een hel zijn geworden, indien de Heere ook in geestelijken zin de opgeploegde aarde niet had dronken gemaakt, indien Hij ze niet had doen dalen in zijne voren, inden Hij het niet weekgemaakt had door de druppelen en het uitspruitsel door Zijne hand niet gezegend werd.

Maar nu is in het rijk der natuur de Heere die de bergen drenkt uit Zijne opperzalen, het is de Heere van de vrucht van Wiens werken de aarde verzadigd wordt.

En zoo is het nu ook in het geestelijk leven van een iegelijk die den Heere vreest.

Ik, de Heere, heb ze geschapen!

Of wie was het anders die uw hart heeft opengebroken, die u aan uzelf heeft ontdekt, die u alle geloof in, alle hoop op en alle liefde tot uzelf ontnam, die u in troosteloosheid deed nederzitten? Was het niet de Heere, door de werking van Zijnen H. Geest?

En wie was het anders die u uit uw benauwdheid verlost heeft, die u uitdreef naar Christus, die u aan Zijne voeten de tollenaarsbede in de ziel heeft gelegd, die u het leven en den vrede en de zaligheid vinden deed in Zijn volbracht Middelaarswerk ? Was het niet wederom de Heere door de werking van Zijnen H, Geest?

Ja, Hij, de Heere, formeerde het licht en schiep de duisternis. Hij maakte den vrede en schiep het kwaad.

Hij was het die ook in geestelijk opzicht het jaar Zijner goedheid kroonde. Wiens voetstappen nog steeds van vettigheid druipen. Hij is het die de velden bekleedt met kudden en de dalen bedekt met koren, maar die er dan nu ook aanspraak op heeft dat al wat Hij gewrocht heeft zal zingen tot eer van Zijnen lof.

O, dat allen die wel eens iets van die Pinkstervrucht mochten genieten, dan nu ook in dit Pinksterlied mochten eindigen: Gij hebt ons gemaakt en niet wij. En daarom niet ons, niet ons, o Heere, maar Uwen Naam alléén geef eere, om Uwer goedertierenheid en om Uwer waarheid wil.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1915

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1915

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's