Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schoolonderwijs.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schoolonderwijs.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

We hebben gesproken over onderwijs. Toen over schoolonderwijs. Nu gaan we handelen over Christelijk schoolonderwijs.

Br is verschil onder de menschen in de methode van onderwijs en opvoeding. Een zeer groot en beteekenend verschil, een principieel onderscheid.

Het wordt bepaald door de bekende vragen:

Vanwaar is de mensch?

wat is hij? En

Waarheen gaat hij?

Of, wil men, dit onderscheid vloeit voort uit de filosofische beschouwing van de afkomst, het wezen en de bestemming des mensehen.

Wij bezien het menschenleven in het licht der eeuwigheid. Niet alleen in den glans der eeuwige toekomst, maar ook in den Goddelijken gloed, die uit het eeuwig verleden straalt. De almachtige God heeft de wereld in den Raad der eeuwigheid in plan gedacht, in den tijd geschapen en tot eeuwige bestemming gesteld.

Tot Zijn eer. Daarom reeds moet alles, alles in het wereldleven dienstbaar zijn tot Zijn verheerlijking. Oók het onderwijs. Onze Confessie spreekt van „ons goddelijk beroep." Indien zóo te spreken van elk eerzaam maatschappelijk bedrijf en ambt juist is, zou het dan niet boven veel waar zijn van den arbeid des onderwijzers? En zou dus zijn werk in het onderwijs sder kinderen niet allereerst moeten zijn een onderwijs in de Godskennis? Zoo ja; hoe kan men dan vrede hebben met een zoogenaamd „neutraal" onderwijs, dat, , het oog sluitend voor het eeuwigheidslicht in afkomst en wezen en bestemming van het kind, deze Godskennis als een nevengeschikte, zoo al niet een ondergeschikte zaak bij het schoolonderwijs waardeert?

Men bestrijde ons over deze heilige dingen niet met het leuterpraatje: of wij dan den kinderen óok „christelijk" rekenen en schrijven kunnen leeren? Wij willen ons van die vraag, zoo ze gesteld wordt, niet afmaken met de aardigheid, dat men het kind in elk geval zéér wel onchristelijk rekenen leeren kan!

Maar we vragen: of hier niet een hoog principieel onderscheid in de methode van onderwijs en opvoeding is aangewezen? Of de vraag •— misschien niet voor u, maar voor mij — van alomvattende beteekenis is: ©f mijn kind in het schoolonderwijs al dan niet zal worden opgevoed in verband met zijn afkomst, wezen en bestemming als redelijk, zedelijk schepsel Gods? Of het onderwijs al dan niet zal dienstbaar zijn aan zijn vorming tot de grootsche taak: te zijn „een mensch Gods, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust"?

Immers, ook al belijdt men zelf deze religieuse opvatting niet, eerlijkheid zal toch moeten erkennen, dat deze wereldbeschouwing niet kan, niet mag tevreden zijn met de „neutrale school", zelfs niet, al worden de schoollokalen enkele uren ter beschikking gesteld van de leeraren dér ohderscheidune godsdienstige gezindten; ódk niet al kan het „neutrale onderwijs" worden terzijde gestreefd — immers niet „aangevuld" — door catechisatieof zondagsschoolonderwijs ? Héél het onderwijs moet zijn in de leering en vermaning des Heeren. Onderwijs in de kennis Gods, De vreeze des Heeren moet het beginsel aller wetenschap zijn. Deze Godskehnis moet de aarde bedekken gelijk de wateren den bodem der zee, EQ wijl het schoolonderwijs een aardsch verschijnsel is, de school een instituut dezer aarde, moet het van de wijsheid Gods doorzuurd zijn als de drie maten meels door het zuurdeeg.

Wat uit het geloof niet is, dat is zonde. En een iegelijk zij in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd. Och, dat elk ouder van Christelijke belijdenis den zin dezer woorden als een eisch, der conscientij gesteld, verstond. Zoo uw geweten u ver. maant, dat toch eigenlijk het „neutrale" onderwijs der openbare school niet jj overeenkomstig den wil van uwen God dan baten geen drogredenen of veront! schuldigingen, hoe fijn gevonden. Daj gondigt ge, indien ge uw kind naar (J^ openbare school zendt. Dan schiet ge te. kort in uw plieht, zoo ge niet voorstaat en bevordert en [meewerkt de stichting van steeds meerdere Christelijke scholen, Want het Christelijk schoolonderwijs be. doelt: opvoeding' in de kennis en de vreeze van God, geopenbaard in Ghristn.

„Christelijk" in dezen zin is niet een filosofisch begrip, dat in socialen «in slechts onderscheidt van heidensch of of mohammedaansch.

Christelijk wil zeggen: naar den Chris, tus, den Christus der Schriften, het vleeschgeworden Woord. Christus in dit begrip is niet „een verheven mensch" uit een lang verleden, wiens voorbeeldig leven tot heiliging wekt, .

Christus is het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. De Zoon, die in de eeuwigheid kwam om den wil des Heeren te doen. De Herschepper der wereld en der menschheid. De Christus Gods, gestorven maar opgewekt en opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods, des Almachtigen Vaders, vanwaar Hij wederkomen zal om te oordeelen de la. venden en de dooden. De Koning, Wien alle macht is gegeven in den hemel en op de aarde. Die regeert als Koning en aan Wiens voeten alle ding, alle schepsel, alles onderworpen is. Waarom alles en allen geroepen zijn tot erkentenis Zijner majesteit. Daarom behoeven wij een Christelijke school. In deze beteekenis is het, dat op den gevel onzer schoolgebouwen moet staan gegrift: Laat de kinderen tot Mij komen en verhindert ze niet, want derzulken is het Koninkrqk der hemelen.

Tot Mij komen Niet alleen, opdat onze kinderen in den hemel mogen komen, maar allereerst, opdat ze hier op aarde als . Christenen" leeren leven, d. i. niet alleen den verheven mensch Jezus Christus navolgen, maar zich onderdanen weten van den Christus, den Koning der eeuwen. In al hun levensbedoelen Zijn wet gehoorzamen en Zijn ordinantiën zich tot levensregel stellen.

Zóo moet het Christelijk schoolonderwijs hen vormen, bekwamen tot hun taak in Kerk en Staat, in Gezin en Maatschappij. Alles naar den wille Gods, d. i. naar de wet van Christus.

„Gy zijt van Christus, en Christus is Gods." Voor wie aldus het methodisch-paedagogisch beginsel van het schoolonderwijs opvat, voor dien zullen niet vele woorden noodig zijn om de onjuistheid der stelling aan te toonen, dat de Openbare School onzer dagen de echt Christelgke School zou zijn. Een stelling, waarmee „in zekere Juni-dagen" menig politieke tinnegieter den boer opgaat.

Er is in de lange, bange jaren vanden schoolstrijd veel gezegd over het zoogenaamd „neutrale" onderwijs. Laat ons eerlijk genoeg zijn om te bekennen, dat er ook wel eens wat te veel is gezegd. Wel eens dingen zijn gezegd, die niet altijd konden verdedigd worden.

Laat ons bij alles wat wij tegen de Openbare School hebben, nochtans erkennen, wat er goeds in is. Dank zij der „gemeene gratie Gods", werkt toch ook de wet Gods nog na in de conscientiën en het leven van velen, die niet in enger confessioneelen zin tot de „Christ-geloovigen" mogen worden gerekend. Indien de apostel Paul us zelfs in de heiden wereld nog ontdekt, dat „de heidenen, die de wet niet hebben, van nature de dingen der wet doen, als die betoonen het werk der wet geschreven te hebben in hunne harten, hunne conscientiën medegetuigende en de gedachten onder malkanderen hen beschuldigende of ook ontschuldigende", hoe zou dan te midden van een Christelijk volksleven, toch onmiskenbaar onder den invloed der Goddelijke wet, het schoolonderwijs, ook op de school zonder die wet, niet nog een getuigenis der conscientie vertoonen?

Laat ons nimmer zeggen, dat het op de Openbare School onmogelijk is, of zelfs verboden den kinderen van God en van christelijke deugden te spreken. De Schoolwet spreekt het ons tegen. Religieus gezinde openbare onderwijzers, als er zijpi treden ons tegen met hun schoolboeken in de hand, vol van echt kinderlijk-mooie lesjes en versjes als van Heije en andere vrome dichters en schrijvers. En wij staan met beschaamde kaken als leugensprekers.

Laat ons der waarheid ook in dezen altijd getuigenis geven. Het Koninkrijk Gods wordt nooit met onwaarheid gebouwd, ook niet met leugens om bestwil. Alleen maar: de ware godsvrucht bestaat niet in woorden. Het schoolonderwijs is door die woorden niet gebaat, als niet de inhoud dier woorden vaststaat en de realiteit der begrippen dringt in harten gemoed om het levensbeginsel te vernieuwen.

Daarom moet de vraag gesteld: Welken inhoud heeft uw woord? Als de openbare onderwijzer verzekert, dat hij in zijn „neutrale" onderwijs den kinderen van

God spreekt, dan luidt onze vraag: God? ^ie is God? Welk recht heeft God op u? Wat eisoht Hij vanu? Welken plicht jjeeft de liefde Gods in Christus u, 'o menscb, opgelegd?

2ie, aan den eisch in deze Goddelijke ^et gesteld kan de Openbare School met jiaar „neutraal" onderwijs niet voldoen. Onniogeljjk! Van den plicht in de twee tafelen der Wet opgelegd, kan zij hoogstens slechts die der tweede tafel zich tot levensbeginsel stellen.

Dat weten de-mannen der Openbare School zelven zóo wel, dat ze, om hun positie te redden, juist die tafel telkens weer op den voorgrond dringen en zich vastklemmen aan het woord van Jezus: het tweede aan dit gelijk." Men versta dit „gelijk" toch niet in een zin, dien het niet hebben kan, 'waar het eerste gebod »het hoogste" heet. Gelijk zegt in dezen niet gelijk in waarde, maar het stelt den plicht eener gelijkmatige gehoorzaamheid. Immers zou een gelijkstelling van de waardij der geboden van de tweede met die der eerste tafel niet overeenstemmen met dat andere woord van den Christus: Wie vader of moeder niet haat om mijnentwil, hij kan mijn dienaar Biet zijn?

Het is dus niet de Openbare School, die de gansche wet Gods den kinderen voorhoudt, welke ons Christelijk schoolonderwijs waarborgt Hoe schoone woorde overigens de Openbare School in haar onderwijs moge bezigen.

Het is in onzen tijd niet een der minst listige streken der „ijdele filosophie" om de argelooze harten door het gebruik van een schijnvrome terminologie (woordenkeus) te verstrikken.

De mannen der Sohriftcritiek bedienen zich van de woorden der Schrift om het Woord Gods te ondermijnen. Moderne theologen kiezen zich angstvallig in hun prediking de „tale Kanaans", die het vrome hart roert.

En zoo ook is het niet verwonderlijk, dat met het aftakelen der Openbare School hier en daar naar woorden gezocht wordt om het noodlot af te bidden. Zoo zou de Bijbel nog een fetish voor de school zonder Bijbei kunnen worden. Men hangt immers wel een foei-leelijk popje „Billiken" vóór aan zijn auto of zijn vliegtuig?

Laat ons, waardeerende wat in de Openbare school waardeering waard is, niettemin de oogen helder openhouden,

lü dit verband mogen we niet nalaten te waarschuwen voor een soort vereering van een Openbare-Schoolman, die we niet zonder leedwezen de laatste tijden in onze kringen hebben meenen te zien insluipen.

We bedoelen de Jan-Ligthart-vereering. Jan Ligthart was hoofd eener openbare school in de residentie. Een man, die door zijn studie der paedagogie en zijn rondbiik over de wereld, prachtige, maar niet algemeen toepasselijke onderwijstheorieën had opgedaan en de benijdbare gave beaat deze in smakelijken vorm ter perse te leggen. Een man, die met deze theorieën in zijn extra-ordinair Haagsch schooltje, een liefhebberij-instituut, misschien verrassende resultaten heef i kunnen bereiken. Maar ~ die zelf zou hebben moeten erkennen, dat de tijd, waarbinnen zijn stelsel op onze „voïksschool" kan worden toegepast, in elk geval verre, zeer verre zijn leeftijdsgrens zal overschrijden.

Een man eindelijk, die zonder tegenspraak een religieus gemoed bezat, erfenis uit een kinderleven iu godsdienstige omgeving. „Jeugdherinneringen" aan een vrome moeder.

Onwaardeerbare schat I Ondanks dit alles komt het ons bedenkelijk voor, dat een openbaar, onderwijzer geroepen werd een kring van onderwijzers aan Christelijke scholen voor te lichren omtrent het onderwijs in zendingskennis op de Christelijke school.

Kan dit dan niet? Misschien wel. Het is althans geschied. Jan Ligthart is ervoor geroepen, 'als ware in heel het korps van Christelijke onderwijzers géén man te vinden tot deze dingen bekwaam. Wij kunnen hier niet anders dan een vraagteeken zetten. Een groot vraagteeken ackter de woorden van Jan Ligthart, die te dezer conferentie zijn collega's aan Christelijke scholen gelukkig prees, omdat zij hunne leerlingen van deze dingen mochten spreken, terwijl hij ervan zwijgen moest op zijn school. Een groot vraagteeken, want als deze man dit nu wezenlijk een „geluk" achtte, waarom waagde ^ het dan op dat geluk niet? Zou ons Christelijk schoolwezen dan niet ia staat zijn hem een liefhebberij-schooltje voor zijn paedagogiscbe en methodische proefnemingen te verschaffen?

Jan Ligthart was ongetwijfeld een voortreffelijk paedagoog en een man vol religieuse impressies, maar hij moet van «net waarachtig geluk", het éêne noodige" rocb een andere dan Schriftuurlijke opvatting gehad hebben. Of — hij moet geen vrede gehad hebben met zijn conscientie.

Ddarom schijnt het ons ook bedenkelijk, oat in een onzer kerkelijke bladen, onder aanprijzing van een Gereformeerd professor, een artikel van Jan Ligthart werd overgenomen als proeve van Christelijke paedagogiek. Alweer — dit artikel ademde onwedersprekelijk een vromen geest, maar — bestaat de ware godsvrucht in vrome woorden? Elke gereformeerde prediking zal ons onderwijzen, dat te zeggen: „Ik ben een groot zondaar 1" onvoldoende is. Dat het aankomt op het antwoord der vraag: Tegen wien hebt gij gezondigd? Voor wiens aangezicht gevoelt gij u te liggen in de schuld? Men speure naar de realiteit der woorden, naar de positieve belijdenis van Jan Ligtharts artikelen.

Wij schatten Jan Ligthart als paedagoog van het neutrale onderwijs wezenlijk hoog, maar voor ons Christelijk onderwijs houden wij het vooralsnog liever met het woord van wijlen Postmus, den paedagoog-litterator van De Standaard: „het moest onder ons nu eindelijk eens uit zijn met Ligtharten en Scheepstra-en."

(Wordt vervolgt.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juni 1916

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Schoolonderwijs.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juni 1916

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's