Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Synode.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Synode.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Modus-vivendi.

Van de debatten Dinsdag 15 en Woensdag 16 Augustus j.l. in de Synode gevoerd inzake het Modus-Vivendi-voorstel willen we hier het volgende meededen :

In den namiddag komt het rapport over den Modus Vivendi aan de orde, nadat des morgens is verworpen eene motie van Dr. Daubanton aldus luidende: De Algemeene Synode overwegende, dat het voorstel tot een imodus vivendi« niet in reglementswijzigingen is uitgedrukt, verzoekt in overeenstemming met den wensch der voorstellers, de kerkelijke besturen en de classicale vergaderingen hunne consideratiën en adviezen over het hierbij aangeboden voorstel ter kennis van de Synode te brengen tegelijk met de consideraties betreffende nieuwe wetsvoorstellen, ten einde de Synode in de gelegenheid te stellen in hare eerstvolgende gewone vergadering te besluiten omtrent de voorloopige aanneming van reglementswijzigingen, welke voor de toepassing van de in den Modus Vivendi vervatte beginselen zuUen noodig zijn.

Prof. Aalders kan deze motie niet ondersteunen, ie. omdat de Utrechtsche Hoogleeraren zelf goedkeuring vragen hetgeen voorafgaande bespreking en beoordeeling in zich sluit; 2e. omdat er een rapport over den modus vivendi met twee cenclusies ter tafel isj 3e. omdat in strijd met art. 62 al. 2 en ook art. 40 Alg. Regl. zou worden gehandeld; 4e. omdat het niet in overeenstemming met de hooge positie van de Synode zou zijn, als zij een dergelijk vitaal belang der kerk zonder ernstig onderzoek langs zich liet heengaan. Mocht het beginsel worden aangenomen, dan zou de Synode een voorloopig aangenomen wetsontwerp moeten aanbieden aan de Kerk.

De secretaris zou zich wel met de motie kunnen vereenigen en meent, dat tegen de door Prof. Aalders aangevoerde argumenten wel het een en ander valt in te brengen. Men kan toch wel verzoeken aan die vergaderingen om zich over het beginsel uit te spreken?

De verschillende leden verklaren zich tegen de motie en meenen dat de Synode moet voorgaan met van haar oordeel te doen blijken, en ook dat, zooals het ontwerp daar ligt, daarover moeilijk te adviseeren zal zijn, aangezien het oordeel daarover geheel zal afhangen van het beginsel.

Na ampele discussie wordt de motie verworpen en bepaald, dat met de behandeling der zaak zal worden voortgegaan.

Prof. Daubanton brengt eerst zijn praeadvies uit. Hij hoopt, dat de gedachtenwisseling kort zal zijn. Hij is van oordeel, dat niemand, die »pro« is, door een discussie bekeerd zal worden, evenmin wie scontrat is. De practische moeilijkheden acht hij een zaak van later zorg. Alléén het beginsel komt ter sprake. Onder de hoogleeraren-ontwerpers zijn er die gaarne hun krachten bij de noodige wetsherziening ten dienste der Synode zullen stellen. Een modus vivendi, op welk gebied óok, is iets anders dan een zuiver principieele beschrijving. De Synode vroeg den hoogleeraren een onderzoek naar de mogelijkheid van een modus vivendi. Een modus vivendi knoopt aan aan het historisch gewordene, erkent ook het abnormale ervan, tracht een dragelijk leven mogelijk te maken. De spreker gebruikt het beeld van een harmonisch en niet-harmonisch gezinsleven. Het historisch gewordene weg te fantaseeren is onwijsgeerig in het denkleven en dwaas in de praktijk. Op ieder gebied moeten wij ons wachten voor revolutionair zoowel als voor reactionair'gering achten van het historisch gewordene. Het concept laat het kerkelijk insti tuut als uitwendig instituut wat het is; het laat vrije ontwikkeling aan het organisch leven, dat, gedifferentieerd, in ons kerkelijk instituut onmiskenbaar aanwezig is. Het concept bevordert een gezond confessioneel leven en denken; geheel verschillend van confessionalistisch schijnleven. Gezond confessioneel leefden, helaas, een korte spanne tijds, slechts onze vaderen. Zij drukten in actueelen vorm, wat er leefde in hun harten. Zij erkenden de golving der leer tengevolge van de golving in het leven en eischten om de 5 jaar revisie pour voir s'il n'y a rien k changer ou k amender. De ipolitiekenct verhinderden dit en daardoor werd gezond confessioneel leven onmogelijk. ïConfessioneels is het schoone etiket, waaronder tegenwoordig een conservatief confessionalisme ter markt wordt gebracht. Zooals in Israël het roepen was: sDe tempel, de tempek, zoo is de kreet nu »de confessien, door duizenden die de letter der confessie niet kennen en den geest daarvan nog minder verstaan.

Wij hebben geen levende confessie, maar een confessie die een petrofact is geworden. In woordvorm bewaard hebben wij het geloof der vaderen, maar van ons eigen actueele geloof hebben wij geen gemeenschappelijke vertolking. Toch binnen de Kerk is niet alleen verstcening. Dan zou er geen strijd zijn. Rechts en links is geloofsleven, maar van één organisch leven en dus van één leer, aller overtuiging uitdrukkend, is geen sprake. Spr. haalt eenige voorbeelden aan. Men bewere dus niet met dr. Kromsigt, dat het concept van het modus vivendi stornt aan de leer», want er is niet één door heel onze Kerk beaamde leer. Het concept munt uit door blanke oprechtheid; aanzie den toestand, verbloem niets, handel zonder conservatief te knoeien en mooi te praten. De zedelijke momenten in de memorie van toelichting moeten vooral niet uit het oog verloren worden. Spr. herinnert aan het woord des Meesters Qoh. 13:35).

Spr. brengt eenige voorbeelden bij van de werkelijkheid onder het tegenwoordig onoprecht regime. En voorts is er bij alle verschil tusschen links en rechts nifet een gemeenschappelijk terrein? Hij acht, dat door rechts de immanentie te veel naar achteren is gebracht, wat de vaderen, de Apostelen en Profeten niet deden, en herinnert aan het woord van Bucerus Neminem condemn© in quo Christi reperio!

Hebben de Unitariërs niets, niets van Christus ? Is hun charisma niet te herinneren aan het: Staat dan in de vrijheid, waarmee Christus u heeft vrijgemaakt ? Kunnen wij in formeelen band niet samenleven met handhaving van ieders betrekkelijke zelfstandigheid ? Spr. vindt het modernisme aan positieve elementen arm; veel rijker de orthodoxie. Mogen wij echter het weinige, dat zij hebben, verachten ? Grijpt niet ieder uit de volheid van Christus naar wat hun van boven gegeven wordt?

Men zegt: het concept van den modus vivendi scheurt de Kerk uiteen. Doch wat verstaat men onder de Kerk. God alleen bevat d* Kerk (van all» - eeuwen). Hij die zijne kinderen ziet in alle afdeelingen.

Laat ons eerlijk erkennen, dat wij geen kerk hebben met ééne uitgedrukte leer, ééne confessie. Wel echter een kerkgenootschap. Uiteenscheuring van dat kerkgenootschap, welke zonder modus vivendi te verwachten is, zou gelijk staan met vernieling van veel goeds. Verdelge men daarom het instituut dat nog zooveel zegen biedt, niet Wanneer wij gedeeld in verschillende kerkgemeenten zullen zijn, laat ons dan hopen, dat het element van waarheid, dat in elk daarvan schuilt aantrekkingskracht zal oefenen en de geesten en harten tot elkander zal brengen.

Na dr. Daubanton wil dr. Aalders het concept beschouwen alleen naar de verdiensten van het ontwerp zelf. Dit ontwerp uitgaande van den feitelijken toestand, maakt scherp onderscheid tusschen dien toestand en de waardeering daarvan. Het gaat niet uit van iets normatiefs, waaraan de werkelijkheid moet worden getoetst. Nochtans behoort dit te geschieden. De empirische werkelijkheid moet volgens spr. worden getoetst aan hoogere norm. Dat is het principieel verschil tusschen zijne opvatting en die der Utrechtsche hoogleeraren.

Reeds den ouden Christenen werd hun exclusivisme verweten. Zij wilden de waarheid niet ten offer brengen aan de werkelijkheid. En nooit heeft het christendom, nooit heeft het protestantisme dit beginsel losgelaten. Men mag het niet prijsgeven om des vredes wil. In het concept wordt nadruk gelegd op den vrede. Welnu, indien de waarheid alleen relatief is, is het gemakkelijk vrede te houden. Maar de waarheid moet aan den vrede voorafgaan. En men mag niet allerlei terwille van den vrede bagatelliseeren, wat inderdaad een dieperen achtergrond heeft.

In de toelichting op het concept wordt gesproken van de tweeslachtige taak der besturen, welke zij thans hebben te vervullen. Doch naar spr''s kerkbegrip behoort het alzoo. Tweeslachtig daarentegen is het concept zelf. Wij lezen in de toelichting, dat de zich constitueerende groepen zich binnen het tegenwoordige kader moeten bewegen, zooals dit ook thans met de onderscheidene richtingen het geval is. Maar 't gebrek in' de kerk is juist, dat er geen kader is, dat de willekeur heerscht. Voorts wijst spr. er op, dat in 't concept de kerkeraad, de eigenlijke grondvergadering der kerk, nonactief wordt gemaakt, terwijl aan een classikaal bestuur de beoordeeling zal worden gegeven van den geloofsgrondslag der te stichten gemeente-kerk. Dit moet nu in waarheid hiërarchisch worden geheeten.

Het concept stelt den vrede voorop. Maar vóór alles gaat de vrede van het geweten. Er is eene groep in de kerk die geen vrede kan hebben met het relativisme. Zi} erkent het verschil tusschen waarachtig leven en bedorven leven. Dwingt men hen'die tot deze groep behooren, genoegen te nemen in een kerkverband waarin alles relatief gemaakt wordt, dan dwingt men hun geweten. en tast den vrede van hun geweten aan,

In de praktijk zal dit voorstel echter niet leiden tot vrede. Men zal lich m«t kracht blijven vasthouden aan de geloofsbrieven der kerk, of komen tot een exodus, meer gemotiveerd dan die van '86.

Ten slotte wijst spreker er op dat deze zaak niet nieuw is. Sinds '73 en '74 toen het voorstel van facultatieve parochievorming en van een modus vivendi aan de orde was, is zij in verschillende vormen ter sprake gekomen. In '73 en '74 waren de tijden zeer moeUijk. En moeilijk zijn zij nog. Maar wat is er sinds veranderd, dat de verandering bij de mannen van rechts kan motiveeren, die thans staan op het standpunt der mannen van links van toen?

Destij ds verklaarden van Toorenenbergen, Cramer en van Lijnden, dat een compromis tusschen de verschillende richtingen niet mogelijk was. Schuilt er thans niet een zekere mate van opportunisme, een zich voegen naar de wereld van het compromis bij hen die den weg van dezen modus vivendi gaan ? Bovendien bedenke men wel, in '73 werd nadrukkelijk vooropgesteld, dat die modus vivendi zou zijn een tijdelijke, een overgangsmaatregel. Hier echter wordt het bedoeld als een duurzame toestand, hetgeen in strijd is met wat onder jmodus vivendia moet worden verstaan.

Wat de practische zijde van de zaak betreft, het rapport zelf spreekt van verschillende kwesties, die nog geregeld dienen te worden. Maar allereerst mogen daarbij wel worden gevoegd de quaesties van het beheer en van de verhouding tot den Staat.

Naar spr.'s gevoelen is het canonisch onmogelijk, dit concept zoo maar de kerk in te zenden. Vindt de synode het aannemelijk, dan is zij zedelijk verplicht te onderzoeken, of het in de praktijk uitvoerbaar is.

Ten slotte moet niet worden vergeten, dat wij reeds in een modus vivendi leven. Er moet zijn een dulden en verdragen van andersdenkenden, temeer daar de kerk zelve debet is aan sommige toestanden die bestaan. Doch dat sluit niet in, dat men verplicht zou zijn te legitimeeren wat deze commissie legitimeeren wil. Vrede is heerlijk, maar allereerst hebben wij behoefte aan waarheid. Vrede tot eiken prijs, ten koste van de waarheid, dat kan niet; dat zou zonde zijn. En eene kerk die de belijdenis van de waarheid Gods aan zulk een yjede zou willen opofferen, zou haar recht op den naam kerk verliezen.

De secretaris wijst er op, dat prof. Daubanton nadruk legde op vreedzaam samenwonen; prof. Aalders op het handhaven van het groote beginsel, dat de kerk, waarvan onze kerk een deel is, heeft te handhaven. Toch staan zij eigenlijk niet tegenover elkaar. Als de waarheid eronder zou lijden, zouden de ontwerpers niet met dit ontwerp gekomen zijn.

De secretaris verklaart, dat de modus vivendi hem heeft teleurgesteld. Hier zouden we geen tijdelijken, maar een blij venden maatregel krijgen. Spr. acht de practische moeilijkheden onoverkomelijk. Maar wat dan als men dit afwijst ?

In een vroegeren tijd van leertucht, die niet in onze kerk thuisbehoort, heeft men zeer gezondigd. Dien tijd willen wij nooit terug hebben. Spr. vreest echter, dat men hier de zwakken en sterken zal ergeren. JliJ advisetrt het concept niet aan te nemen.

De vice-president, dr. Weyland, heeft ten vorigen jare verklaard dat hem het vinden van een modus vivendi onmogelijk voorkwam, gegeven het feit, dat er menschen zijn die niet kunnen verdragen, dat anderen anders denken dan zij. Nu men niettemin eene commissie benoemde om eene poging te doen, en die pogiug tevens aan onze beoordeeling is onderworpen, kan de Synode niet volstaan rnet kritiek en verwerping, maar dient zij het concept ook ter overweging te geven aan de kerk. Spr. zelfheeft zich altijd verheugd, dat wij in onze Protestantsche kerk de eenheid van Rome niet hebben; dat de verschillende door God gewilde geestesstroomingen in haar een krachtig leven openbaren. Er is gesproken over de waarheid, doch oud en bekend is de waarheid, dat wij haar (de waarheid) van verschillende zijden kunnen bezien, en anderer inzicht en gevoelen zal onze eigen opvatting zuiverder maken en ons eigen geloofsleven versterken.

Met de toelichting gaat hij mee, waar gezegd wordt dat iedere richting uit het leven is opgekomen; niet wederrechtelijk, De kerk moet zich hier uitspreken.

De heer De Groot verklaart zich te vereenigen met het gevoelen van prof. Aalders.

De heer Zoete heeft zich afgevraagd: Wat is het doel van dit concept ? Vreedzame samenleving mogelijk te maken en een einde te maken aan de partijtwisten. Hij vreest, dat het tegendeel het gevolg zal zijn. Hij komt ook op tegen de uitdrukking in de memorie van toelichting: Gewetensbezwaren kunnen daaruit voor de heerschende meerderheid sniet voorkomen* en dat het karakter der Hervormde kerk er niet door wordt aangetast. Ook als gezegd was: sZuUen daaruit niet voortkomend, zou spr, het nog betwisten. De strijd zal verscherpt worden. Wat daar gezegd wordt van de reorganisatie, dat die n.l, juist het tegendeel zou brengen van wat men zich daarv an voorstelt, gelooft spr, ook van dezen modus vivendi. De Kerk zal op deze wijze haar karakter en haar beginsel verliezen. Hij verklaart zich dus tegen dit ontwerp.

De ritting wordt opgeheven en de vergadering verdaagd tot morgen,

25ste Zitting, Woensdag 16 Aug.

De bespreking over den modus vivendi werd hervat. De heer Schrieke had duidelijk het verschil tusschen het eerste en tweede prae-advies gevoeld: relativisme en principe. Wat het laatste betreft voelt hij zich tot het principieele standpunt van prof, Aalders zeer aangetrokken. Hem is gevraagd de verklaring van zijne zwenking als man van rechts. Hij begrijpt het niet, hoe vijf opstellers van het concept, mannen van rechts, daarmede instemming hebben betuigd. Persoonlijk wil hij verklaren, principieele bezwaren te gevoelen

tegen deze regeling. Maar de kerk mag niet uiteenvallen. Ook in besprekingen met vrijzinnigen ' heeft hij vaak veel geleerd. Daarom wil hij het gevoelen der kerk over den modus vivendi kennen. Mogelijk geeft zij over de moeilijkheden, aan de invoering verbonden, nieuw licht. Geschiedt dit niet, dan zal hij even principieel tegen den modus vivendi stemmen, als hij zich hierbij feitelijk geestverwant van prof. Aalders gevoelt.

De heer Tammens spreekt warme bewondering uit voor de woorden van prof. Daubanton. Hij waarschuwt tegen een Roomsch kerkbegrip en hij komt op tegen de houding van een aantal orthodoxen, die door hun aandringen op herstel van de rechten der class, vergaderingen, op leertucht en verscherping van de proponentsformule, de positie der vrijzinnigen in de kerk bemoeilijken.

De heer Bloem stemt in met prof. Aalders, terwijl de heer Timmers practische bezwaren noemt. Het indienen van een geloofsgrondslag bij het class, bestuur voert tot leertucht. Voorts volgt de inrichting der gemeentekerken, de regeling der predikantstraktementen, pastoralia en diaconalia. Hij legt nadruk op de ze conclusie van de minderheid en vraagt: wat hebben wij aan een principe, dat nooit in de practijk kan worden verwezenlijkt.

Dr. Visser herinnert aan de samenkomst met de professoren, hoe toen een hunner zeide: »de bakens zijn verzet«. Bij verschillende denkvormen gevoelen wij toch vaak geestelijke gemeenschap. Gesproken is van een huis met verschillende kamers. Naar den wensch der bewoners kunnen die vertrekken toch verschillend ingericht zijn, in ouderen of nieuweren stijl, terwijl het één huis blijft. Staren wij niet het meest op de bezwaren, maar op het hoofdbsginsel. Wil men het beginsel aanvaarden, dan kan men over de bezwaren wellicht heenkomen.

Dr. Callenfels sluit zich weder aan bij den preadviseur uit Groningen. Hem is de belijdenis lief geworden.

Spr. gelooft, dat wij ééne belijdenis hebben, die in de gemeente leeft en die de grondslag is van de kerk. Daarom kan hij geen voorstander zijn van het Ütrechtsche voorstel. Ook hij herinnert aan de practische bezwaren. Juist die modus vivendi zou leiden tot groote verwarring. Zij die zich nu nog rustig houden, zullen dan het hrofd opsteken. Op grofi'd van zijn positieve protestantsche overtuiging moet hij er tegen zijn

De heer Prins heeft hulde en waardeering voor het Ütrechtsche voorstel en voor de toelichting daarvan. Maar ook hij schaart zich aan de zijde van dr. Aalders en van den vorigen spreker, inzon derheid wat de practische bezwaren betreft.

Met het oog op den vrede in de kerk, keurt hij dit ontwerp af. Des Heeren Geest zou in de gemeente worden weerstaan en bedroefd.

De heer Steenbeek sluit zich daarbij aan. Hij waardeert de bedoeling van het Ütrechtsche voor-Stel, maar deze weg zal ons niet leiden tot het doel.

Ook de heer Couvret had groote verwachting van het werk der Ütrechtsche hoogleeraren. Maar evenals de secretaris is hij evenzeer teleurgesteld. Hij voorziet dat het concept eerlang zal worden teruggenomen en wil dat de Synode aan de kerk een jaar van strijd zal sparen.

De heer Cremer waardeert de woorden door beide praeadviseurs gesproken. In 't bijzonder acht hij het gelukkig, dat door dr. Daubanton is erkend, dat er ook aan de linkerzijde geloofsleven is.

Dat dit geloofsleven armer zou zijn dan het geloofsleven der rechtsche richtingen, mag niet worden beweerd. De vrijzinnige richting begeert en behoeft geen legitimitatië. Zij heeft de rechten krachtens haar zijn en leven in de kerk. Niet ver te zijn van het Koninkrijk Gods, daarop komt het aan. Men heeft gesproken van verdragen en dulden. O, werd het eens in toepassing gebracht. Nu echter wordt het door allerlei voorstellen er op toegelegd de vrijzinnigen in een hoek te dringen en dood te drukken ?

Spr. gevoelt zeer goed, dat tegen het ontwerp allerlei bezwaren zijn, maar dit geeft hem geen vrijheid er tegen te stemmen. Hij zou echter met handhaving van het beginsel ervan, de Commissie willen uitnoodigen, dat beginsel uit te werken en hun ontwerp daarna opnieuw aan te bieden.

De President verklaart er niet vóór te mogen zijn, omdat dit voorstel zou leiden tot de opheffing van kerk als kerk.

In stemming wordt gebracht de eerste conclusievan de meerderheid der commissie : «instemming te betuigen met het beginsel van het ontwerp».

Deze conclusie wordt aangenomen met lo tegen 9 stemmen. (Vóór de heeren Schrieke, Tammens, Bolt, dr. Visser, Gordon, Spandaw, Picard, van Bork, dr. Weyland, Cremer, Zijp en de praeadviseur dr. Daubanton).

Daarna komt in stemming de tweede conclusie der meerderheid: «bedoeld ontwerp zooals het daar ligt, met de toelichting aan het oordeel der kerk te onderwerpen».

Deze conclusie wordt met algemeene stemmen verworpen en aangenomen (eveneens met lo tegen 9 stemmen) een voorstel van den heer Cremer, aldus luidende: den modus vivendi terug te zenden aan de ontwerpers, met bericht dat de Synode met lo tegen 9 stemmen het beginsel heeft aangenomen; dat zij echter het ontwerp als zoodanig niet aan de consideratiën der kerk kan onderwerpen, en derhalve thans de ontwerpers verzoekt, dit ontwerp in reglementairen vorm te brengen, met het recht om zich daarvoor zooveel leden te assumeeren als zij wenschelijk achten.»

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 1916

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit de Synode.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 1916

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's