Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staat en Maatschappij.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat en Maatschappij.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Troonrede.

De Troonrede, waarmede de Koningin ditmaal de zitting der Staten-Generaal opende, droeg, meer dan die, welke het vorige jaar werd uitgesproken, het stempel van den toestand, waarin ons land te midden van den wereldoorlog verkeert.

Die toestand ziet de Vorstin hoogst ernstig in. Zij verklaarde vervuld te zijn door de zorg voor de hoogste belangen van het vaderland.

Onder welken indruk de regeering thans verkeert, blijkt wel uit het feit, dat met geen enkel woord over de Grondwetsvoorstellen, die binnenkort staan behandeld te worden, werd gerept.

Over de geheele parlementaire arbeid in dit laatste zittingsjaar werd niets meer gezegd dan alleen dit: „Belangrijke wetsontwerpen zullen ook in dit zittingsjaar uwe aandacht vorderen.

Hoe geheel anders klonk dit in de Troonrede van 1915, de woorden, die toen, en ook daarna in het afgeloopen jaar tot zooveel verschillende beoordeeling hebben aanleiding gegeven: „Zoolang de buitengewone omstandigheden zich niet te onzen nadeele wijzigen, kan de gewone wetgevende arbeid weder worden ter hand genomen." In die woorden lag het sein tot de opzegging van het „bestand". De buitengewone omstandigheden waren zoo ten goede gewijzigd, dat naar de meening der regeering de gewone parlementaire werkzaamheden weder conden hervat worden.

Zoo stond het ten vorige jare, toen aan het slot der Troonrede gewaagd werd van het vertrouwen op de geestkracht van het Nederlandsche volk, om de zware lasten, die het onvermijdelijk gevolg zijn van den noodtoestand, manmoedig te dragen en van een hoopvol tegemoet gaan van de toekomst.

Van dit alles vindt men echter in de Troonrede van Dinsdag niets naeer terug. De optimistische toon van 1915 is het zwijgen opgelegd. De regeering is blijkbaar van TDordeel dat er ook thans weer alle aanleiding is om de politieke verschillen bij de onderscheidene groepen onder ons volk niet op de spits te drijven althans zij doet in tegenstelling van het vorige jaar opnieuw een beroep op de eensgezindheid der natiel Die eensgezindheid o.m. moet de Koningin steunen in het vervullen der taak, om ook in het vervolg de plichten na te komen, die eene neutrale natie door het volken­ recht zijn opgelegd. En bij het nakomen dier plichten verklaart de Landsvrouwe, dat zij vastbesloten is onze afhankelijkheid te verdedigen en naar vermogen, tegenover wien het ook zij, de rechten des lands te handhaven.

Zal de Staten-Generaal zich van den zorgvoUen tijd, waarin wij leven, ook bewust gevoelen?

Zal zij met de ernstige bede van de Koningin instemmen, dat God ons volk bij de verschrikkingen van den oorlog, die op onze grenzen woedt, moge nabij zijn ?

Het zou een goeden indrnk naar binnen, maar ook zeker naar buiten maken, wanneer het Nederlandsche volk zich als éen geheel om den troon van Oranje schaarde om met elkander pal te staan voor de rechten en vrijheden der natie.

Laten wij hopen dat dit groote landsbelang door de Staten-Generaal in dit jaar zal worden begrepen.

Grondwetsherziening.

Memorie van Antwoord. Artikel 192.

Van wege het groote belang voor het Schoolvraagstuk nemen we hier een gedeelte uit de Memorie van Antwoord in zake art. 192 over, waaruit we zien hoe Minister Cort van der Linden en met hem de Regeering denkt in betrekking tot het onderwijsvraagstuk en de oplossing daarvan.

We lezen dan in de Memorie van Antwoord o.a.:

Grondwetsherziening niet noodig?

Al moge het waar zijn, dat de tegenwoordige Grondwet financieele gelqkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs toelaat, hetgeen de Minister van Binnenl. Zaken betwijfelt, dan wordt daarmede niet uitgemaakt, dat het voorstel tot Grondwetsherziening overbodig zou zijn. Gelijk terecht in het Voorloopig Verslag wordt opgemerkt, ligt dè kern van dat voorstel in de oplegging der verplichting aan den wetgever tot de financieele gelijkstelling over te gaan.

Bij onveranderde handhaving van het Grondwetsartikel wordt de schoolstrijd bestendigd, bij aanneming van het Regeeringsvoorstel beëindigd.

Het Grondwetsartikel.

Openbaar en Bijzonder Onderwijs.

Verschillende bezwaren tegen de voorgestelde regeling vinden hun grond in eene, naar de meening van den Minister van Binnenl. Zaken, onjuiste tegenstelling van openbaar en bijzonder onderwijs. De opvoeding der kinderen is in de eerste olaats de taak der ouders. De Overheid, iet onderwijs ter hand nemend, verschaft den ouders bijstand om hun eigen taak te vervullen, zooals 's lands belang dit eischt.

Tegen openbaar onderwijs, onderwijs van overheidswege, bestaat dan op zichzelf geen bezwaar.

De strijd hier te lande gevoerd is in het wezen der zaak niet een strijd tusschen openbaar en bijzonder onderwijs, maar tmschen neutraal en confessioneel onderwijs.

In een land met zoo uiteenloopende geestesrichting als het onze kan het overheids-onderwijs niet anders zijn dan neutraal. Voor een groot deel der natie is dit onderwijs echter niet overeen te brengen met de taak der ouders zooals godsdienst en geweten die voorschrijven.

De overheid zeide: Gij zijt vrij maar. gij bekostigt uw eigen onderwijs en tevens dat van uwe medeburgers. Deze ongelijke verdeeling van lasten wordt gevoeld als een onrechtvaardigheid. Subsidieering van het bijzonder onderwijs kan geen vrede brengen.

De wensch van sommige voorstanders van het bijzonder onderwijs dat, in overeenstemming met het voorstel van het Ministerie-Heemskerk, in de Grondwet zal worden uitgedrukt, dat het bijzonder onderwijs regel, het openbaar onderwijs aanvulling moet zijn, komt voort, naav het den Minister toeschqnt, uit eene onjuiste opvatting van de Staatstaak.

De overheid die , zich ten taak stelt voor alle burgers gelegenheid tot schoolonderwijs te verschaffen, mag de vervulling van die taak niet afhankelijk stellen van het ontbreken van particulier initiatief.

Voorkeur voor de bijzondere school mag geen motief zijn ona de overheid haar taak voor te schrijven.

Onjuist is aan den anderen kant de bedenking van eenige voorstanders van het openbaar onderwijs, dat de gelijkstelling aan het bijzonder onderwijs een voorsprong verschaft, omdat de offervaardigheid die den mensch eigen is, bij voortduring werkzaam zal blijven ten behoeve van het bijz. onderwijs, terwijl zij zich ten behoeve van openbare scholen niet uiten kon.

Bedoelt men dat het neutraal onderwijs ten achter zal raken bij het confessioneele, dan moet deze overweging beantwoord worden door de opmerking, dat het niet tot de Staatstaak behoort partij ie kiezen tuéschen beide methoden van onderwijs.

De openbare school is. mef neutraal omdat neutraliteit de beste vorm van ondervtijs is, maar omdat de openbare school geen ander dan neutraal onderwijs kan geven.

De openbare school mag niet ontaarden in een propagandamiddel tegen het confessioneel onderwijs.

Men voerde nog aan, dat uit het Grondwetsartikel zou behooren te blijken, dat aan de congregatiescholen het subsidie ten aanzien van de trp, ctementen niet zal worden berekend naar den maatstaf van de tractementen der openbare onderwijzers, omdat een deel der salarissen, die bij de Congregatie-scholen aan broeders en zusters worden toegekend, niet hun ten goede komt, maar voor kerkelijke doeleinden wordt gebezigd.

Het zou een zonderling voorschrift zijn in een Grondwetsartikel, hetwelk bevrediging ten doel heeft, lezen we in de M. V. T. Voor zooveel met bindende beloften rekening is te houden, kan dit c.q. op het voetspoor der Staatscommissie geschieden, wanneer de uitwerking van de salarisregeling door den gewonen wetgever wordt ter hand genomen.

Vrees voor het openbaar onderwijs zou wellicht gegrond kunnen zijn, indien dat onderwijs nog moest worden gevestigd of een kwijnend leven had., Maar het is een krachtige instelling, geliefd bij een groot deel der natie.

Waarborgen van Deugdelijkheid.

De Staat, onderwijs verstrekkende of bekostigende, neemt daarmee de verplichting op zich de deugdelijkheid van dit onderwijs te waarborgen. Het schijnt dus voor de hand te liggen, dat gelijke eischen voor het openbaar als voor het bijzonder onderwijs worden gesteld. Doch gelijkheid van eischen ware alleen dan te rechtvaardigen, indien vaststond, dat door die gelijkheid de inhoud van het onderwijs onaangetast bleef. Dat is echter het geval niet.

Beter is deze strijdvraag uit de Grondwet te houden en aan den wetgever over te laten in practische voorschriften de deugdelijkheid van het onderwijs te waarborgen.

Men vreesde dat de wetenschappelijkheid van het onderwijs zonder gelijkheid van eischen zou kunnen lijden. Het is de vraag wat men onder wetenschappelijkheid van het lager onderwijs verstaat, zegt de Minister. Wil men niet, dat het onderwijs rekening houdt met hetgeen volgens den Êijbelof de traditie der Kerk wordt geacht vast te staan, dan wil men in het wezen der zaak de vrijheid van onderwijs niet. Zij die den Staat geroepen achten partij te kiezen en op grond van de wetenschap de onaantastbaarheid van leerstellingen op de lagere school niet willen, erkennen, moeten zich verzetten niet alleen tegen de gelijkstelling, maar eveneens tegen elke subsidie. Doch zij, die de vrijheid .van onderwijs eerbiedigen, moeten niet verlangen, dat die vrijheid door middel van deugdelijkheidseischen wordt ondermijnd.

Compromis.

Het is begrijpelijk, dat het voorgestelde grondwetsartikel noch alle voorstanders van het openbaar onderwijs, noch alle voorstanders van het bijzonder onderwijs bevredigt.

Het artikel is tenslotte een compromis en het is de aard van ieder compromis dat partijen niet geheel worden bevredigd. Zij die niet geheel bevredigd zijn, hebben zich af te vragen, of het beter is den strijd die ons volk reeds zoovele jaren verdeeld houdt, voort te zetten, dan wel vrede te sluiten op voorwaarden, die men als volledig overwinnaar niet zou onderschrijven.

De schoolstrijd verdeelde ons volk in twee kampen en beheerschte gedurende vele jaren onze politiek.

Aan verschillende eischen van paedagogie, psychologie en methodiek, werd hierdoor noodgedrongen, weinig of geen aandacht besteed.

Door aanvaarding van het compromis, zal dit alles veranderen. In de natie leeft het verlangen naar hoogere ontwikkeling.

De vrijheid van beweging zal de dusver in den strijd gebonden krachten dienstbaar maken aan de ontwikkeling van ons volk. De voor de opvoeding der jeugd verderfelijke klove tusschen gezin en school, zal zijn gedempt. Niet alleen de de zoogenaamd confessioneelen, maar ook vele anderen, die geen vrede kunnen hebben met de gedwongen neutraliteit der openbare school, verkrijgen hunne vrijheid om het onderwijs hunner kinderen naar eigen inzicht te leiden.

Verband van het Grondwetsartikel met de voorstellen der Staatscommissie.

Een onverbrekelijk verband tusschen het thans voorgestelde art. 192 der Grondwet en de overige voorstellen der Staatscommissie zou op staatsrechterlijkengrond moeten worden afgewezen. Over voorstellen tot uitvoering eener grondwettelijke bepaling, die nog niet is aangenomen, is debat uitgesloten.

Dergelijke voorstellen zijn dan wel door de Staatscommissie gedaan, maar zij zijn door de Regeering niet overgenomen.

Indiening van dergelijke voorstellen zou ook daarom geen zin hebben, omdat de Staten-Generaal in hunne tegenwoordige samenstelling daarover niet te beslissen hebben.

Het doel niet de instelling der Staatscommissiewas te beproeven of door gemeen overleg en bespreking van alle concrete vraagstukken een grondslag zou kunnen worden gevonden voor een compromis.

De poging is boven verwachting geslaagd.

Doet men nu, het Grondwetsartikel aannemende, tegelijkertijd uitspraak over de overige voorstellen der Staatscommissie? Zeer zeker niet.

Het gezag dat aan de leden der Staatscommissie toekomt is waarborg, dat de partijen zich in hoofdzaak aan het gesloten compromis zullen houden.

In dien zin geeft het Grondwetsartikel een belofte voor de toekomst.

Van de zijde van de leden, die zich met het Regeeringsvoorstel niet konden vereenigen, werd betoogd, dat aanneming daarvan niet zal leiden tot pacificatie. De politieke strijd die op het gebied van het onderwijs gevoerd wordt, is naar hun inzien het noodzakelijk gevolg van het bestaan van twee lijnrecht tegenover elkaar staande levensbeschouwingen.

Men verlangt tot afweer van een propaganda van den geestelijken tegenstander, Staatssteun zegt de M. v. A. Het is eene erkentenis, dat men in de kracht van eigen overtuiging weinig gelooft.

De Minister ducht geenszins de gevaren, die men vreest Hij is overtuigd, dat de politieke schoolstrijd door aanneming van het regeeringsvoorstel zal zijn geëindigd.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1916

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Staat en Maatschappij.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1916

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's