Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

' „Eli zie, dë ster, dife'zij ih 't Oosten gezien hadden, ging hun voor, totdat zij kwamen stond bov^n de plaats waar het Kindeke was." Mattheüs 2 : gi> .

Op weg naar Bethlehem..

Met giften zullen langs de stroomen, de Koningen der zee, en Scheba nevens Seba komen. Hem smeekend oip. den vree. Zoo had eens de dichter van Psalm 72 gezongen en we weten dat dat woord in de eerste plaats op Salomo, den wijzen, rijken en machtigen koning van Israël van toepassing was. Maar we weten ook dat Salomo in zijn majesteit en heerlijkheid het zinnebeeld was van Hem die het later van zichzelf heeft kunnen getuigen: meer dan Salomo is hier. Gelijk dan ook de Koningin van Scheba kwam om Salomo te bezoeken, zoo zijn ook andere grooten der aarde gekomen om de heerlijkheid van den meerderen Salomo te zien.

O, hoe blijkt het ook aan de kribbe van Bethlehem dat daar velerlei verscheidenheid onder Gods kinderen is. Wat een verschil immers tusschen-de herders en de Wijzen uit het Oosten, bij wier geschiedenis het woord dat we hierboven schreven, ons bepaalt. De herders toch zijn ongetwijfeld Joden geweest; zij behoorden tot het Volk met hetwelk de Heere in Abraham Zijn verbond had opgericht; deze wijzen echter waren heidenen, die van de verwachting Israels nooit hadden gehoord. De herders waren eenvoudige menschen, die niet behoorden tot het edele, maar wel tot het onedele en verachte dezer wereld; de wijzen daarentegen waren geleerde mannen, zij behoorden tot de wgzen en verstandigen dezer aarde, en bleken bovendien met vele aardsche goederen bedeeld. De herders waren nabij Bethlehem toen de boodschap door middel van een engel des Heeren tot hen was gekomen. De wijzen echter kwamen van verre; zij hadden om Jezus te mogen ontmoeteï eerat een verre reis, moeten doen en hunne opmerkzaamheid was gaande gemaakt door een ster. Maar hoe groot de ver scheidenheid ook was, die daar eenerzijds 1 tusschen de herders en anderzijds tus-! schen de wijzen uit het Oosten bestond, zij kwamen toch allen op één èn dezelfde plaats, n.l. op die plaats waar het Kindeken wasWonderlijk was de weg waarlangs deze Oostersche wijzen tot het Kindeken van Bethlehem gekomen zijn.

Van nature toch hadden deze menschen zich heengetrokken gevoeld tot de stomme afgoden. Niet onmogelijk dat zij afkomstig waren uit Perzië, een land dat, wat het natuurlijk leven betreft, door God in menig opzicht rijk beweldadigd was. Hoevelen - zij in getal waren weten we niet. De overlevering leidt uit de drieërlei geschenken, die zg straks aan de voeten des Heeren neerleggen, af dat zij met hun drieën zijn geweest, doch zekerheid hebben wij te dien opzichte niet. Wel is zeker dat zij met groote verstandelijke gaven waren toegerust, en ook kan als vrij zeker aangenomen worden dat zq ervaren waren in de kunst om de hemelen te doorvorschen en den loop na te gaan van die duizenden en millioenén sterren, die daar schitteren aan het uitspansel.

Bij al die ; wijsheid echter was het hart dezer mannen onbevredigd gebleven; in den godsdienst van het heidendom hadden zg niet kunnen vinden hetgeen waarvan zij meer en meer gevoelden dat hun ziel behoefte aan had. Hoe zou het ook anders kunnen. Immers daar was en daar is nog geen enkele heidensche godsdienst die aan zijn dienaars bevrediging schenkt. Ook tijdens de oude be-, deeling was dat telkens duidelijk geworden. Ook toen had menigeen onder de schaduw van de vleugelen van den God Israels toevlucht gezocht. Wij herinneren slechts aan Rachab ten tijde van Jozua, aan Ruth ten tijde der Richteren, aan Itaï ten tijde van David, aan de weduwe van Zarphat ten tijde van Elia, en aan Naaman ten tijde van Eliza. Maar wat toen slechts bij enkelingen was gebleven,

dat zou nu in de dagen van het Nieuwe Verbond met meerderen geschieden, en vandaar dat aanstonds bij de geboorte van Christus reeds meerdere wijzen gekomen zijn om in het Kindeken van Bethlehem die blijdschap te vinden, die volgens den engel in Efratha's veld al den volke wezen zou. Ja, in het Oosten, in het land van de rg zende zon hadden zg naar den opgang van de Zonne der gerechtigheid tevergeefs gewacht. Bij al het natuurlicht, waarin zij zich daar baden mochten, was het in hunne zielen donker gebleven. En toch — deze Wgzen hadden het door de werking des Geestes geleerd dat zij dat Licht niet konden missen. Er was in deze mannen dan ook een honger gewekt die de wereld met al haar schijngenot niet kon stillen.

Zg kenden een dorst die door niemand of niets kon worden gelescht. Zg zochten een andere wijsheid dan die welke tot hiertoe wel hun hoofd had vervuld maar die hun hart koud had gelaten. Öatgene waarheen hun begeerten zich uitstrekten was in den grond der zaak niet anders dan verlossing van zonde; het was in den diepsten grond bg hen een dorsten naar de gemeenschap inet God.

En nu beseft gij wel van wien deze ostersche Wgzen in hun zoeken naar icht een zinnebeeld zgn. Zij zijn het eeld van dezulken over wien het licht an Gods heiligheid opgegaan is. Ja, anneer de Heere ons ^& n onszelve ontekt, wanneer Hij ons laat zien dat al onze wijsheid niet anders is als dwaaseid voor Hem, dat "al onze rijkdom ons en slotte zoo nameloos arm laat, en dat het met alles wat we in het land onzer natuurlijke geboorte bezitten, straks een jammerlijk omkomen wordt, dan is daar ook in onze zielen een zoeken üaar een anderen schat dan die deze wereld ons biedt; dan is daar een honger naar een ander brood dan het brood dezer aarde; dan is daar een dorst naar een andere wijsheid dan die in de scholea der natuurwetenschap opgedaan wordt. Dat kunt gij ook in de Wijzen uit het Oosten zoo duidelijk zien. Immers als de Heere hen aan de nietigheid en zinledigheid van hun heidensche denkbeelden heeft ontdekt dan gaan zij op reis om wat anders te zoeken. We weten hoe zij er toe gekomen waren om die rei» te ondernemen en uit het Oosten de verre en moeilijke tocht naar de kribbe te doen. Er wordt gesproken van een ster die hun voorgegaan is.

Die ster is blijkbaar een buitengewoon natuurverschijnsel geweest, waardoor bij de beschouwing van het uitspansel hun aandacht is getrokken geworden. Wij moeten ons niet te zéér daarover verwonderen. Immers diezelfde God, die machtig was om een engel, ja een groote menigte des hemelschen heirlegers naai' de aarde te zenden. Hij was ook machtig om.een buitengewone ster te beschikken die de vleeachwording van den Zoon van Zijn eeuwig welbehagen verkondigen zou.

Het beeld van een ster was dan ook zoo'n gepast beeld voor het Kindeken dat daar in Bethlehems kribbe was nedergedaald. Of had niet Bileam Hem reeds als zoodanig voorspeld: Er zal een ster voortgaan uit Jacob, en er zal een scepter uit Israël opkomen; die "zal de palen der Moabieten verslaan en zal al de kinderen van Seth verstoren?

En waarlijk, gelijk een ster alleen gezien wordt als het duister is, maar dan ook in den donkersten nacht den heldersten glans verspreidt, zoo is het ook met Christus. Hij is de blinkende Morgenster die alléén verschijnt aan degenen die in duisternis zitten, aan hen die wonen in het land van de schaduwen des doods. En hoe duisterder de nacht van zonde en schuld, hoe donkerder de nacht van nood en gevaar, hoe banger de nacht, van aanvechting, en verzoeking, des te liefelijker is de glans dezer ster wanneer zij vol van genade en waarheid haar licht aan den hemel des geestelijken levens stralen doet.

De ster is dus voor de Oostersche Wijzen reeds aanstonds een zinnebeeld geweest van het licht der genade dat daar in Bethlehem was opgegaan', een voorbode van de Zonne der gerechtigheid onder Wiens vleugelen dan ook voor deze menschen genezing zou zgn.

En wat die ster nu was voor de Wgzen, dat is het Woord des Heeren voor ons. Ook dat Woord immers is een afschgnsel van Christus, een zinnebeeld van dat eeuwige Woord Gods dat eenmaal in de volheid des tijds vleesch is geworden. Evenals toch die st«r de Wijzen voorging op hun tocht naar Bethlehem, zoo wijst het Woord des Heeren den weg aan een iegelijk die al zijn heil en zaligheid alleen van het Kindeken in de Kribbe verwacht. Uw Woord, zegt dan ook de dichter, is een lamp voor mijn voet en een licht voor mijn pad. Het komt er maar op aan of onze oogen voor de heerlijkheid en voór den rijkdom van het Woord des Heeren ontsloten zijn. Het komt er maar op aan of'wij in het Woord zien wat de wijzen in de ster zagen. Immers daar zullen ongetwijfeld in die dagen vele andere wijzen geweest zijn die wel de ster zagen, maar die niet verstonden dat in het opgaan van die ster de aanwgzing van een geboren Koning, een heen wij zing naar een Verlosser lag. Om dat te verstaan, daarvoor was een verborgen werking des Heiligen Geestes noodig geweest.

Hadden onze wijzen die niet gehad, dan waren zij ongetwijfeld de ster niet gevolgd.

En zoo is het ook met de ster des Woords die aan een iegelijk onzer verschenen is. Wat zijn er een menschen die wel het W^oord hebben, die er wel onder leven, die wel onder de bediening ervan gedurig weer opgaan, maar die niet weten noch verstaan dat het Woord hen spreekt van een Zaligmaker en Verlosser dien zij niet kunnen missen, zal het wel met hen zijn. En toch, dat is noodig om het Woord te kunnen volgen. De andere wijzen bleven met de geboortester aan den hemel in het Oosten een wijsheid zoeken, welke hun ziel niet bevredigen kon. En zoo zijn er zoovelen die, levend onder het licht van het Evangelie, toch blijven waar zij van nature zijn. Alleen wanneer wij gelooven dat in dat Woord een Christus wordt gepredikt, die ook voor ons persoonlgk noodzakelijk is en gepast, ^dan. zullen we niet, rusten voor ook wij door het Woord tot de kribbe geleid zijn geworden en wg in die kribbe Hém hebben gevonden, Wien té vinden het leven is.

En wie zoekt, die vindt, ook al is het niet altgd op de plaats waar hij meent het te zullen vinden. Ook in de geschiedenis der Oostersche Wijzen is dat zoo treffend gebleken.

De wijzen toch zijn, zooals we weten, eerst te Jeruzalem geweest. O, wij kunnen ons voorstellen dat toen zij daar stonden op de hoogte van den Olijfberg en de stad des grooten Konings daar in schitterende pracht aan hunne voeten lag, zij wel gedacht zullen hebben: hier zullen wij Hem'zien; daar in een dier koninklijke paleizen zal de geboren Koning ons weldra voorgesteld worden. Vol verwachting kloppen zij dan ook aan de poort van de yredestad aan, niet anders verwachtend dan de heele stad zal in feestgewaad ziijn; op alle straten zal de jubel der vreugde vernomen worden, en ieder zal weten te zeggen waar de geboren Koning zich bevindt. Dèn, bitter is de teleurstelling die hun daar in Jeruzalem treft. In plaats toch van antwoord op hun vragen te krijgen, weet niemand van zulk een Koning iets af en er is geen spoor van feestelijke drukte te zien. Kunt gij u voorstellen hoe het onzen pelgrims üa hun lange en vermoeiende reis te moede is geweest ? Hoe, , was dan alles slechts een droom geweest? Hadden zg zich dan zóó aan zelfmisleiding schuldig gemaakt?

Denkt gij ook niet dat dié gedachte wel eens bij hen opgekomen zal zijn? Maar dat kwam er. nu van dat zg de ster blijkbaar uit het oog hadden verloren en dat zij zich hadden laten drijven op hun menschelgk, zij het dan ook vrome gevoel; Het gevaar bestond dat zij aangaande hun reis nu geheel in twijfel zouden geraken. En zeg mij, is dat niet het groote gevaar voor allen die op den weg des geestelijken levens hun gevoel tot leidsstar kiezen en niet de ster van Gods Woord? Ja, wat deze wijzen ondervonden dat is nog zoo vaak de ervaring van al 's Heeren volk. Hoevelen, voor wien het licht der genade bij aanvang is opgegaan, verliezen vaak de ster uit het oog en dan kloppen zij aan te . Jeruzalem, dan kloppen zij aan bij het volk dat den naam draagt van het volk des Heeren te zgn. Men meent dan daar den geboren Koning wel te zullen ontmoeten. Maar hoe bitter is de teleurstelling die men daar vaak ondervindt. Hoe weinig immers wordt te Jeruzalem, wordt in het midden van Gods Kerk de lof des Konings bezongen. Hoe weinig wordt in haar midden de komst van den Zaligmaker verwacht. Jammer dat zoo vaak de ster van Gods Woord uit het oog wordt verloren, want daardoor juist is het, dat zoo menigeen het spoor bijster raakt, en dan niet zelden gaat twijfelen of zijn werk Wel waarheid zou zijn.

Gelukkig echter dat, waar de wijzen de ster blijkbaar verlieten, de ster hen niet verliet. Immers als zij buiteii Jeruzalem komen, dan krijgen zg de ster weer in't oog en dan gaat die ster hun voor, totdat z, g kwam en stond boven de plaats waar het Kindeken was.

De ster leidt de wgzen naar dus deaelfde plaats waar de engel de herders'-had heengezonden. De plaats waar het Kindeken was. Die plaats echter bleek een plaats va, n armoede en verachting te zijn. O, wie van de wijzen had dat hu verwacht, dat de Koning, dien zg zochten, d& ar door hen gevonden zou worden. Maar daar zien wij nu duidelijk uit dat de Heere in de harten van deze menschen werkte met de werking van Zijnen Heiligen Geest. Ware dit niet het geval geweest, dan zouden de wgzen, zonder in die schamele stal binnen te gaan, zeker aanstonds naar hun vaderland zgn wedergekeerd; dan zouden zij in ieder geval door wat zij binnen die stal zagen, zeker zijn geërgerd geworden en zouden zg onderden indruk daarvan zeker hebben uitgeroepen: Maar zulk een schamele Koning kan de onze niet zijn. Van zulk een ergernis echter wordt niet het minste bespeurd. Integendeel, we weten dat de wijzen blijkbaar zonder eenige aarzeling de stal zijn binnengegaan, dat zij daar den geboren Koning hebben aangebeden, dat zij hunne schatten hebben opengedaan en Hem hunne geschenken: goud, wierook en mirre hebben gebracht.

En daarin nu schittert het gelobf dat door Gods Geest in de harten dezer mannen was gewrocht. Het oog des geloofs ziet de dingen zoo heel anders als het oog van den natuurlijken mensch. Hejt natuurlijk oog toch. zag op de plaats waarboven de ster was blijven staan niet anders dan armoede, maar het geioofsoog zag door die armoede heen een rgkdom van genade en heil. Het natuurlgk oog zag in de kribbe niet anders dan verachting en smaad, maar het oog des geloofs zag door dien diepen smaad heen de hoogste eere.. Het natuurlgk oog zag niet anders dan diepe vernedering, maar het oog des geloofs zag door die diepe vernedering ^leen de rijkste heerlijkheid. En zoo is het nog.

Wanneer Gods kinderen door de ster des Woords gekomen zijn tot het waarachtig geloof en zij mogen in dat geloof aan de. kribbe van den geboren Zaligmaker nederknielen, dan zien zij in Zijne vernedering hunne verhooging, in Zgn strijd hun vrede, in Zijne verdrukking hunne vertroosting, in Zijn gevangenis hun vrigheid, in Zijn kruis hun kroon en ten slotte in Zijn dood hun leven. O, wat een wondere weg was dan die

weg naar Bethlehem, dien deze Opstersche Wijzen betreden hebben. Welgelukualig als op het komende Kerstfeest hun weg in den geest ook de onze mag zijn. En nu is die weg naar Bethlehem, o zeker, niet een weg waarop vele rijken, vele machtigen, vele aanzienleken dèr wereld worden aangetroffen — toch zijn deze Oostersche wijzen het bewijs dat er ook vftn hen enkelen' zijn — maar ten slotte is dit voor een iegelijk onzer de vraag of wij onze treden reeds gezet hebben op dien weg die heenleidt naar de plaats waar het Kindeken was. Wanneer dat het geval is dan zult gij aan twee kenmerken voldoen. In de eerste plaats zult gij het land uwer natuurlijke geboorte verlaten hebben. Neen, als de wijzen in het Oosten gebleven waren zouden zij nooit in Bethlehem gekomen zijn. En zoo ook wanneer gij blijft waar gij zijt, d. w. z. wanneer gij nog voortleeft in den staat waarin gij geboren zijt, dan zult gij nooit kunnen komen op de plaats waar het Kindeken was en veel minder op die plaats waar nu het Kindeken is. Door waarachtige wedergeboorte moet de mensch eerst uit het land zijner natuurlijke geboorte uitgeleid worden. Maar daarna — en dat is het tweede kenmerk — zult gij u door de ster van Gods Woord moeten laten leiden, want die ster alleen kan u brengen op 'die plaats waar gij het Kindeken zult zien. Neen, zonder die ster komt gij nooit in Bethlehem. Zonder het Woord van God komt gij nooit tot het geloof. O, zoek dan genade dat uw oog maar veel voor de heerlijkheid van die ster geopend mag worden. Immers die ster te zien is niet voldoende; onder het Woord des Heeren te leven is niet genoeg. Gelijk vele wijzen die de ster gezien hebben met de ster voor oogen zijn omgekomen, zoo, zijn er in onze dagen ook velen die door de ster van Gods Woord bestraald, nochtans verloren zullen gaan. Geve de Heere u genade dat gij op het komende Kerstfeest iets van de heerlijkheid van het Kerstevangelie zult mogen verstaan. En dat zult gij alleen dan, wanneer gij aan uw eigen schande zijt ontdekt. Wanneer gij, evenals de wijzen, bij uw eigen dwaasheid bepaald zijt geworden. Dan zijt gij met de wijzen op reis gegaan om Hem te zoeken, Wien te vinden het leven , is. En wanneer gij u in dat zoeken nu laat leiden door uw verstand of uw gevoel, dan komt gij altoos verkeerd uit, dan komt gij telkens weer op plaatsen waar gij den geboren Koning wel meent te zullen vinden maar waar Hij toch niet te vinden is. Alleen wanneer gij u la^it leiden door de ster van Gods Woord, dan zult gij op 's Heeren tijd te, Bethlehem komen en gij zult met de Oostersche wijzen nederknielen aan de kribbe waar het Kindeken eenmaal in de diepte der vernedering lag. En wie zoo met het oog des gelpofs den geboren Zaligmaker in de diepte Zijner vernedering heeft mogen aanschouwen, die ziet in die schamele kribbe een heerlijkheid als des Eeniggeborenen van den Vader, vol van genade en waarheid, en zulk een verstaat iets van het lied dat Zacharias eens zong:

Voor elk, die in hét duister dwaalt. Verstrekt deez' Zon een heider licht. Dat hem in schaüw des doods'bestraalt. Op 't Vredepad zijn voeten richt,

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 december 1916

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 december 1916

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's