Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

VRAAG. Is de Modus vivendi door de Utrechtsche hoogleeraren voorgesteld iets nieuws of is er vroeger ook iets dergelijks beproefd? en zoo ja, wat wilde men-toen?

ANTWOORD. De toestand van de Herv. Kerk is sinds een eeuw heel èndersdan ze moest zijn en daarom verwondere het niemand, dat in die 100 jaren reeds vele pogingen zijn aangewend om den toestand der Kerk te veranderen en te verbeteren.

Onder die pogingen, van ouds beproefd, behoort ook het voorstel van een modus vivendi (levensregel).

We willen daar iets van meedeelen en dan zal men zien, dat het Utrechtsche voorstel als zoodanig niets nieuws is, waarbij men dan ook kan zien dat de geschiedenis van al dergelijke voorstellenongeveer altijd 't zelfde is geweest: blinken en verzinken, geboren worden en in de wieg of in het loophek sterven

Reeds in 1872 toen met ernst het vraagstuk van de scheiding van Kerk en Staat werd besproken, ook in de^ Tweede Kamer ten onzent, verscheen in het Nieuwe Kerkelijk Weekblad van de hand van den heer A. G. C. van Duyl, hoofdredacteur van het Handelsblad, een voorstel tot afkoop van de Kerk en in verband daarmee tot-Kerksplitsing door verdeeling in parochies; op grond van overeenkomst van richting met den predikant. Zoo zou men in de verschillende Hervormde Gemeenten een moderne, een evangelische (Groningsche) en rechtzinnige parochie kunnen krijgen, waar men met een eigen predikant zich zooveel mogelijk zelfstandig kan inrichten.

Dr. A. Kuyper, die reeds vroeger verklaard had, elk voorstel tot verlossing Yan de Synodale organisatie met blijdschap te zullen begroeten, zelfs al zou het van radicaal-moderne zijde komen, vond in deze proeve van oplossing veel goeds en schreef dan ook in de Standaard van 27 October 1872 : „waarlijk men deed het verstandigst, zoo men wapenstilstand sloot, zich verstond en desnoods met billijke deeling van goederen een onhoudbaar huwglijk ontbond."

Ook de - Synode besloot in 1873 een commissie te benoemen van negen leden, vertegenwoordigers van de onderscheidene richtingen in de Ned. Herv. Kerk, omhaar op te dragen het ontwerpen van zulk een reorganisatie, waardoor eensdeels het samenzij n en blij v; en der onderscheidene richtingen in één Kerkelijk verband, indien immer mogelqk, werd verzekerd, en anderdeels aan de rechtmatige bedenkingen omtrent de tegenwoordige regeling van het Kerkbestuur ingebracht, werd - tegemoet gekomen. Het ontwerp dezer commissie zou vóór 1 Febr. 1874 gereed moeten zijn en dan zou de Synode opnieuw vergaderen, expres voor de zaak der reorganisatie.

Intusschen, zonder af te wachten wat de Synode doen zou^ diende Dr. Kuyper, die van meening was, dat zoo iets niet van boven door de Synode, maar van beneden af door de gemeenten zelve tot stand gebracht moest worden, reeds den 10den December 1873, in vereeniging met de heeren dr. Ph. R. Hugenholtz en dr. T. Modderman, bg den Kerkeraad van Amsterdam een voorstel in, zoo tot kerspelvorming als tot eerlijke deeling van het goed, overwegende, dat binnen korter of langer tijd een uiteengaan van de verschillende fractiën in de Amsterdamsche gemeente te wachten stond en dat zulk een uiteengaan, zou de-strijd der geesten zijn geestelijk. karakter bewaren, nooit in een worsteling om Kerkelijke bezittingen of goederen ontaarden mocht. Vandaar zijn voorslag: „Laat de Synode er buiten. Raak niet aan het Kerkbegrip. Deel enkel het gebruik 'van uwe goederen. Ge hebt te Amsterdam één Kathedraal en tien kerken. Gebruik die Kathedraal bij beurten, en verdeel die kerken voor het gebruik indrie of vier groepen, en heel uw samenleven zal, juist omdat ge dan niet meer samenleeft, aan bitterheid gespeend zijn".

O. m. ten gevolge van Dr. Kuypers vertrek naar de Tweede Kamer bleef dat voorstel in de geboorte steken. Ook het werk der Commissie van IX was tevergeefsch. Maar dat de kwestie brandende bleef getuigt de brochure van dr. Vos: „Vrijmaking der Kerk door facultatieve Kerspelvorming" uit 1875 en de „Open brief" van ds. G. Doedes aan dr. Kuyper in datzelfde jaar over: „Wjjziging der gedragslijn op Kerkelijk gebied."

In de Synode van 1878 beproefde o.a. ds. J. J. L. Luti, Waalsch predikant te Middelburg, een oplossing ' van de Kerkelijke kwestie door een ontwerp bevattende Bepalingen regelende de bevoegdheid en de rechten der minderheden in de gemeenten der Nederlandsche Hervormde Kerk.

Ds. Luti ging uit van den feitelijk bestaanden toestand en wilde een modus vivendi in het leven roepen om de hartstochten gelegenheid te geven tot rustte komen.

Bij den onvolmaakten toestand hier beneden is verschil van opvatting der Evangeliewaarheid onvermijdelijk, oordeelde hij; en bij de worsteling der geesten moest men alles te zamen laten opwassen, opdat met het onkruid het goede zaad niet werd uitgeroeid. Wie een minderheid verdrukt maakt den voortgang der ontwikkeling onmogelijk.

„Wij stellen U" zoo lezen we in de Handelingen der Synode van 1878 blz, 227 „geen reorganisatie van ons-Kerkgenootschap voor; zulk een ingrijpende maatregel zou in de gegeven omstandigheden alligt onoverkomelijke bezwaren ontmoeten en misschien leiden tot eene, naar ons oordeel, voor alle rigtingen noodlottige ontbinding van onze Nederlandsche Hervormde Kerk.

Ons streven is bescheiden. Wij wenschen aan de verschillende opvattingen der Evangelie waarheid, die nu hier, dan elders in de minderheid zijn, gelegenheid te geven, om overeenkomstig haar onvervreemdbaar protestantsch regt, zich vrij te kunnen ontwikkelen en bewegen, zonder daarom te kort te doen aan de regten der meerderheid. Onze bepalingen gelden dan ook de afzoBderlijke gemeenten en in deze de minderheden die eene andere opvatting der Evangeliewaarheid huldigen dan die der meerderheid. Wij wenschen haar in de gelegenheid te stellen zich te organiseeren en zoo mogelijk in het bezit te stellen van ouderlingen en predikanten barer richting.

Elke bepaling werkt slechts voor een tijd, opdat, wanneer het getij verloopt, de bakens kunnen worden verzet. Toch zijn de bepalingen zelve geen tijdelijke maatregel; zij zijn naar onze meening uitdrukking van bestaande regten, wier handhaving ook in de toekomst steeds noodig zal blijven. De thans bestaande minderheden zullen óf vervloeien of meerderheid worden, maar ook dê, n weder zullen nieuwe minderheden ontstaan, die nieuwe ontwikkelingen voorbereiden. Is voor het dèn levend geslacht dé geest van het Protestantisme in volle, kracht vaardig geworden, dan zullen bepalingen als de U voorgestelde, als geschreven in de harten, overbodig zijn geworden. Tot dien tijd toe zullen zij aan de verschillende rigtingen ten goede kunnen komen".

Dat was zoowat de inUiding op het voorgestelde reglement op de erkenning van de rechten der minderheden.

Als „de geest van Het Protestantisme in volle kracht vaardig" zou zijn geworden in de Hervormde Kerk, zou dat Reglement weer weggedaan kunnen worden; eerder niet!

We laten nu het Reglement volgen.

Bepalingen regelende de bevoegdheid en de rechten der minderheden in de gemeenten der Nederlandsche Hervormde Kerk.

Art. 1. In elke gemeente wordt op bij plaatselijk reglement of bij gebreke van dien, op door den Kerkeraad te bepalen tijd en wijze, jaarlijks een kiezerslgst opgemaakt en vastgesteld.

Elk lidmaat eener gemeente moet na daartoe gedane aanvrage door den Kerkeraad in de gelegenheid gesteld worden om van deze bij den Kerkeraad berustende lijst inzage te nemen en aan elk stemgerechtigd lidmaat die, het verlangt moet, tegen betaling der kostenj een afschrift of afdruk van deze lijst worden verstrekt.

Art. 2. Stemgerechtigde lidmaten, die ten gevolge vau hunne van den predikant of de predikanten der gemeente afwykende opvatting der Evangeliewaarheid geene voldoening vinden voor hunne godsdienstige behoeften, zijn bevoegd zich 'tot eene minderheid te vereenigen.

Indien zg bij den Itérkeraad eene schriftelijke, door allen geteekende verklaring overleggen dat zg behoefte hebben aan eene meer vrije, hetzij aan eene meer

behoudende opvatting der Evangeliewaarheid, dan die door de meerderheid der gemeente wordt gehuldigd, worden zij door den Kerkeraad als minderheid en één of meer door hen aan te wijzen leden als vertegenwoordigers der minderhei èrkeiad. Deze vertegenwoordigers vormen voor zoover noodig, het bestuur der minderheid.

Art. 3. Indien in eene gemeente, waar 2 ouderlingen en 2 diakenen zitting hebben, twee vijfden der stemgerechtigde lidmaten eene bij art. 2 bedoelde minderheid vormt, wordt de gemeente gerekend deze minderheid gemachtigd te hebben tot het benoemen van één ouderling.

In gemeenten met uitgebreider getal Kerkeraadsleden wordt de minderheid 'gerekend die machtiging ontvangen te hebben, indien zij een zooveelste deel van het getal stemgerechtigden telt, als er ouderlingen in den Kerkeraad zitting hebben. Het aantal der door eene minderheid als dan te benoemen ouderlingen wórdt berekend in verhouding tot hare getalsterkte.

Zoodra eene minderheid gebruik heeft gemaakt van de haar bij dit artikel toegekende machtiging, onthoudt zij zich van deelneming aan de benoeming der overige Kerkeraadsleden of, waar kiescollegiën bestaan, aan de verkiezing van gemachtigden, en wordt gerekend de meerderheid gemachtigd te hebben tot het doen der genoemde benoemingen en verkiezingen.

De door eene minderheid benoemde de ouderlingen behooren door hunne benoe­ming insgelijks tot de vertegenwoordigers dier minderheid.

Act. 4. Indien meer dan éene minderheid op grond van art. 2 door den Kerkeraad erkend is, en aan de vereischten in art 3 • vermeld voldoet, wordt elke minderheid gerekend gemachtigd te zijn tot het benoemen van een getal ouderlingen in verhouding tot hare getalsterkte.

Indien een Kerkeraad slechts 2 ouderlingen bezit zal alleen de talrijkste minderheid haar recht van benoeming kunnen uitoefenen.

Art, 5, (In gemeenten van twee of meer predikantsplaatsen, waar een minderheid - toegelaten is tot het benoemen van éen of meer ouderlingen, kan, bij het ontstaan eener vacature, de Kerkeraad of het kiescollege niet tot hare vervulling overgaan dan indien, naar het oordeel der vertegenwoordigers der minderheid, deze een predikant of een voldoend aantal predikanten van hare richting'bezit.

In gemeenten met twee predikanten heeft de minderheid aanspraak op een predikant wanneer zij twee vyfde der stemgerechtigde lidmaten bezit; in gemeenten met meer dan twee predikanten heeft zij aanspraak op een predikant indien zij een zooveelste deel stemgerechtigde lidmaten bezit als er predikanten in de gemeente zijn.

Het getal predikanten, waarop eene minderheid aanspraak heeft, wordt be-i rekend naar hare getalsterkte. Blijkt het] na onderzoek, dat de minderheid het haar toekomend getal predikanten niet bezit, dan wordt de minderheid gerekend door de gemeente gemachtigd te zijn tot het beroepen van een predikant.

Indien de minderheid het haar toekomend , getal predikanten bezit, wordt zij gerekend do meerderheid gemachtigd te hebben tot het vervullen der vaceerende predikantsplaats.

De verklaring der minderheid, bedoeld in de 1ste alinea van dit artikel, moet minstens 14 dagen na het ontstaan der vacature, en minstens 6 maanden na het ingaan van het jaar van gratie bij den Kerkeraad worden ingeleverd.

Art, 6. Van het in werking treden der bepalingen in art. 2 tot 5 wordt door den Kerkeraad kennis gegeven aan het Classicaal Bestuur van het ressort.

Geschillen, de uitvoering van genoemde artikelen betreffende, worden door dat bestuur, den Kerkeraad en de vertegenwoordigers der minderheid gehoord.

Art. 7, De benoeming van ouderlingen en de beroeping van predikanten door eene bij art. 2 bedoelde minderheid geschiedt door hare stemgerechtigde lidmaten, indien hun getal minder dan 100 bedraagt. Bedraagt dit meer dan 100, dan geschiedt dit door een Kiescollegie, waarvan het getal leden op voordragt der vertegenwoordigers der minderheid door het Olassicaal Bestuur wordt vastgesteld.

Voor de vergaderingen van deze Kiescollegiën, belegd tot benoeming van ouderlingen of de beroeping van predikanten, gelden de voorschriften van art, 8 en 9 van het Algemeen Reglement.

De vertegenwoordigers der minderheid geven van den uitslag der gedane verkiezing van ouderlingen of predikanten onmiddelijk kennis aan den Kerkeraad der gemeente, die de benoeming of beroeping op de gebruikelijke of bij de wet voorgeschreven wijze ter kennis brengt van den betrokken persoon.

De voorstelling van ouderlingen of predikanten, bedoeld in art. 8 van het Reglement voor de Kerkeraden en art. 63 van het Reglement op de vacaturen, geschiedt in de gewone godsdienstoefeningen der gemeente, tenzij de minderheid in het bezit is van godsdienstoefeningen, geleid door een predikant harer rigting, in welk geval dit ges, chiedt in de aan de minderheid toekomende predikbeurten. Art. 10 van het Reglement voor 'de Kerkeraden en art, 64 en 65 van het Reglement op de vacaturen zijn j hier insgelijks van toepassing.

De bevestiging van ouderlingen of predikanten der minderheid geschiedt zoo mogelijk in eene godsdienstoefening, geleid door een predikant van de rigting der minderheid.

Art. 8. De door de minderheid gekozen ouderlingen bezitten dezelfde regten als de overige ouderlingen. Zg zijn echter meer bepaald geroepen om bq den predikant of de predikanten hunner rigting de bij de reglementen aan de ouderlingen opgelegde functiën te verrigten.

Elk door de minderheid bedoemd predikant wordt op de Olassicale Vergadering vergezeld door een door dezelfde minderheid gekozen ouderling.

Art. 9. Eene erkende minderheid, die geen predikant of geen-voldoend aantal predikanten harer denkwijze bezit, is bevoegd, in overleg met den Kerkeraad, in daartoe aangewezen beurten predikanten harer rigting te laten optreden. Indien tegen zulke schikking bij den Kerkeraad overwegende bezwaren bestaan, dan kan de minderheid, hetzij in de Kerk, hetzij in daartoe geschikte lokalen, godsdienstoefeningen organiseereh onder toezigt van hare vertegenwoordigers.

Van de in deze godsdienstoefeningen verrigte doopsbedieningen en bevestigingen van nieuwe lidmaten wordt door de vertegenwoordigers schriftelijk mededeeling gedaan aan den Kerkeraad, die deze mededeelingen opneemt in de doopen lidmaten-boeken.

De voor de armen gecollecteerde gelden worden in de diaconie-kas gestort.

Art. 10. Indien de plaats van een door de minderheid beroepen predikant door diens vertrek of op andere wijze vacant wordt, zal de Kerkeraad onderzoeken in, hoeverre deze minderheid gerekend kan worden gemachtigd te zijn tot het doen der beroeping, Eene minderheid, die slechts één predikant harer rigting heeft, behoudt dit regt zoolang het getal harer stemgerechtigde lidmaten minstens 2/3 bedraagt van het in art. 5 bepaalde.

Eene minderheid, die meer dan één predikant harer rigting heeft, is geheel onderworpen aan de bepalingen in art. 5 bepaalde.

Art. 11. Bij de benoeming van ouderlingen wordt de aan de minderheid verleende machtiging gerekend te zijningetrokken ais deze bij de jaarlijksche aftreding niet meer het bij art 3 bepaalde getal stemgerechtigde lidmaten telt.

Zoolang echter eene minderheid één of meer predikanten harer rigting bezit zal voor elk predikant minste.ns één ouderling in den Kerkeraad zitting hebben.

Art, 12. Eene minderheid kan van hare in art. 3 en 5 erkende bevoegdheid gebruik maken, zoodra een of meer plaatsen van ouderling of predikant komen te vaceeren.

Art. 13. Zes maanden na het in werking treden van dit reglement moeten de in art 1 verzamelde kiezerslijsten zijn vastgesteld.

Bij dit Reglement was een Memorie van Toelichting — maar dat bewaren we voor de volgende week, "

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1917

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Vragenbus.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1917

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's