Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Belijdenis.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Belijdenis.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Art. 18a. Wij belijden dan, dat God de belofte die Hij den Oudvaderen gedaan had, door den mond Zijner heilige Profeten, volbracht heeft, zendende Zijnen eigen, eeniggeboren en eeuwigen Zone in de wereld ten tijde van Hem bestemd.

LXXI.

Nadat het werkverbond van 's menschen zijde verbroken was, heeft, het den Heere behaagd een nieuw verbond op te richten, n l. het verbond der genade. Dat nieuwe verbond is om daarin onderscheiden van het oude dat thans een Middelaar des Verbonds noodzakelijk was.

In het werkverbond was voor zulk een Middelaar geen plaats, omdat de band tusschen God en den naar Zijn beeld geformeerden mensch nog ongebroken was en er dus een ongestoorde gemeenschap tuss'hen die beiden mogelijk was. Maar nauwelijks was de band die Schepper en schepsel aan elkaar bond, gebroken geworden, nauwelijks was de gemeenschap tusschen God en den gevallen zondaar verstoord of het was noodigdat die band der gemeenschap weer zou worden hersteld. Dit nu kon niet anders geschieden dan door een Middelaar, een Persoon die bemiddelend zou optreden tusschen den hoogen en heiligen God en den diep in ellende weggezonken zondaar.

Nu ligt bij ons menschen in het woord bemiddeling altoos de gedachte opgesloten dat er van beide zijden iets gedaan moet worden. Wanneer wij bemiddelend optreden tusschen twee personen die met elkander in twist zijn geraakt, dan trachten wij het in den regel zoo aan te leggen dat van beide zijden iets zal toegegeven worden. Wij trachten dan de eene zoowel als de andere partij te bewegen dat geen van beide al te zeer op hun stuk zullen blijven staan, want alleen als er van beide zijden toenadering is, weten we dat er althans mogelijkheid van verzoening bestaat. Nu vergist zich wie meent dat het bij de bemiddeling tusschen God en den gevallen mensch ook zoo toegegaan is Integendeel, aangezien God de Heere aan de breking van het werkverbond niet de minste schuld heeft gehad, behoefde er van de zijde des Heeren niet het minste toegegeven te worden. En niet alleen dat dat niet behoefde, maar het kon ook niet. Immers de Heere is een God die van Zijn heilig recht geen afstand kan doen.

De schuld die door den mensch gemaakt was, moest dus ook door dien gevallen mensch weer tot de laatste penning toe terugbetaald worden. Alles moest dus komeh van ééne zijde en wel van de zijde van den zondaar die zijn God den rug had gekeerd. Maar daar stond tegenover dat van die zgde waarvan alles komen moest, niets meer. komen Icon.

Immers de mensch die zooveel duizenden talenten schuld had, bezat geen macht meer om ook maar één enkele penning van zijn schuld te voldoen En nu is dat het wondere mysterie van Gods liefde dat de Heere toen alles van Zijn kant heeft gegeven; niet toegegeven in' dien zin dat God ter wille van Zijn schepsel Zijn recht geschonden zou hebben. Neen, dat kon de Heere en dat kan Hij in der eeuwigheid niet. God kon niet anders dan den eisch van Zijn heilig en onkreukbaar recht handhaven en moest dus blijven eis.chen dat de del die gezondigd had, sterven zou. Maar den weg, waarlangs een verloren zondaar, zonder krenking van Gods recht behouden zou worden, heeft de Heere toen geopend in den Middelaar die van Zijnentwege in de wereld is gekomen.

Waar het dus onzerzijds een afgesneden zaak was geworden, want: brandoffer, noch offer voor de schuld voldeden aan Zgn eisch noch eer, daar heeft de Heere van Zijn zijd| alles gedaan door de overgave van Hem, die het zelf getuigd heeft: „Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt toi den Vader dan door Mij." . '

Nu is dat Middelaarsgeloof niet iets dat uitsluitend aan het Christendom toebehoort. Daar is onder alle meijschen en volken een zeker besef dat het hoogste goed, dat zij in zichzelve missen, hun i door andere personen geschonken moet j worden. De gedachte aan een tusschen-I persoon, die eenerzijds de vertegenwoor­ ! diger van God bij de menschen en anderzijds de vertegenwoordiger van de men-' schen bij God zal zijn, komt ook in andere godsdiensten voor. Soms stelde men zich zulk een Middelaar voor als een lagere god of geest, soms ook als een mensch, die met bov^nnatuurlijkö kennis of macht begiftigd zou zijn. Denk, wat dit laatste betreft, maar aan waarzeggers en toovenaars, van wien immers nog door velen geloofd wordt dat^ij de tusschenpersonen zijn tusschen het onzienlijke en zienlijke, tusschen den hemel en de aarde, tusschen God en den mensch.

Maar bij alle middelaarsgeloof, dat ook andere godsdiensten eigen is, is er toch iets dat allen, die buiten het licht van Gods Woord leven, onbekend is gebleven, en dat ééne, waar het juist op aankomt, is wat de apostel ons in 1 Tim 2:5 heeft vertolkt: ant daar is één God, daar is ook één Middelaar Gods en der menschen, de mensch Jezus Christus.

Dat er maar één Middelaar is, en dan zulk een Middelaar die den weg der verzoening met God niet alleen aanwijst en aanprijst, maar die van zich zelf getuigen kan , dat Hij die weg is, ziet dat is een gedachte die alleen in het Woord van God is geopenbaard en die mitsdien alleen door het op dat Woord gegronde Christendom gegrepen is.

Nu is deze door God zelf bestelde Middelaar eerst aan de oud-vaderen beloofd. Wat in de volheid des tijds in de vleeschwording des Woords geschiedde was dus niet iets onverwachts.

Integendeel, van de vroegste tijden af had men naar de komst van zulk een Middelaar uitgezien. Velen hadden de belofte niet verkregen, maar hadden dezelve slechts van verre gezien en geloofd en omhelsd, aangezien zij in het geloof gestorven zijn. Talrijk zijn dan ook de Messias-verwachtingen van het Oude Verbond en in die verwachtingen is zeer zeker een geleidelijke ontwikkeling op te merken.

In den beginne droegen zij natuurlijk een zeer algemeen karakter, hetgeen blijkt uit de z.g.n. moederbelofte waarin alleen liog maar gesproken wordt van „het zaad der vrouw".

Deze belofte wordt voortgezet in de lijn van Seth en loopt straks uit op Noach die met zijn achten in de ark zijn behoudenis vindt. In Noachs huisgezin is Sem en in Sems geslacht is straks Abraham, de verkorene om in hun zaad allen volken der aarde tot een zegen te zijn.

Van Jacobs kinderen wordt op 's vaders sterfbed Juda aangewezen die als de Godlover boven zijn broederen bevoorrecht zou zijn en uit wiens stam eenmaal de Silo* voortkomen zou. Aanvankelijk heeft deze belofte dan haar vervulling gevonden ia den pratriarch David, den man naar Gods hart, aan wien de Heere Zijn gegeven belofte in dezen vorm herhaalt, dat de stoel Zijns Koninkrijks tot in eeuwigheid bevestigd zou worden. Van dien tijd af aan werd het beloofde, vróüwènzaad de Zone Davids, of ook wel de Messias genoemd. Wel is waar duidde die naam Messias of Gezalfde oorspronkelijk een ieder aan die onder Israel tot eenig ambt verkoren en gezalfd was geworden, jnaar langzamerhand werd het een eigennaam, die alleen op den toekomstigen Koning uit het huis van David van toepassing bleef. Op allerlei wijze wordt het beeld van dien Gezalfde bij uitnemendheid dan door de profeten van Israel uitgewerkt. In Jes. 59 : 20 wordt Hij voorgesteld als de Verlosser die tot Zion komen zou; in Jer. 23 : 6 als de Heere onze gerechtigheid; in Ezech. 34 VS. 28 als de eenige Herder die door den Heere zelf over Zijn schapen verwekt zou worden; in Dan 2 : 45 als de steen die zonder handen afgehouwen, de koninkrijken der aarde vermalen zou om daarna zelf tot een grooten berg te worden die de gansche aarde vervult; in Hos. 11:1 als de Zone Gods die uit Egypte geroepen zou worden.

Én zoo zouden we kunnen voortgaan en u wijzen hoe inzonderheid ook de profeten Micha, Haggaï, Zacharia en Maleachie, Hem als „een Heerscher in Israel", als „de Wensch aller heidenen", als „de Rechtvaardige Koning" en als „de Zonne der gerechtigheid" hebben voorspeld en aangekondigd.

Maar al deze. beloften door den mond der Profeten aan de oud-vaderen gedaan, zijn nu vervuld toen God op den door Hem bestemden tijd Zijn Zoon zelf in de  wereld heeft gezonden.

En nu is het over dien Persoon van den Zoon dat sinds Zijn komst in het vleesch de meest felle strijd is ontbrand.

Wat dunkt u van den Christus, wiens Zoon is Hij? dat is de vraag die, gelijk in vorige eeuwen, ook thans nog de gemoederen der menschen bezighoudt en die ten slotte de gansche menschheidin twee groote deelen verdeelt.

Wie was Jezus ? Was Hij de zoon van Joxef den timmerman ? Was Hij de profeet van Nazareth in Galilea? was Hij een vroom Israëliet, een godsdienstig genie, een voortreffelijk leeraar, die al dan niet,  die meer of minder aan dweepzucht en inbeelding leed, of was Hij op geheel eenige wijze en in gansch bizonderen zin de Zoon 'Van den levenden God ? Het antwoord dat op deze vraag wordt gegeven is van zoo overwegend belang, dat het voortbestaan van de Christelijke Kerk er van afhankelijk is. Immers als Jezus inderdaad niet anders geweest was dan een hoogstaand, waarschijnlijk wel de meest hoogstaande mensch, met een innig godsdienstig bewustzijn, die zijn hoog zedelijke roeping heeft verstaan en vervult, dan. is daarmee ondermijnd wat van den beginne aan dè grondslag voor de Christelijke gemeente was.

De belgdenis toch dat Jezus was de Christus, de Zoon des levenden Gods, is door den Heere zelf erkend als de rotsgrond voor Zijii Kerk, die door de poorten

En nu is het wel waar, dat men van den aanvang af getracht heeft de Kerk des Heeren dat vaste fundament te ontnemen De ketter Arius was een der eersten die leerde dat de Zoon het eerste schepsel van den Vader was, en deze Ariaansche dwaling is hoe langer hoe verder voortgekankerd, totdat zij uitliep op het modernisrne, dat ook thans nog de Kerk des Heeren met algeheele verwoesting bedreigt. Maar trots alle pogingen die aangewend zijn en nog aangewend worden om den grondslag van het Godsgebouw te ondermijnen, is de Kerk des Heeren toch altoos nog op dat vaste fundament blijven staan. Immers nog is het ook onze belijdenis dat God Zijn eigen, eeniggeboren en eeuwigen Zoon in de wereld heeft gezonden. De Heere Jezus is dus de Zone Gods; en dat is Hij maar niet in dien zin, als ook de engelen zonen Gods worden genoemd, als ook de mensch in den staat der rechtheid een kind van God kon heeten en door de wederbarende genade des H. Geestes weer bij vernieuwing een kind des Heeren wordt Neen, de naam Zone Gods is op den Heere Jezus reeds van eeuwigheid af van toepassing geweest.

Of had niet reeds Micha hst gezegd dat de uitgangen van den Heerscher die uit Davids huis zou voortkomen, waren van de dagen der eeuwigheid ? Had de dichter van Psalm 2 er niet van gezongen, boe de Beere zelf het in den dag der eeuwigheid reeds gezegd had: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd? Trouwens, niet alleen in de dagen der oude bedeeling, maar ook uit den mond van Christus zelf, èn uit het woord der Apostelen kan het op igoede gronden overtuigend bewezen worden dat de eenige middelaar Gods en der menschen, de mensch Jezus Christus, tevens is de eigen, eeniggeboren en eeuwige Zoon van God.

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1917

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Onze Belijdenis.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1917

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's