Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Kerk en het Woord Gods.

VII.

De Geref. Kerk in dezen lande heeft zich in hare belijdenisschriften en in hare kerkelijke verordeningen zooveel mogelijk aangesloten aan de Schrift, om naar den regel der Schrift, voor de waarheid der Schrift te waken en de zonden tegen te gaan. De van God gezuiverde Kerken zijn daarbij uitgegaan van de gedachte, dat alleen wanneer de dingen overeen komstig Gods Woord behartigd worden de Kerk kan bloeien en groeien. Wanneer alle discipline ontbreekt zullen de onderlinge verhoudingen er op den duur niet beter op worden, maar boven alles zal dan de waarheid Gods onbeschermd zqn en zullen allerlei valsche leeringen en ergernissen in het midden van Christus' Kerk komen. Dan zal het onkruid welig gaan tieren tusschen*de tarwe, zelfs op gevaar af straks het goede aaad te verstikken. En dat mag niet. Alle zedelijke ongerechtigheid moet beteugeld en gestraft, alle dwaalleer gecontroleerd en geweerd worden, alles naar uitwgzen van Gods Woord, waarbij ieder lid der Gemeente, maar ook de Gemeente zelve, door middel van den Kerkeraad, een goddelijke roeping heeft.

Dat onder de Gereformeerden, van den beginne af aan dat de Heere een gezuiverde Kerk uit Rome's diensthuis heeft te voorschijn geroepen, begrepen is en als regel is aangenomen dat er discipline, tucht, censuur geoefend moet worden, blijkt uit alles. In onze Nederl. Geloofsbelgdenis wordt in art. 29 de tucht zelfs genoemd onder de merkteekenen van de ware Kerk, want daar lezen we immers: „De merkteekenen van de ware Kerk zijn deze: zoo de Kerk de reine prediking des Evangelies oefent; zoo zij gebruikt de reine bediening der Sacramenten, gelijk' Christus dezelve ingesteld heeft; zoo de kerkelgke tucht gebruikt wordt, om de zonden te straffen. Kortelijk, zoo men zich aanstelt naar het zuivere Woord Gods, verwerpende alle dingen, die daar tegen zijn, houdende Jems Christus voor het eenige Hoofd."

En in de 31ste Zondagsafdeeling van den Heidelb. Catechismus staat: Vr. 83. Wat zijn de sleutelen des Hemelrijks?

Antw. „De verkondiging van het heilig Evangelie en de Christelijke Ban of uit sluiting uit de Christelijke Gemeente; door welke twee stukken het Hemelrijk den geloovigen opengedaan en den ongeloovigen toegeeloten wordï." Waarbij, dan in het antwoord op de 85ste vraag aangaande de Ohristelgke Ban gezegd wordt: „Alzoo als, volgens het bevel van Christus, degenen die onder den Christelijken naam onchristelijke leer of leven voeren, nadat zij, menigmaal broederlijk vermaand zijnde, van hunne dwalingen of schandelijk levea niet afstaan willen, der Gemeente, of dengenen, die van de Gemeente daartoe verordineerd zijn, aangebracht worden; en zoo zij naar de vermaning niet vragen, van henlieden door het verbieden van de sacramenten, uit de Christelijke Gemeente, en van God zei ven uit het Rijk van Christus gesloten worden; en wederom als lidmaten van Christus en van Zijne Gemeente aangenomen, zoo wanneer zij waarachtige betering beloven en bewijzen."

En wil men nog hebben wat men in onze Confessie in art. 32 geordonneerd heeft „Van de Orde en Discipline of Tucht der Kerk", dan kan men daar 't volgende lezen: „Ondertusschen gelooven wij, hoewel het nuttig en goed is, dat de Regeerders der Kerk onder elkander zekere verordening instellen en bevestigen tot onderhouding van het lichaam der Kerk, dat zij nochtans zich wel moeten wachten af te wijken van hetgeen ons Christus, onze eenige Meester, bevolen heeft. Én daarom verwerpen wij alle menschelijke vonden, en alle wetten, die men zou willen invoeren, om God te dienen en door dezelve de gewetens te binden en te dwingen, op welke wijze het zou mogen zijn. Zoo nemen wij dan alleen aan, hetgeen dienstig is om eendracht en eenigheid te voeden en te bewaren, en allen te houden in de gehoorzaamheid Gods, waartoe geëischt wordt de excommunicatie of de ban, welke geschiedt naar het Woord Gods met hetgeen daaraan hangt."

De handhaving der discipline heeft, dus in de Geref. Kerken van ouds op den voorgrond gestaan, gelijk men uit de verschillende Synodale acta ook kan opmaken. Op het Convent te Wezel, in 1568 gehouden, stelt men al 20 artikelen vast (zie Hoofdstuk VIII van de acta), waarin breedvoerig gehandeld wordt over „de discipline." Te Emden, in 1571, gaat het evenzoo, blijkens art. 15—34 van de acta. En zooals het te Wezel en te Emden is geordonneerd, is het, met eenige redactioneele wgzigingen, in de latere Kerkenordeningen overgenomen en wel in 1581 zie art. 58—65; in 1566 zie art. 64—74; en in 1619 zie art. 71—81.

In al die artikelen en voorschriften wordt de noodzakelijkheid en het nut van de tucht over leer en leven naar de instelling en de leer van Christus erkend en voorgesteld. Zij behoort tot de bevoegdheid en de plichten van den Kerkeraad. Ze is en moet zqn geestelijk van aard. 't Moet gaan om Gods Woord en niet om leeringen, die geboden van menschen zijn Zij, die zich verongelijkt achten, hebben het recht zich te beroepen, niet op de overheid, maar op de meerdere kerkelqke vergaderingen, die in dat geval beslissen. De tucht gaat over alle leden der gemeente, ook over de rijken en over de ambtsdragers. Er moet onderscheid gemaakt tusschen vermaning en ban. Allen, die de vermaning van den Kerkeraad verwerpen, zullen van het avondmaal geweerd worden, en als, na herhaalde vermaning, geen teeken van boetvaardigheid komt, zal de zondaar ten slotte van de gemeente worden afgesneden; welke ban of afsnijding drie trappen doorloopt.

Dat zijn zoo de hoofdbeginselen, de hoofdlijnen, die door onze Geref. Vaderen in hun kerkelijke verordeningen zijn uitgestippeld, waarbij men in veel wat de uitwerking betreft werd vrggelaten.

En waar men zich in deze richtte naar Gods Woord om te verwerpen alle dingen, die daar tegen zijn (zie art 29 Ned. Gel bel.) daar werd ook het doel van de tucht door onze Geref. Vaderen duidelijk om schreven, welk doel in hoofdzaak hierop neerkwam, gelijk in het Formulier van den ban duidelyk omschreven is: lo. om den schuldige tot inkeer te brengen; 2o. om besmetting der gemeente te voorkomen en 3o. te waken, dat Gods Naam niet gelasterd worde, gelijk blijkt uit de verklaring in bedoeld Formulier van Excommunicatie voorkomend: „Zoo zgn wij genoodzaakt nu tegenwoordiglijk voort te varen tot zijn afsnijding, volgens het bevel en den last, ons gegeven in Gods heilig Woord, teneinde hg hierdoor (zoo het mogelijk is) tot schaamte over zijne zonde gebracht worde; opdat men ook door dit verrottende en tot nog toe ongeneeslijk lid het geheele lichaam der Gemeente niet in gevaar stelle en de naam Gods niet gelasterd worde."

In verschillende vormen worden deze zelfde doeleinden van de tucht door onze Gereformeerde theologen aangegeven en nader omschreven. Wat ons niet kan verwonderen, daar de Schrift deze dingen ten duidelijkste aangeeft in 2 Thess. 3 : 14, 1 Cor. 5 : 5—7, 11, 2 Cor. 2 : 7 enz. 't Is altijd weer: om den zondaar te behouden, om de geloovigen voor besmetting te bewaren, om de eere des Heeren. Of wel in. omgekeerde volgorde, zooals Calvijn dat bv. aangeeft, nl. om de eere Gods, om de goeden voor den omgang der kwaden te bewaren en, in de derde plaats, om den zondaar tot berouw te brengen onder de roede der tucht.

We willen hier even nagaan hoe o.m.Voetius en Calvijn over deze dingen schrijven.

Voetius zegt over de kerkelijke tucht eerst dit: kerkelijke tucht (discipline of censuur) is een personeele en rechterlijke toepassing van Gods wil, om den overtreder het geweten wakker te maken en om in de Kerk ergernis te voorkomen of weg te nemen" (Politica Ecclesiastica IV, pag. 844), wat overeenkomt met art. 71 van de Dordtsche Kerkenorde, waar staat: de kerkelijke censuur dat is noodzakelijk vereischt, om den zondaar met de Kerk en zijnen naaste te verzoenen en de ergernis uit de Gemeente van Christus weg te nemen." Waarbij Voetius dan op blz. 872 en 873 uitvoeriger ongeveer het volgende betoog geeft: de tucht is noodig Ie met het oog op God, dat de eere van God en de glorie van Christus, het Hoofd der gemeente, op deze wqze bevorderd worde en Zijn naam m niet onder de geloovigen en die buiten zijngelasterd worde, Rom. 2:24. Ez. 36:20.

2e. met het oog op den zondaar, dat hij beschaamd worde en bijgevolg tot bekeering kome en behouden worde, 2 Thess. 3:14; 1 Cor. 5:5; 2 Cor. 2 : 7; 7:12; want de tucht is als eene wan, eene roede, eene kastijding, eene uitbranding en een pijnlijke genezing.

3e met het oog op, de geloovigen. dat de goeden in de Kerk gewaarschuwd worden tegen de verleiding en, aanlokselen der zonde; in het goede te meer bevestigd worden en niet door gemeenschap en besmetting van degenen, die straffeloos zondigen, worden bedorven. 1 Cor. 5 : 6, 7, met vers 13.

4e met het oog op de catechumenen (catechisanten), dat zij met te meer ijver en voorbereiding komen mogen tot de openbare belgdenis des geloofs en de volle gemeenschap der Kerk, dat zij weten, wat het zegt, zich aan de tucht te onderwerpem; en dat »ij leeren zich te laten straffen, waar het noodig is. Luc. 14:28, Zacb, 11:16, Micha 3:3.

5o. met het oog op de Kerk, dat er voor hare eere, waardigheid, ongeschondenheid, eenheid, vredestichting worde gewaakt, opdat de toorn Gods van de 'geheele vergadering worde afgewend; de krankheid genezen, de ergernissen weggenomeü of verminderd, scheuringen voorkomen, gevallenen opgericht en, uit den zondvloed in hare ark opgenomen, bewaard worden, Col. 1:25; Ef. 5:3, 4.

Want de Kerk is veracht in deze wereld en heeft geene uitwendige wapenen of straffen, om hare autoriteit te handhaven, daarom moet zij de geestelijke wapenen gebruiken (en de boozen uit haar midden verwijderen), 2 Cor. 10 : 3.

6o. met het oog op de dienaren, dat zg doen, wat het amb't van hen eischt, want zij zijn wachters. Ez, 3, Hebr. 13, Ez. 34.

7o. met het oog op degenen die buiten zijn, en de vijanden, om hun mond te stoppen en alle stof en gelegenheid tot laster en spot te ontnemen. 1 Pet. 2:11, 12 Noemt Voetius alzoo zeven oorzaken, waarom de tucht in 's Heeren Kerk geoefend moet worden, als we de Institutie van Calvijn nog eens opslaan (IV, 12, 5, blz. 228) dan lezen we daar: Drie einden zgn er, waarop de Kerk in zoodanige bestraffingen en in de afsnijding het oog heeft.

Het eerste is, Opdat tot oneer van God onder de christenen niet zouden gesteld worden degenen die een schandelijk of goddeloos Ieven leiden ; alsof Zijne heilige Kerk eene samenrotting was van ondeugdzame en slechte menschen. Want dewijl zij het lichaam zelf van Christus is, zoo kan zij met zulke slechte en goddelooze leden niet worden verontreinigd of er moet tevens ook eenige smaad vallen op het Hoofd zelven. Opdat dus in de Kerk niets zij van hetgeen waardoor Zgn heiligen Naam eenige oneer kon worden aangedaan, zoo moeten uit Zijn gezin weggevaagd worden degenen, uit wier schandelijk leven, eenige vlek mocht komen op den christelijken naam.

Ook moet men hier acht nemen op het Avondmaal des Heeren; dat hetzelve door eene onvoorwaardelijke uitreiking niet worde ontheiligd. Want het is ontwijfelbaar zeker, dat degene aan wien de uitreiking is opgedragen, indien hij wetens en willens eenen onwaardige toelaat, dien hij met recht had kunnen afhouden, aan eene even groote heiligschennis schuldig is, als wanneer hg het lichaam des Heeren den honden voorwierp. Weshalve Chrysostomus (Homil. in Matth. 3) scherp uitvaart tegen de priesters die, daar zij de macht der grooten dezer aarde vreezen, niemand durven weren. Het bloed, zegt hij, zal van uwe handen geëischt worden: indien gij den mensch vreest, zoo, zal Hij u bespotten, maar zoo gij God vreest, zult gij ook zelfs bij de menschen in achting zijn; laat ons geen vrees koesteren voor de scepters, het purper of den vorstelijken hoofdwrong; wij hebben hier eene macht die meerder is; ik zal inderdaad liever mgn lichaam tot den dood over geven en mijn bloed laten vergieten, dan dat ik deelgenoot zou worden aan het veroorzaken eener zoodanige verontreiniging.

Opdat derhalve deze hoog heilige verborgenheid geene oneer worde aangedaan, zoo wordt in het bedienen van dezelve een nauwkeurig toezicht vereischt, dat nochtans niet in het werk kan worden gesteld dan door de rechtsmacht der Kerk.

Dat is de eerste reden dus, n.l, dat God niet van Zijne eere beroofd worde.

En dan volgt de tweede reden, n.l. dat de Gemeente niet verontreinigd worde.

Daar zegt Calvijn dit van: „Het tweede einde is, opdat de goeden door den gedurigen omgang met de boozen niet mochten verdorven worden, gelijk gemeenlijk pleegt te gebeuren. "Want onze geneigdheid om af te wijken is zoo.groot dat wij door niets lichter van den rechten trein des levens worden afgeleid dan door kwade voorbeelden. Dit nut heeft de Apostel aangeteekend, toen hij die van Corinthe gebood den bloed schender van hunne gemeenschap af te doen.

Een weinig zuurdeesem, zegt hij (1 Cor. 5 : 6, 11), verzuurt het gansche deeg.

En hij zag hier een zoo groot gevaar vooruit, dat hij hun zelfs alle verkeer met hen verbood, (vers 11), Na deze twee redenen waarom de discipline of tucht noodig is in 's Heeren Kerk noemt Calvijn nog een derde en en wel: dat de zondaar tot bekeering kome.

Daar schrgft hg van: Het derde einde is, opdat zijzelven (de schuldigen die gedisciplineerd worden), met schaamte aangedaan, mochten "beginnen berouw te krijgen van hunne onreinheid. Dus is het voegzaam, dat zij om hunne boosheid worden getuchtigd, opdat zij, die anders door toegeven in hunne hardnekkigheid zouden voortgaan, door het voelen van de roede worden wakker gemaakt. Dit geeft de Apostel te kennen wanneer hij in 2 Thess. 3 : 14 zegt: Zoo iemand onze leer niet gehoorzaamt, teekent dien en vermengt u niet met hen, opdat hij beschaamd worde." Zoo ook op eene andere plaats (1 Cor. 5 : 5), als hg schrijft dat hij den Corinthiër den Satan heeft overgegeven, opdat de z geest mocht behouden worden in den v dag des Heeren. Dat is, gelijk ik het d verklaar, dat hg hem met eene tijdelijke veroordeelin^ gestraft heeft, opdat hij v ia de eeuwigheid zalig mocht worden."»

Vergelijken we nu de zeven doeleinden van Voetius met de drie oorzaken van Calvijn, dan zien we dat de eerste drie van Voetius dezelfde zijn als die van Calvijn. Deze zijn dan ook de voornaamste die het hoofddoel aangeven. En als Voetius dan ook op pag. 929 en 930 nog eens over het doel der excommunicatie schrijft, brengt hij de 7 doeleinden tot 4 terug zeggende, dat de excommunicatie bedoelt: lo den zondaar te behouden ; 2o. de andere leden der Kerk af te schrikken van de zonde; 3o. de Kerk van den zuurdeesem der zonde te zuiveren; en 4o, den lasteraars den mond te stoppen.

Vergelijkt men nu hiermee wat b.v. in de Synopsis staat, n.l. dat de uiterste remedie der tucht strekt, om het vleesch in den mensch te dooden, maar om den geest te behouden; om het huis Gods van het zuurdeeg der zonde en de Kerk van Christus van ergernissen te bevrijden en den naam des Heeren voor lastering van degenen, die buiten zijn, te bewaren (Synopsis, XLVIII : 59) dan ziet men dat èn Voetius èn Calvijn èn de Synopsis ên het Formulier van den ban èn de Catechismus èn de Ned. Gel.-belijdenis èn de Dordtsche Kerkenorde allen in één en denzelfden geest spreken en allen ongeveer zeggen, dat de tucht in 's Heeren Kerk noodig is: dat God niet van Zijn eere beroofd worde; opdat de Gemeente niet verontreinigd worde; opdat de zondaar tot bekeering kome.

Predikantspensioenen.

De heer G. W. Mortier te Wageningen, voorzitter van de Vereeniging tot verbetering der pensioenen van N. Herv. predikanten, schrgft in de N. Rott. Ct. het volgende ingezonden stuk: „Hoe staat het met de predikantspensioenen ? wordt mg dikwijls gevraagd.

Gaarne geef ik hierop antwoord. Vele kerkvoogdgen hebben zich reeds opgegeven voor deelneming. De statuten zijn re'eds in bewerking en worden in de eerstvolgende bestuursvergadering behandeld en vastgesteld. Binnen een paar maanden zouden dus de officieele stukken geteekend kunnen worden. Wat dus beteekent, dat het pensioenfonds dan is opgericht. Aan de oprichting staat dus niets in den weg als het reservefonds; daar is nog te weinig geld voor ingekomen.

Eer wg contracten kunnen sluiten, moeten wij een reservefonds hebben, om hieruit de oudere en invalide predikanten té steunen. Bij genoegzame deelneming wordt er ook een weduwen-en weeaen. fonds aan verbonden. Laten nu voor dit fonds de kerkeraden, kerkvoogden en notabelen eens een flinke som bg elkander brengen, hetzij door inzameling in hun gemeente, of dat de colleges het doen of uit andere fondsen. Het hangt dus geheel van de bijdragen af. Dan kan het fonds nog dit jaar worden opgericht en deze zaak, die al jaren lang op afdoening wacht, tot stand komen."

Wij willen dit woord van den heet Mortier gaarne onder de aandacht brengen van onze kerkvoogdijen. Laat nu toch geen enkele kerkvoogdij achterblijven, maar laat men zich in de steden en in de dorpen aanstonds in verbinding stellen met den heer Mortier te Wageningen, om aansluiting te zoeken bij de Vereeniging tot verbetering der pensioenen van Ned. Herv. predikanten.

Wat zou het een heerlijke vrucht van deze bange oorlogstijden zijn indien door de Gemeenten zelf de zaak van de predikantspensioenen, alsook van het weduwen-en weezenfonds werd ter hand genomen.

Komt, broeders kerkvoogden, hier eens dadelijk aangepakt! Eendracht maakt macht!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 mei 1918

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 mei 1918

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's