Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

stichtelijke overdenking.

20 minuten leestijd

De Meester is daar, en Hij roept u. Joh. 11 : 28b.

De roepen de Meester*)

Een treffende geschiedenis waarvan deze woorden ontleend zijn. Bijna geheel Johannes 11 is er aan gewijd.

Lazarus, de geliefde broeder van Martha en Maria was gestorven. Daar was dus in het aantrekkelijke huisgezin te Bethanië een diepe scheur gekomen. Het licht was in stikdonkere duisternis uitgebluscht. Het sieraad was in asch veranderd; de vreugdeolie was treurigheid geworden; het gewaad des lofs was afgelegd en een benauwde geest was er voor in de plaats gekomen. Wel hadden de beide zusters tydig bericht van de krankheid haars broeders tot Jezus gezonden maar toen de Heiland dat bericht had ontvangen, was hg' niet aanstonds naar Bethanië gegaan. Integendeel, Hij was nog twee dagen gebleven in de plaate waar Hij was-l

Hoe is het mogelgk ? zegt ge misschien. Immers als wij bericht krijgen van de ernstige krankheid van iemand dien wij teeder liefhebben, dan gaan wij er in den regel dadelijk heen. Dan laten wij er alles voor staan, dan bly ven de meest noodzakelijke bezigheden rusten, eii we spoeden ons om den geliefden kranke, indien eenigszins mogelijk, voor zijn sterven nog eenmaal te zien. Maar Jezus heeft hier zoo heel anders gedaan, We kennen echter allen het doel waarom de Heiland Lazarus eerst sterven liet. De Zone Gods moest door die krankheid verheerlgkt worden.

Toen de Heere dan ook eindelijk te Bethanië aaukwam, bleek Lazarus reeds gestorven te zijn. Eet oog was reeds gesloten, de mond reeds gesloten, zelfs had de gang naar de grafspelonk reeds plaats gehad en het was waarlijk geen wonder dat de beide zusters in sombere rouw in hun woning nederzaten.

Maar daar hooren zij plotseling dat hun lang verbeide Vriend nu eindelijk in aantocht is. Haar eerste gedachte is ongetwijfeld geweest: ach dat Hij eer gekomen ware. Immers nu is het te laat. Haar broeder ligt reeds in het graf en zij weten maar al te goed dat hg daar reeds een prooi van ontbinding is geworden. Toch zijn zij verblijd dat zij weldra haar tranen zullen kunnen uitschreien aan de voeten van Hem, van Wien zij weten dat Hy balsem in de geslagen wonde kan gieten. Martha is de eerste die den Heiland tegemoet is gegaan en als deze dan met den Heere Christus gesproken heeft en van Hem vernomen heeft dat Hij de opstanding en het leven was, dan gaat zij naar huis om heimelijk hare zuster te roepen en wel met deze woorden: de Meester is daar en Hg roept u.

De Meester is daar en Hij roept u. Dat woord van Martha lijkt ons een gepast woord bijzonder voor haar door wie weldra in het midden der gemeente de Naam des Heeren beleden zal worden. Het bepaalt ons bij een roependen Heiland. Daarom willen wij achtereenvolgens stilstaan:

Ie. bij de personen die Hij roept;

2e, bij de wijae waarop Hij roept;

3e. bij de kracht waarmee Hij roept;

4e. bij het doel waartoe Hij roept.

De Meester is daar en Hg roept u. Dat woord werd oorspronkelijk gericht tot Maria, dus tot een vronw die wat verloren, die veel verloren had, die haar gemis diep gevoelde en die daarover met een hartelijke droefheid was aangedaan. Daar blijkt uit dat we hier te doen hebben niet met een algemeene, niet met een z.g.n. uitwendige, maar wel met een bijzondere, met een z.g.n. inwendige roeping.

O, zeker, wij weten dat daar een zekere roeping komt tot allen die op eenigerlei wijze met Christus, met God en Zijn Woord in aanraking komen. Daar is een roeping Gods tot ons allen, onverschillig wie wij zijn en waar wij wonen. Wg leven' immers allen onder het Verbond der genade, onder het Woord des Heeren en mitsdien onder het aanbod van Gods genade in Christus. Daar is niemand onzer die zou kunnen zeggen dat hg den weg des levens niet kende, dat hij nimmer gehoord heeft van den eenigen Naam die onder den hemel gegeven is tot zaligheid.

Maar nu blijkt het zoo telkens dat er meer noodig is dan alléén door 'Gods Woord geroepen te worden. Immers hoevelen geven geen acht op de roepstem die van Godswege tot hen komt. Daar is dan ook een bijzondere roeping en deze' is ook in het woord van Martha tot Maria bedoeld.

De Meester roept u. Dat woord Meester immers, zegt ons al dadelijk dat er tus-1 schen Jezus en Maria een zekere betrekking bestond. Jezus was voor Maria geen , onbekende meer. Toen Martha sprak van „de Meester", behoefde Maria niet te; vragen: wien bedoelt gij daarmee? Integendeel, zij wist het maar al te goed.één was haar Meester.

Nu weten we allen wat een Meester' voor zijn leerlingen is. Niet waar, ouders, daar is voor uw schoolgaand kind eigenlgk maar één meester en dat is de onderwijzer in wiens klas het gezeten is. Deze is voor dat kind de meester, en wat die meester zegt, blijkt voor dat kind boven alle verdenking verheven te zijn. Wanneer de verstandhouding goed is, dan heeft zoo'n kind in zijn meester dan ook een onbeperkt vertrouwen. Daar is voor dat kind niemand die het zoo goed weet als de meester het weet.

Welnu, laat die gedachte hier nu worden overgebracht. Daar was immers voor Maria evengoed als voor Martha maar één Meester en dat was Christus. Zijn • woord stond bij haar boven alle verden-: king. In den grond der zaak stelde zij in dezen Meester dan ook een onbepaald vertrouwen,

Maar waarom, zoo vraagt ge, was Maria; dan niet evenals Martha Jezus tegemoet gesneld, toen zij hoorde dat Hij in aantocht was? Ach, ik denk dat daar twee redenen voor geweest zijn, In de eerste plaats meende zij al die vrienden, die gekomen waren om haar te troosten, niet alleen te kunnen laten. En in de tweede plaats geloofde Maria niet dat Jezus haar' nu nog zou kunnen helpen en dat Jezus haar nu nog zou kunnen geven wat zij noodig had. O zeker, indien Hij maar eer was gekomen, dan zou haar broeder niet gestorven zijn. Dat belgdt zij straks evengoed als Martha het reeds beleden heeft. Maar nu de dood eenmaal is ingetreden, • nu is het, meent Maria.* ci., laat. Nu kan Jezus anderen nog wol helpen, maar haar niet meer. Door Jezus geholpen te worden, het is nu voor Maria een afgesneden zaak geworden.

Maar we weten dat de Heere altoos een afgesneden zaak op aarde verricht. En daarom juist, toen hèt zoover met Maria gekomen was, toen werd zij door den Heere geroepen.

En wat dunkt u, zou nu diezelfde bijzondere roeping Gods nog niet uitgaan tot die menschen, die in denzelfden toestand verkeeren als waarin de geroepen zuster 'van Martha en Lazarus nederzat. Menschen, die in droefheid nederzitten, die bitterlgk bedroefd van geest zijn, zij zijn er immers nog. En die droefheid, o zeker, is ook niet zelden een droefheid over aardsche verliezen die door ons geleden zijn. Hoe dikwijls treurt daar een man bij de ledige plaats van zijh vrouw of een vrouw bij die van haar man. Hoe vaak treurt daar een vader of moeder die hun kind, of een kind die vader of moeder, of. een broeder die zijn zuster, of een zuster die haar, broeder grafwaarts aag dragen!

Maar nu is daar nog een ander gemis, dat evenals het gemis van Maria door niemand anders dan door Jezus vergoed kan worden. Dat is het gemis aan de gemeenschap met God die wij door de zonde verloren hebben. Want ja, wij hebben niet alleen door den tijdelijken dood vaak onze dierbare betrekkingen verloren, maar door onzen geestelijken dood hebben wij God verloren. En ziet, als er nu van die droefheid iets in onze harten gevonden mag worden, dan is er maar Eén die onze tranen kan drogen, , O zieker, ook dan doen allerlei andere • troosters zich aan ons voor. Ook dan zijn er velen die one troosten willen over het verlies van den Heere, Maar met Job leeren wij verstaan dat zij allen moeilijke vertroosters genoemd moeten worden.

' Alléén de Meester kan ons dan geven sieraad voor asch, vreugdeolie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor een benauwden geest. En mochten wij dan allen maar doen wat Martha deed. Mochten we dan den Meester maar tegemoet gaan als wij hooren dat Hij in aantocht is. Maar er zijn er ook zoovelen ais Maria die dan in huis blijven zitten. Zij weten wel dat niemand ze kan helpen dan Jezus en Jezus alléén, maar toch valt het hun zoo moeilijk om de moeilijke vertroosters achter te laten. En in den grond der zaak komt dat omdat zij niet gelooven dat Jezus hen nu nog helpen kan. Was Hg maar eer gekomen, toen  zij nog niet zooveel zonden hadden, toen zij nog niet zoo slecht waren als nu, dan zou er voor hen nog wel redding zijn geweest. Maar nu zij Lazarus grafwaarts zagen dragen, nu zij aan eigen dood-en doemwaardigheid zijn ontdekt, nu schijnt het voor hen, evenals voor de thuiszittende Maria een afgesneden zaak te zijn geworden.

Maar toen het een verloren zaak voor haar scheen, toen werd Maria juist door den Heere geroepen. En daarom, o dat er ook onder ons, dat er inzonderheid onder de jeugdige belijderessen van dezen morgen in dien zin, maar vele Maria's mochten zijn!

In de tweede plaats zouden wij spreken over de wijze waarop de Heere roept.  En dan blijkt het ook hier weer zoo duideliik dat de Heere .ook in Zijn bijzondere roeping middellijk werkt. Immers ; Hij bediende zich hier van Martha om , Maria te reepen. O wat blijkt er toch vaak groot onderscheid tusschen Gods kinderen te zijn en hoe worden zij niet zelden gebruikt om elkaar aan te vullen, . Wat de eene mist, bezit vaak de ander  en dan ook omgekeerd. Zoo weten we jdat Martha "wel eens te veel bezig was  geweest met veel dien ens en dan werd door den Heere zelf Maria haar ten voorbeeld gesteld. Maar hier bleek dat dienen van Martha toch ook weer een goede zijde te hebben. Hier immers was zij de dienstmaagd des Heeren om haar zuster aan de voeten van den Heiland te brengen. O met welk een blijdschap zal zij zich van die taak gekweten hebben.

Dus gg merkt wel, de Heere heeft Maria in den weg der middelen door Martha laten roepen. En 'zou dat nog niet de weg zgn waarlangs de Heere Zijn trekkende genade verheerlijkt aan het hart van een zondaar? De Meester is daar en Hij roept u. Ja, dat wordtin den weg der middelen aan allen die treuren over hunne zonden, zoo telkens weer toegeroepen. Dat roept de Heere inzonderheid door middel van de dienende Martha, door middel van Zijn Kerk, waarin Hg ingesteld heeft de bediening des Woords.

O zeker, de Meester blijkt aan een enkele Martha niet gebonden te wezen. Hg roept ook vaak op andere wijzen. Hij roept op elk ziekbed waarop Hij ons nederwerrit. Hij roept in elk kruis dat Zijn wijsheid ons te dragen geeft. Hij roept in elke bezoeking dié Hij over ons brengt. Hij roept ook in de goedertierenheden waarmee Hg ons kroont en in de weldaden waarmee Hg ons zegent. Aan alle zgden zijn wg door de roepstemmen des Heeren omringd. Maar het groote middel waarmee de Meester ons roept is en blijft toch het Woord Zijner Waarheid, dat zoo telkens door den mon^ van dienende menschen onze ooren bereikt. Ja, door de prediking des Woords is de Heere van jongsaf tot ons gekomen.

Maar ook al is het door het zelfde Woord, dan nog kan het roepen des Heeren soms o zoo verschillend zijn. Zoo roept de Heere nu ééns meer door de prediking van Zijn Heilige Wet en dan weer meer door het 'oet gefluit van het Evangelie Zijner genade; zoo roept de Heere den een meer op de wijze van Saulus op den weg naar Damascus door hem het „Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij" als een donderstem in de ziel te doen vallen, terwijl de Heere anderen meer teeder leidt door hen het „zoon (of dochter) geef Mij uw hart" op de ziele te binden. Bovendien is er behalve het roepen des Heeren bij de z. g, n. eerste bekeering, ook nog een doorgaand roepen des Heeren, waarmee Hg, evenals hier bij Maria, aandringt om telkens weer bij vernieuwing tot Hem den toevlucht te zoeken.

En weet ge wanneer de Heere bijzonderlgk roept ? Wanneer daar jonge menschen opstaan om openlijk belijdenis van den Naam des Heeren te doen. O, hoe heeft de Meester haar telkens geroepen ook in de weken en maanden van voorbereiding die daar Voorbg zijn gegaan en hoe ernstig is de roepstem die daar van Godswege uitgaat als het haar thans door de gemeente des Heeren wordt toegeroepen:

Zoo gij Zijn stem dan heden hoort, Gelooft Zijn heil-en troostrijk Woord; Verhardt u niet, maar laat u leiden.

In de derde plaats zouden wg spreken over de kracht waarmee de Heere roept. Die kracht bleek voor Maria onweerstaanbaar te zgn. Immers als we het vervolg nagaan dan blijkt Maria, als zij hoorde dat de Meester haar riep, aanstonds tot Hem te zgn gegaan.

En nu is het wel opmerkelgk dat niet alleen Jezus-zich in den weg der middelen stelde om Maria te roepen, maar dat ook wederkeerig Maria zich in den weg moest stellen om bg Jezus te komen. Toen Maria dan vernam dat zg door den Heere was geroepen, dal de Meester bijzonder naar haar had gevraagd, heeft zij het in haar woning niet langer kunnen uithouden. Aanstonds staat zij op. Blijkbaar is zij, zonder éen woord te spreken, bij haar vertroosters vandaan geloopen. Immers de Joden, die bij haar in huis waren, zeiden: zij gaat naar het graf, opdat zij aldaar weene, Zg gaven dus een heel verkeerde uitlegging aan haar daad. Maar wat de menschen van haar zeggen, dat deert thans deze Maria niet meer. Nu zg door den Meester is geroepen, kent zg maar éene bégeerte en dat is om weldra in aanbidding aan Zgne voeten te liggen en haar gansche ziel, die zoo bitterlijk bedroefd is, voor Hem uit te schreien.

De kracht, waarmee de Meester haar had geroepen, bleek dus een onwederstandelijke kracht. En zou de kracht waarmee de bijzondere roeping des Heeren gepaard gaat dat nog niet altoos wezen ?

Lydia heeft zich lang doof kunnen houden voor de stem die van 's Heeren wege tot haar kwam, maar toen haar hart door de onweder.'standelijke kracht des Heeren geopend was, moest zg acht nemen op het woord dat door middel van Paulus tot haar gesproken werd.

Saulus had lang de gemeente des Heeren kunnen vervolgen en op die wgze de verzenen tegen de prikkels kunnen slaan, maar toen God hem tegenkwam op den weg naar Damascus was zgn kracht gebroken en moest hij komen tot de vraag „Heere, wait wilt Gij dat ik doen zal"?

Petrus had zijn Meester tot driemaal toe kunnen verloochenen, maar toen de haan tot tweemaal kraaide en Jezus hem aanzag werd hij indachtig aan het woord des Heeren en naar buiten gaande moest hij toen schreien bittere tranen van waarachtig berouw.

En zoo zouden de voorbeelden te vermenigvuldigen zijn dat als de Heere het woord van Martha in de ziel Zgner Maria's weerklank doet vinden, dat zij dan hun huis en hun vertroosters verlaten moeten en dat zg dan haastelijk opstaan om tot Jezus te gaan.

Ook hierin blijkt deze geschiedenis dan ook zoo rgk in leering te zgn Maria toch moest haar huis uit en moest bg hare vertroosters vandaan. Maar zoo is het immers ook met allen, die zich door de onwederstandelgke kracht des Geestes tot Jezus voelen aangetrokken. Ook zij moeten leeren: wie vader of moeder lief heeft boven Mij, is Mgns niet waardig, en wie zoon of dochter liefheeft boven Mg, is Mijns niet waardig. Ook zij moeten leeren den scheldbrief te geven aan alles waar zij van nature hun troost in zochten, waar van nature hun hope in leven en in sterven op gevestigd was. Zg mogen niet langer vragen: wat zullen de menschen er wel, van zeggen, als ikmq openlijk 'schaar aan de zijde van God en Zijn volk.

Integendeel, wanneer wij met Maria geroepen worden, dan moeten wij, evenals zg, met verloochening van alles, tot Hem onzen toevlucht nemen, en al zouden dan alle menschen ons willen tegenhouden, dan zal het nochtans onze belijdenis moeten zijn: Spreek, Heere, 'uw dienstknecht, uw dienstmaagd hoort, "

In de vierde plaats echter zouden wij nog spreken over het doel, waartoe de Heere roept.' En dat doel was voor Maria een heerlijk doel. Immers het was om haar bij Jezus te doen vinden wat zij in haar eigen huis en wat zij bij de Joden, die bij haar in huis zaten, niet vinden kon. En wat was dat? Wel, we weten het reeds. Maria had troost noodig. Maria had veel verloren en zat neder in droefheid en rouw. En waar heeft een rouwdragend mensch meer behoefte aan dan aan troost? Waar heeft iemand die iets verloren heeft, meer behoefte ïÉan dan dat hij het verlorene weer vindt? -.

Welnu, dat was het doel waartoe de Heiland Maria bij zich liet komen'. Toen zij bij Hem gekomen was, lezen we niet dat de Heere veel tot haar heeft gezegd. Integendeel, in plaats van Maria met woorden te troosten, wordt Hij zelf tot tranen geroerd. Toch kan in een traan, die iemand schreit, soms meer troost voor ons liggen dan in een vloed van woorden die hij spreekt. En hoeveel te meer zullen dan de tranen van Jezus reeds troostend voor Maria zijn geweest.

Doch in plaats van tot haar te spreken neemt Jezus Maria mee. Hq neemt haar mee naar een graf. Vreemd, zult gij zeggen misschien. Wie neemt nu iemand, die troost noodig heeft, mee naar een graf? De wereld doet juist andersom. Als zij u wil troosten, daa roept zij u niet naar het kerkhof en ook niet naar - de kerk, want zij meent dat daar uw smart nog zwaarder zal worden. Neen, de wereld heeft dan andere plaatsen waar zij u z, g, n, afleiding biedt. Gij moet, zegt de wereld, dan eens naar een concert of een comedie, naar een schouwburg of een bioscoop. En daarom begrqpt de wereld er niets van dat Jezus menschen, die Hij wil troosten, meeneemt naar een graf.

Toch heeft Jezus dit met Maria gedaan, Martha heeft het blijkbaar eerst ook vreemd gevonden. Immers als de Heere den steen laat wegnemen, dan roept zij: Heere, hij riekt nu al, want hij heeft vier dagen aldaar gelegen. Maar Jezus weet wat Hij doen zal. En zonder dat we daar nu nader op ingaan, weten we allen wat Hij gedaan heeft, niet waar ? Hij heeft zich daar reeds als de Overwinnaar van dood en graf, als de Opstanding en het Leven betoond. Immers door één machtwoord Zijner genade heeft Hij den gestorven Lazarus uit de grafspelonk doen opkomen. En wat Maria miste en waarover zij zoo bitterlijk bedroefd was, dat heeft zg uit de hand des Heeren levend terug ontvangen. Straks is zij het huis, dat zij met droefheid had verlaten, dan ook weer met vreugde binnengegaan en weer in het bezit van wat zij verloren had is toen de lofzang aangeheven: God heeft bg ons wat groots verricht, Hg zelf heeft onzen druk verlicht. Hg heeft door wond'ren ons bevrijd, Dies juichen wij en zijn verblijd.

De Meester riep om Maria te troosten om haar het verlorene uit den dood weer terug te geven. En zou dat ten slotte niet het groote doel van alle roepen des Heeren zgn?

Ja, als de Heere een zondaar of een zondares roept, als hij hem of haar trekt met de trekkende kracht Zijner eeuwige liefde, dan is dat ook om zulk een zondaar te troosten, om zulk een zondaar uit den dood weer terug te geven, wat zij door de zonde verloor.

Immers, evenals Maria door den dood haar broeder verloor, zeo hebben wij meer verloren dan een broeder. Wij hebben verloren een Vader, die in de hemelen is. Maar zie, wanneer daarover door de werking des Heiligen Geestes nu een waarachtige droefheid in onze zielen geboren mag zijn, dan komt het Woord des Heeren vanmorgen tot ons en zegt: de Meester is daar en Hg roept u. En als wg dan door de trekkende kracht Zijner almacht ons huis verlaten hebben en wij hebben alles waarin toch geen waarachtige troost te vinden is, den scheidbrief gegeven, om weenend neer te zinken aan de voeten van H«m, die alleen waarlijk troosten kan, dan neemt de Heefe ons in dén geest mee naar 'n graf; niet naar het graf van Lazarus, maar naar het graf, waarin Hijzelf eenmaal nedergedaald, doch waaruit Hijzelf ook weer ten derde dage opgestaan is. En aan dat geopende graf roept Hij het ons dan toe: ziet gij nu wat gij uzelven door uwe zonden hadt waardig gemaakt; ziet gij nu dat het van uw zijde niet maar ten deele, maar geheel en al een afgesneden zaak was geworden. Immers de dooden zullen den Heere niet prijzen noch die in de stilte nedergedaald zgn. Maar als Hij dan met ons staat aan dat graf, waar eigenlgk onze plaats was geweest, ' maar waarin Hij dan om onzentwil afgedaald is, dan roept Hg bet ons ook toe: vreest niet, want Ik leef en gij zult leven. Ik had macht.mijn leven af te leggen, maar heb ook macht hetzelve wederom te nemen. En dat leven dat Ik eerst afgeglegd en daarna weer teruggenomen heb, dat is niet slechts het Mijne, maar ook het uwe geweest. Wat gij door de zonde hadt verloren, het ware leven, het leven met God, dat heb Ik uit dood en graf weer doen opkomen. En daarom: als gij omringd door tegenspoed, bezwijken moet, schenk Ik u leven.

En zou dat ook troost zgn voor zulke zielen die gebukt gaan onder het oordeel des doods, dat zij door het geloof in Christus weer het leven erlangen? Zou dat ook troost zijn voor zulke zielen die door de zonde hun God hebben verloren, dat zg dien God uit het graf van Christus weer terug ontvangen?

Ja, evenals in de tent van Martha, Maria en Lazarus, zoo is er in de tenten van al de rechtvaardigen een stepa des gejuichs en des heils. En daarom dat menig oor voor de stem van den roependen Meester ontsloten mocht zijn of alsnog ontsloten mocht worden; dat er een nedervallen aan de voeten des Heeren gevonden mocht worden met de belijdenis: Heere, Gij hebt ons geroepen; welnu, hier zdjn wij, wij komen tot U, want Gg zijt de Heere onze God.'Dan zal het ervaren worden dat de Heere dé ziel roept opdat zij in Hem het leven zou vinden; en als dan het oog des geloofs voor 'Christus die dood was, maar weder levend werd, ontsloten mag zijn, dan zal het met den dichter van Psalm 118 gezongen kunnen worden:

Ik zal door 's vgands zwaard niet sterven Maar leven en des Heeren daan. Waardoor wij zooveel heils verwerven Elk tot zijn eer doen gadeslaan.


*) Verkorte predicatie, uitgesproken op Zondag 14 April 1.1, te Veenendaal bij de openbare geloofsbelijdenis van vrouwelijke lidmaten.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1918

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1918

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's