Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Leerplan en levensbeschouwing.
Tusschen die beiden is in Christelgken kring steeds verband gelegd.

In het Paedagogisch Tijdschrift voor het Christelijk onderwijs heeft nu de heer J. de Boer een opstel geplaatst over: „De eenheid en samenhang der leerstof op de Christelijke Mulo-scholen, voornamelijk in de hoogere klassen, in verband met onze levens-en wereldbeschouwing." In dit opstel heeft de schrijver een proeve gewaagd om een specifiek-Ohristelijke methodiek samen te stellen tegenover die van het „moderne, neutrale onderwijs en de moderne opvoeding", die ondanks haar zoogenaamde neutraliteit „niettemin tegenover ons optreedt met 'n eigen wereld-en levensbeschouwing."

Inplaats van genoegen te nemen-met „een neutralen schotel met wat Ohriste-Igk toekruid", vraagt de schrgver zich af, hoe aan het Mulo-onderwijs (want hierover handelt hg in het bijzonder) een Christelijk karakter kan worden gegeven.

Hij deelt zijn leerstof in in „vijf complexen", waarvan op den voorgrond staat de kennis van God. Daar deze kennis op zijn standpunt wordt ontleend aan „de Heilige Schrift als bijzondere openbaring Gods", dient men de leerlingen allereerst in te wgden in den Bijbel, zijn ontstaan, zijn canonische afsluiting, zgn faal, zijn aardrijkskundig en historisch milieu, en al wat voorts organisch hiermee samenhangt.

Hierbg sluit aan de kerkgeschiedenis als „actie van dat Woord in het leven der menschheid", alsmede „de samenvatting van de leer der Schrift als een dogmatisch geheel."

Het tweede complex, wetenschappelijke en philologische vakken genoemd, (taal, geschiedenis en wgsbegeerte), houdt zich bezig met het bewustzijnsleven van mensch en menschheid. Met „wgsbegeerte" bedoelt de schrijver niet de „formeele philosophic" maar „iets van de philosophic in materieelen zin, die bedoelt eenig inzicht te geven in de vorming van het wereldbeeld in het bewustzijn der menschheid", en hij wil deze sto£ niet als afzonderlijk leervak behandelen, doch bij de Bijbelsche geschiedenis en de kerkgeschiedenis, de taal (sprookjes, sagen en mythen), de geschiedenis der oude volken (Grieken) en de zendingsgeschiedenis (animisme).

Dan volgt het derde complex: de mensch „naar zijn lichamelijke verschijning." Dit lichaam „moet worden gekend in zijn organische geledingen en in zijn verhouding tot de ziel."

„De vakken, die hier aan de orde komen", zegt de schrgver, zgn dus: kennis van het menschelgk lichaam, waarbg die deelen, die het innigst met de ziel verbonden zijn, ook de nieeste aandacht verdienen; voorts al datgene wat dienen kan om het lichaam als werktuig der ziel gezond en sterk te houden, dus hygiëne, lichaamsoefeningen door gymnastiek en spel, oefening van oog, oor en hand, die bg teekenen, handwerken en handenarbeid haa, r juiste plaats vindt, en eindelgk de physische zijde van het zingen, terwgl de psychische zijde tot de taal kan worden gerekend, 

Tot het vierde complex moet worden gerekend alles, wat betrekking heeft op de verhouding van den enkelen mensch tot de gemeenschap, tot de verschillende levenskringen als, huisgezin, kerk, maatschappij, staat, volk, ras. „Hier, evenals bij de vakken van de vorige groep, is nog veel braak liggend terrein, dat onze Christelijke Mulo-school te ontginnen heeft", merkt de schrijver op, „Kennis dezer verhoudingen is voor het leven onzer leerlingen van het hoogste gewicht, ook al staat er op den rooster geen enkel vak vermeld, dat we bg dezen vierden groep kunnen onderbrengen. De voor onze scholen geschikte stof kan dan ook zeer goed bij de andere vakken worden ingedeeld: de verhoudingen van het gezin bij Bijbelsche geschiedenis, de verhoudingen in de kerk bij de kerkgeschiedenis, de maatschappelijke verhoudingen bij de aardrijkskunde en vad. geschiedenis, de betrekking tusschen volken en rassen bij de algemeene geschiedenis."

Tenslotte omvat het vgfde complex van de leerstof de kennis van den Kosmos „objectief beschouwd de minste van alle, maar voor het maatschappelijk leven onzer leerlingen van overwegend belang." Aan de natuurkennis in engeren zin, de aardrijkskunde en de mathematische vakken wil de schrijver een groot deel van den leertgd besteden.

Het godsdienstonderwijs staat dus bij deze „christelijke" leermethode »in het centrum en daaromheen worden in al wijder kring de andere vakken geplaatst. Het gaat, naar de schrijver zich uitdrukt, achtereenvolgens om Gods Woord, Gods volk, zgn Verbond, zijn werken, zijn schepping, zgn wet, zijn beloften en haar vervulling, zijn ordinantiën voor het huiselijk, kerkelijk, maatschappelijk en staatkundig leven. Hoe deze methode wordt toegepast, licht schrgver toe met het vak aardrgkskunde. Het bgbelsch scheppingsverhaal is bij hem uitgangspunt; aan de hand van de scheppingsdagen behandelt hg de „drie hoofdelementen" de vaste bodem, het water en de lucht, de planten, de dieren en ten slotte de mensch. „De lessen die voor deze stof noodig zgn, moeten dienen om te doen uitkomen: God alleen is groot!" zegt hij. 

Bij de „actie van den mensch op de aarde wordt eerst het vulcanisme enz. behandeld als een herinnering aan »de storende inwerking van de zonde." Ook voorts wordt de aardrijkskunde janthropocentrisch behandeld en krggt daardoor in hoofdzaak een oeconomisch karakter, waarbg de psychische factoren  voorop worden gezet. „De superioriteit van den Ohristelgken godsdienst hovende valsche", „de roeping der Christelijke volken tegenover de andere" doen hier mede dienst om „de trilogie God, mensch en natuur" tot haar recht te doen komen. Ook op het eindexamen dient „de Christelijke lijn" te worden doorgetrokken; ook het onderzoek moet zich aldaar in de eerste plaats bg „de religieuse kern" bepalen.

Daar het den schrgver gelukt is planmatig een schema van „christelijk" onderwijs te ontwerpen, en dewijl naar hij opmerkt, op het terrein der levensen wereldbeschouwing „het geestelijk slagveld van stelsel tegen stelsel, van school tegen school" is gelegen, heeft zijn opstel, zoo .jnerkte de N. R. Ct. reeds zeer terechfr. op, ook reeds ter kennismaking met'liet eigenaardig karakter van het „christelijk" onderwijs, waarde voor hen, die dit niet van nabg kennen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 januari 1919

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 januari 1919

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's