Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het kerkelijk leven.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Mormonisme.

Van Dellen („Het Mormonisme", uitgegeven bij J. H. Kok te Kampen 1911) eindigt zijn levensbeschrijving van Jozef Smith aldus : „Voor ons is Smith veelszins een ziel kundig raadsel. Een gewoon mensch was hij ongetwijfeld niet. Hij bezat een ongebreidelde verbeeldingskracht, en durfde schier alles ondernemen. Daarin lag zijn kracht en zwakheid. Op maatschappelijk gebied ontbrak hem de noodige nuchterheid.

Vandaar zijn vele mislukkingen. Doch anderzijds wist hij er zich met , groote brutaliteit ook telkens weer door te slaan. Hij was een geboren leider, die menschen, welke in denkkracht en ontwikkeling vèr boven hem stonden, aan zich wist te verbinden ; en een echt volksmenner, die speculeerde op de hartstochten der massa. Daarbij stonden zijn jovialiteit en zijn gevatheid hem ten dienste Hij trad op met groote autoriteit en boeide driardoor zwakkeren. Telkens herinnert hij aan de geslepen landagenten, die immer weer gouden bergen beloven en de verbeelding ter hulp komen van de verdwaasden, die het verloren paradijs op aarde zoeken.Alleen ging hij verder dan de gewone landagenten door aan al zijn ondernemingen een godsdienstige kleur te geven en ze in verband tebrengen met de eeuwige zaligheid.„Ik zal u geven de koninkrijken der wereld en hun begeerlijkheid" was het groote lokaas dat deze valsche profeet zijn volgers voorhield. En daaruit blijkt, dat hij 'n dienstknecht was van den vader der leugenen.De overste dezer wereld gebruikte hem als zijn instrument. Hoe meer men den profeet en zijn kerk bestudeert, hoe duidelijker dit wordt. En dit loste het raadsel op van Smith's succes, want satan's invloed is zóó groot, dat hij, als God het niet verhoedde, ook de uitverkorenen zou verleiden.

Velen vermoeden dat Smith een volslagen ongeloovige is geweest. En inderdaad geeft zijne losse, spottende taal menigmaal grond voor dit gevoelen. Toch is het best mogelijk, dat hij geloofde in den god van vleesch en been, dien hij verkondigde, en dat zijn weelderige fantasie hem er soms toe bracht om zich in te beelden, dat waar was wat hij anderen in zijn openbaringen voorpraatte. Duidelijk is het, dat hij als God wilde wezen en zich als een God liet dienen. Zijn Godsbeschouwing was door en door materialistisch en meer vrucht van den hoog moed zijns harten, dan van wijsgeerig denken. En deze Godsbeschouwing kwam zijn zinnelijkheid in het gevlei en baande den weg tot het instellen der veelwijverij (polygamie)."

Na den dood van den profeet deden zich moeilijkheden voor over de opvolging. Een zekere R i g d o n meende dat hij geroepen was de heiligen te regeeren. Maar Jozef Smith had een minderjarigen zoon. En toen naast Rigdon zich een ander candidaat voor het leiderschap aandiende, en wel Brigham Young, de president der-twaalf apostelen, werd het een heftige strijd tusschen de liefhebbers. De gemeente verzamelde zich. Rigdon sprak voor zichzelf. Toen trad Brigham Young op. En de laatste behaalde schitterend de overwinning. De mantel van Jozef was op hem neergedaald en hem, den 43-jarigen, stoeren man, werd de leiding toebetrouwd.

Jozef had. evenwel zijn oudsten zoon als opvolger aangewezen.

Maar geen nood, deze zoon was nog te jong en daarom zou Young slechts tijdelijk als president optreden.

Ondertusschen was deze regent natuurlijk niet van plan om ooit ten behoeve van den jongen Jozef afstand te doen van den troon, wat al spoedig bleek, toen hij in October reeds verklaarde dat hij de eenige was die recht had om openbaringen te geven.

24 Dec. 1847 liet hij zich tot president kiezen en hij regeerde als een echte paus tot den dag zijns doods, 29 Aug. 1877.

Een groep heeft zich toen afgescheiden, trouw blijvend aan den zoon van den grooten leider. Deze groep werd voortaan aangeduid met den naam : Josephieten. Zij noemen zich de Gereorganiseerde Kerk en houden zich aan de oorspronkelijke leeringen van het Mormonisme met verwerping van de veelwijverij.

Young en zijn volgelingen worden beschouwd als indringers.

De Josephieten zijn altijd sterk in de minderheid gebleven en vinden hun hoofdkwartier in den Staat lowa (N.-Amerika.)

Onder Young's leiding kwam er een krach tige actie, om, zoo mogelijk van uit Nauvoo naar een vast systeem heel Amerika voor het Mormonisme te winnen ; ja, straks heel de wereld te veroveren.

Het schijnt evenwel, dat de Mormonen altijd slechte buren geweest zijn. Zij werden dan ook beschuldigd van allerlei misdaad, diefstal, vervaardigen van valsche munt enz. zoodat al spoedig een burgeroorlog dreigde. Toen velen der leiders door het Hoog Gerechtshof van Illinois schuldig werden bevonden aan het vervaardigen van valsche munt, besloten zij hunne biezen te pakken.

Spoedig lag de stad van Jozef daar eenzaam en verlaten en wie thans het kleine dorp Nauvoo bezoekt, wordt nauwelijks her innerd aan de dagen toen de kostbare tempel in gebruik genomen werd (5 Oct. 1845) en het groote hotel bestemd werd om koningen en keizers te ontvangen !

Toen bouwde men vol hoop en moed aan de muren van hun Sion. En nu is het zonder heerlijkheid alles. De grootsche verwachtingen zijn in bittere teleurstellingen geëindigd.

(Wordt vervolgd).

De inspiratie of Goddelijke ingeving van de Heilige Schrift.

Bij het bepalen van het karakter en de beteekenis der Heilige Schrift moeten wij dadelijk herinneren aan het alles beheerschend beginsel, van ouds door onze Geref. Kerk voorgestaan, 't welk neergelegd ds in Art. 3 van onze Nederlandsche Geloofsbelijdenis : „Wij belijden, dat dit Woord Gods niet is gezonden noch voortgebracht door den wil eens menschen ; maar de heilige mannen Gods hebben gesproken, gedreven zijnde door den Heiligen Geest, gelijk als de heilige Petrus zegt, 2 Petrus l vers 21. Daarna heeft God door een zonderlinge zorg, die Hij voor ons en onze zaligheid draagt, zijnen knechten, den profeten en apostelen, geboden zijn geopenbaard Woord bij geschrift te stellen, en Hij Zelf heeft met Zijnen vinger de twee tafelen der wet geschreven. Hierom noemen wij zulke schriften Heilige en Goddelijke Schrifturen."

Wij hebben vast te houden en daarvan bij alles uit te gaan, dat de Heilige Schritt door God is geïnspireerd, en zóó nemen we de Heilige Schrift als Gods Woord.

Wat wij onder de inspiratie of Goddelijke ingeving der Heilige Schrift verstaan ?

Laat ons eerst een algemeen antwoord geven.

Wij bedoelen daarmee die bezielende wer king van den Geest Gods, waardoor deze de schrijvers zóó leidde, dat zij ons een volkomen vertrouwbare Openbaring Gods leverden. Deze inspiratie moeten we wèl onderscheiden van die meer algemeene bezieling, waarin een musicus en componist, een dichter of kunstenaar vaak deelen mag ; een inspiratie, die veel schoons kan doen geboren worden — ook veel wat leelijk Godonteerend en zeer schadelijk kan zijn ! — maar die toch geen bovennatuurlijk ka­ rakter draagt

Bij de Heilige Schrift spreken we dan ook an Goddelijke ingeving (Theopneustie), aar luid van 2 Tim. 3 : 16 ; „Al de Schrift is van God ingegeven en is nuttig tot leering, tot wederlegging tot verbetering, tot onderwijzing die in de rechtvaardigheid is."

Van deze inspiratie is onderscheiden de verlichting of openbaring, welke de Heere Zijn knechten wel gaf. Want onder de inspiratie hebben we dit te verstaan : ze diende, om profeten en apostelen zóó te leiden, dat zij de openbaringen, die zij van God ontvingen, naar waarheid en op de juiste wijze aan de Kerk overleverden, benevens veel, dat hun niet onmiddellijk door God werd medegedeeld, maar wat zij langs anderen weg wisten, en dat toch een deel moest vormen van de Gods-openbaring als geheel en daarom ook moest worden opgeschreven en bewaard.

Degenen die aan de ingeving (inspiratie) der Heilige Schrift niet .gelooven, verwijten ons altijd, dat die inspiratie-theorie een V o o r o p g e z e t te  m e e n i n g bij ons is. Zij beweren, dat degenen die gelooven in de onfeilbare inspiratie der Schrift, deze theorie alleen aanVtard hebben, omdat zij het zich van tevoren in het hoofd gezet hebben, dat God slechts door zulk een inspiratie den mensch een openbaring kon geven, die werkelijk aan het doel beantwoordde en — omdat zij het zich gaarne zóó denken. Zoo redeneert bv. prof. Daubanton in zijn geschrift „De Theopneustie der Heilige Schrift."

Wij stellen daarom op den voorgrond, dat de Theopneustie of Goddelijke inspiratie der Heilige Schrift voor ons niet is een philosophische theorie waarmee we als een vooropgezette meening tot de Heilige Schrift naderen, maar een leerstelling, een dogma aan de Schrift ontleend.

Het Woord Gods biedt ons benevens vele andere leerstellingen ook een leer over zichzelf. Het is waar, wij vinden die daar niet in alle bizonderheden uitgewerkt, niet gesystematiseerd — als een soort systeem in elkaar gezet — doch dit is met andere leerstukken evenmin het geval. Al de wezenlijke gegevens worden ons echter in de Schrift geboden, en uit die Schriftuurlijke gegevens bouwen wij die leer op. Belijdt men te gelooven in de Heilige Schrift, als het Woord Gods, dan moet men consequent met de andere leerstukken in de HeiMge Schrift vervat óók de leer van de Theopneustie of Goddelijke ingeving, zooals zij die voordraagt, aanvaarden.

Het is voor ons dus de groote vraag : wat leert ons de Heilige Schrift inzake de inspiratie of ingeving door den Heiligen Geest ?

En dan sta voorop, dat de Schrift duidelijk leert, dat de organen der openbaring — „de heilige mannen Gods" in art. 3 Nederl. Geloofsbelijdenis genoemd naar luid van 2 Petrus 1 vers 21 — dat die organen der openbaring geïnspireerd waren, als zij met hunne openbaringen tot het volk kwamen.

Waar nagenoeg héél het Oude Testament profetisch van aard is, kan het. zeker geen kwaad, dat wij in de eerste plaats een argument ontleenen aan het begrip profeet

De Heilige Schrift zelf doet ons duidelijk verstaan, wat een profeet is. Ex. 7 vers 1 zegt. „Zie, Ik heb u tot een God gezet over Farao ; en Aaron, uw broeder, zal uw profeet zijn." Daar hebben we het begrip ineens. Gelijk Aaron de mond van Mozes moest zijn, zoo was dus een profeet als 't ware d e m o n d Gods door welke Hij sprak tot 't volk. De profeet trad onder Israël niet op met zijn eigen boodschap, maar met de waarheid die God zelf hem in het hart gegeven en op de lippen gelegd had. Vandaar dan ook, dat de Heere zegt, als Hij Jeremia afzondert tot Zijnen dienst : „Zie, Ik geef mijne woorden in uwen mond" (1:9). Waarbij we tegelijk nog maar weer eens aanhalen hetgeen Petrus zegt: Want de profetie is voortijds niet voortgebracht door den wil eens menschen, maar de heilige menschen Gods door den Heiligen Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken" (2 Petrus 1 vers 21).

De profeten waren er zich dan ook blijkbaar van bewust, dat zij met het woord van hunnen Zender tot het volk kwamen. Want bij hun optreden onder Israël heette het telkens : „Zoo zegt de Heere" of „Hoort des Heeren woord" ; of „Het woord des Heeren dat, geschied is tot enz." ; of anders nog :

„De Heere deed mij alzoo zien enz."

Uit al deze uitdrukkingen blijkt, dat de profeten er zich van bewust waren, dat zij niet met hun eigen woorden, maar met het Woord des Heeren tot het volk kwamen.

Dat zij onder hoogere bezieling stonden en spraken, blijkt voorts ook zéér duidelijk uit het feit, dat zij soms hun eigen woorden niet verstonden en in vele gevallen de verreikende beteekenis er van niet begrepen. Dit zien we b.v. Daniël 12 : 8 en 9, waar de profeet, met betrekking tot hetgeen hij in het voorgaande geschreven heeft zegt: Dit hoorde ik, doch ik verstond het niet; en ik zeide : Mijn Heere ! wat zal het einde zijn van deze dingen ? En Hij zeide : Ga henen, Daniël! want deze woorden zijn toegesloten en verzegeld tot den tijd van het einde." Hetzelfde volgt ook uit 1 Petrus I vers 10. 11 : „Van welke zaligheid ondervraagd en onderzocht hebben de profeten, die geprofeteerd hebben van de genade aan u geschied ; onderzoekende op welken en hoedanigen tijd de Geest van Christus, die in hen was, beduidde en te voren betuigde het lijden, dat op Christus komen zou en de heerlijkheid daarna volgende."

In het Nieuwe Testament zien we verder, dat Christus aan Zijne discipelen den Heiligen Geest belooft, om hen indachtig te maken de dingen, die Hij hun gezegd had en om hen in al de waarheid te leiden. Hier dus ook hetzelfde verschijnsel, dat wat niet begrepen was zou worden duidelijk gemaakt en wat in verigetelheid was geraakt hun in herinnering zou worden gebracht door den Heiligen Geest — die op het Pinksterfeest is uitgestort.

Zoo spreekt Paulus ook in 1 Thess. 2 vers 13 van zijne prediking als zijnde niet eens menschen woord, maar het woord Gods. En Johannes zegt zelfs, dat, zoo iemand zijne getuigenis aangaande Christus niet aanneemt, hij God tot een leugenaar maakt, dewijl zijne getuigenis is het getuigenis Gods. 1 Joh .5 vers 9—12.

Uit dit alles — en er is zooveel méér — is het ons duidelijk, dat Openbarings-organen spraken als bezield door den Heiligen Geest, spraken het woord van hunnen hemelschen Zender.

En nu kunnen we wel beweren, dat hunne inspiratie gelijk stond met die, waarin dichters en genieën algemeen deelen, en zeggen met prof. Daubanton (blz. 92) : „Davids Psalmen zijn mij het woord onzes Gods. Dat wil zeggen, dat in zulke omstandigheden als waarin David verkeerde, de geloovige onder den invloed des Geestes zóó dicht. Da Costa's zangen zijn mij ook evenzeer het woord onzes Gods." Maar dan moet toch altijd de vraag worden gedaan : Op wat grond kan men de heilige mannen Gods gelijk stellen met de dichters van den huldigen dag ? Trad De Costa óók op met de pretentie, waarmede onder Israël de profeet en de psalmist en de apostel optrad ?

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1921

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit het kerkelijk leven.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1921

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's