Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

»En het rookende lemmet zal Hij niet uitblusschen.« Matth. XII : 20m.

's Heilands teedere zorg voor kwijnende zielen.

Wat waarde had zoo'n lemmet of vlasviek, gelegen in een bakje met olijfolie, — inzonderheld wanneer het bij gebrek aan olie uitging en smeulend slechts rook verspreidde ?

Wie dacht er aan om zoo'n vlaswiekje te reinigen en het met versche olie te drenken ? Wel neen, het had zijn dienst gedaan, men doofde het uit en wierp het weg.

Wie heeft er waardeering voor menschen, wier geestelijk leven aan zoo'n smeulend lemmet gelijk is ?

De wereld weet heelemaal met die klagers en zuchters geen raad. En bij het Christelijk publiek worden ze meest ook niet gezocht. Er gaat geen kracht, van hen uit; het zijn in één woord, tobbers. Hun kennis is verdonkerd, het geloof verlamd, de hope geschokt en de liefde is moede en mat gevorden.

Hoe anders was het vroeger ! Toen vvas hun zieleleven een heldere vlam van geloof, hoop en liefde.

En nu : het is zóó droevig met hen gesteld, dat er bijna geen kenteekenen van ontvangen genade te bespeuren zijn.

Zij kunnen niet meer bidden met gevoel ; t Woord Gods schijnt voor hen geen troost en opwekking meer te bezitten ; weg is het eedere gemeenschapsleven met den Heere van vroeger.

Maar toch, er is hier sprake van een ro o k e n d lemmet. En dat rooken zegt, dat er nog een vonkje vuur aanwezig is, al s het nog zóó klein. Het geestelijk leven is nog niet geheel uitgedoofd. Er is geen vrede met den toestand ; er wordt hartgrondig geklaagd en gezucht. En al komt het niet erder, in dat zielsverdriet ligt een-verlangen naar een enkelen droppel olie van genade uit de volheid van Christus.

Hoe menig hard vonnis wordt over dezulken, ook door Christenen, uitgesproken ! Men sluit ze buiten, zonder te besseffen, met Ezau's handen de beminden des Heeren te verstooten.

Maar wie hen ook verstoot en wegwerpt, de Heere doet het niet: „het rookende lemmet z a 1 H ij niet u i t.b 1 u s s c h e n."

Hoe zal ik u duidelijk maken, wat de Heere Jezus zijn zal en is voor zulke verkwijnende zielen?

Gij kent het bekende werk van Bunyan, De Christenreize naar de eeuwigheid". Daarin leest ge, hoe Christen in het huis an Uitlegger naar een plaats gebracht werd, waar vuur in een haard tegen een muur brand. Bij dat vuur stond iemand, die onophoulelijk water in de vlammen wierp en nochtans bleef het vuur branden. Uitlegger verklaarde : Dit vuur is het werk der genade in 's menschen hart gèwrocht. Hij, die er water opglet, om het vuur uit te blusschen, is de duivel.

Maar hoe kon dat vuur dan blijven branden? Christen werd aan de andere zijde van den muur gebracht; en zie, daar stond een man, die een kan met olie in de hand hield , daarvan aanhoudend (hoewel verborgen) in den vuurgloed goot.

Wat wil dat zeggen ? vroeg Christen. En Uitlegger antwoordde : Deze man is de Christus, die voortdurend met de olie Zijner genade het werk in stand houdt, dat Hij eenmaal in het hart begonnen heeft.

Lezer of lezeres, is wedergeboorte en toekeering u geen vreemde zaak, maar gelijkt uw geestelijk leven nu op zulk een rookend lemmet ? Laat u niet tot wanhoop brengen en acht uw zaak niet verloren. Al kunt gij zelf uw vlam der ziele niet doen oplaaien — de Vriend en Bruidegom, ook uwer ziel, vergeet u in den hemel niet. Wanneer het Zijn wil is, zal Hij Zijn olie ook weer tot u laten uitvloeien. Hij verlaat niet, wat Zijn hand begon. Verwacht het van Hem, van Hem alleen, van Hem volkomen. „Zoo Hij vertoeft, verbeidt Hem ; Hij zal gewisselijk komen." Hij zal de olie Zijner genade uitgieten en met zachten adem het rookende lemmet van uw ziel aanblazen — aanblazen tot, het wordt een vlam van gebed, van geloof, van dank en liefde.

Omdat in Gods Woord staat, dat Hij het rookend lemmet niet zal uitblusschen — smelte uwe kwijnende ziel samen met het lied van den Psalmist :

Ik blijf den Heeir verwachten - Mijn ziel wacht ongestoord ; Ik hoop in al mijn klachten. Op Zijn onfeilbaar Woord. Mijn ziel, vól angst en zorgen. Wacht sterker op den Heer' Dan wachters op den morgen ; Den morgen, ach I wanneer. (Ps. 130:3).

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1921

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1921

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's