Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

»En gij zult een ram slachten en van het bloed nemen en doen op het rechteroorlapje van .Aaron en op het rechteroorlapje van zijne zonen.« Exodus 29 vers 20a.

Het is een der grootste wonderen van Gods scheppende hand.

De Heere gaf het inwendige oor een plaats in het harde rotsgebeente als in een sterke vesting om het te beschermen. De beroemdste geneeskundigen hebben zich toe gelegd op het bestudeeren van het oor en om te trachten de geheimen daarvan te doorvorschen.

Niemand dan de Opperste Kunstenaar en Bouwmeester heeft die wonderbaarlijke en weergalooze architectuur van het menschelijk oor kunnen ontwerpen ; niemand dan Hij heeft het kunnen bouwen. Ook met het oog op dat wonderbaar gehoor riep de Psalmist uit: „Heere, ik ben gansch wonderbaarlijk gemaakt."

Door de oorpoort trekt de wereld buiten in woord en klank de stad menschenziel binnen. .Al de geluiden in het rijk der Schepping, vanaf het zoemen der insecten, vanaf het melodieus zangerig wiekgeruisch der blanke duif tot het majesteitelijk bruisen en machtig golfgeklots der zee en tot den ratelenden donderslag toe zijn voor 't oor. Ja, meer nog ! Voor het menschelijk oor waren bestemd al de zangen des hemels ; al de jubelliederen en de juichtonen der engelen ! De mensch hoorde den naderenden voetstap van zijn God in het Paradijs, als het avondkoeltje trok door het stille loover van Eden's hof, dat onder dien zachten ademtocht zich ritselend heen en weer bewoog.

En nu lezen we in onzen tekst, dat op het rechteroorlapje van Aaron en zijne - zonen bloed moest gedaan worden van een geslachten ram.

Geen wonder, voorwaar !

De verwoestende kracht der zonde heeft heel den mensch aangetast en zij verbruikt al haar kracht om dien ontredderden mensch verder te verderven. Wat vloeipapier is voor een spat inkt, dat alles indrinkt en opslurpt, dat is de mensch voor de zonde. Ook het gansch goddelijk instrument van het menschelijk oor, dat wondere kunstmiddel om ook hemelsche klanken op te vangen en te verstaan, is door de zonde aangetast. Door dezelfde poort, waardoor de Heere de stad - menschenziel binnenkwam, ging de zonde tot hem in. Hij, die het oor plantte, moet klagen : „Ooren hebben ze, maar ze hooren niet." Door de zonde is de mensch geestelijk doof geworden voor de stem des hemels. Als de Heere klaagliederen laat zingen voor de ooren der menschen, dan weenen ze niet. Laat de Heere op de fluit spelen, dan dansen ze niet.

Toegesloten zijn de ooren van nature voor de donders van Gods heilige Wet !

Toegesloten zijn die zelfde ooren voor de lokstem des Evangelies !

De zonde heeft wat teweeg gebracht! Heel den mensch heeft ze ontredderd tot in zijn hooren toe !

En daarom moeten de ooren van Aaron en zijne zonen, van de priesters des volks, worden gereinigd en geheiligd door het bloed van een geslachten ram.

En juist dit is het, wat ook zij behoeven. Mijne schapen hooren mijne stem, zegt de Heiland. De stem des vreemden kennen ze niet.

Dat ze weer ooren krijgen om te hooren naar die stem, komt enkel van de reinigende kracht van het bloed van Jezus Christus. Rijke beteekenis heeft het daarom ook voor de Gemeente des Nieuwen Verbonds, dat we lezen, dat men zou nemen van het bloed van een geslachten ram en dat te doen op het rechteroorlapje van Aaron en diens zonen. Alleen als dat oor draagt het merkteeken des bloeds, is de weg vrij gemaakt voor het Woord des Heeren om binnen te dringen in de stad menschenziel en om in te dringen tot in het hart des menschen. Dan begint de fluisterstem der zonde hare bekoring te verliezen ! Zonder inwerking der goddelijke genade is er geen geopend oor en geen opmerkzaam hart voor wat de Heere tot ons te zeggen heeft.

Daarom zingt Gods kind en Kerk nog : „Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort."

Wien de Heere in Christus nadert, die buigt zich in het stof, die slaat zich op de borst en bidt de tollenaarsbede : „O, God ! wees mij zondaar genadig."

Hoe kwam bet , dat een zelfde woord vroeger zoo dikwijls gehoord, en dat toch nooit tevoren het hart roerde en arbeid der ziele gaf, opeens ontdekkend licht deed opgaan over ons diep bederf en hel verlichtte de duisternis van ons donker zielsbestaan voor God ?

Hoe kwam hêt, dat liefelijke beloften, welker woorden van jongsaf waren gekend, opeens hare beteekenis ontvingen voor het neergebogen hart ? Vanwaar kwam het, dat zij het hart vervulden, vol maakten van speelliederen binnen al zijne frontieren ?

De Heere raakte het oor aan met het merkteeken des bloeds !

Dan wordt het oor toegesloten voor de vleistem der zonde, toegesloten voor de lastering, van 's Heeren Naam, toegesloten voor vuile redenen en voor kwade samensprekingen, geopend voor alles wat liefelijk is en wel luidt. Daar zijn wat een klanken, welke in het rond vliegen en den Heere aanranden in Zijne eer. Als een vloedgolf rollen ze voort over de aarde.

Er zijn ook andere klanken. Daar is de klank van het Hosanna-roepen voor Jezus. Wiens oor draagt het merkteeken van het reinigend bloed, dien gaat het er om die klanken op te vangen en bovenal om 's Heeren stem te mogen vernemen. Ze leggen het oor te luisteren in het gebed, te luisteren in de prediking des Woords en ze zeggen tot zichzelf:

Merk op mijn ziel, wat antwoord God u geeft. Hij spreekt gewis tot elk, die voor Hem leeft."

Ze vragen : „Heere, spreek slechts één woord." Ze belijden het, dat ze van nature nooit iets anders zijn dan doove adders. (Psalm 58). Ze weten, dat het waarheid is, dat ze wel geloof schenken aan het woord van hem, die een leugenaar is van den beginne en dat ze in twijfel trekken het woord van Hem, die alleen zeggen kon : „Ik ben de weg, de waarheid en het leven."

Nadert de Heere in Christus Jezus een ziel in de lezing van Zijn Woord of in de prediking daarvan, dan wordt de uitgezette wacht der hel aan de oorpoort op de vlucht gedreven. Dan heeft de duivel niets in te brengen. Dan vindt de wereld niet langer gehoor. Dan heeft de zonde niets te zeggen. Dan houdt de hemel wacht aan den ingang der ziel. Dan is de weg vrij voor God en Zijn Woord, vrij alleen door het bloed des Lams.

Welzalig, dien Gij hebt verkoren. Dien G' uit al 't aardsch gedruisch Doet naad'ren en Uw heilstem hooren, Ja, wonen in Uw huis.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1921

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1921

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's